Is het eigendomsrecht een probleem op internet? #VrijMoReFi

internetrechtHeel lang geleden, toen bits nog van hout waren, kwam hackervereniging Hack-Tic met De Digitale Stad. DDS streefde naar een laagdrempelig internet met toegang voor iedereen. De opzet was die van een stad: je bezocht cafés om te kletsen of een bibliotheek om wat te lezen, op pleinen ging je met elkaar in discussie en bij het postkantoor ontving en verzond je digitale post. Een hele logische analogie om het concept ‘internet’ te verkopen. De analogie zie je nog steeds terugkomen bij allerlei internet(recht-)discussies: internet is een openbare ruimte of een global village. Alleen met een belangrijk verschil: internet is vrijwel volledig in private handen, in tegenstelling tot de meeste steden. Wat doet dat met het recht?

Recht reguleert in principe alle interacties in de samenleving. Juristen maken dan onderscheid tussen het recht tussen burgers onderling (het civiel of burgerlijk recht) en het recht tussen burger en overheid (bestuursrecht en strafrecht). Een belangrijk deel daarvan is het reguleren van eigendom en wat anderen daarmee mogen. Eigendom is het meest veelomvattende recht dat mensen op zaken kunnen uitoefenen, zo staat in de wet. En dat recht gaat heel ver: je hoeft niets te tolereren met je eigendom, en je hoeft geen reden op te geven waarom niet. Je mag niet voetballen in mijn tuin, gewoon omdat het mijn tuin is. Ksst. Ga weg.

Daarnaast is er de openbare ruimte. Die is van ons allemaal, en de regels die daarvoor gelden zijn die van de overheid. Verkeersregels bijvoorbeeld, maar ook regels over privacy, vrijheid van meningsuiting en gewoon fatsoenlijk gedrag. Allemaal met als doel te zorgen dat we allemaal in die openbare ruimte kunnen zijn met een minimum aan overlast voor elkaar. In de gewone wereld is er natuurlijk veel eigendom – huizen, bedrijfspanden, winkels, ga zo maar door. Maar in de basis is dat allemaal aangesloten op de openbare ruimte. Zonder al te zeer je best te doen, kun je heel lang in uitsluitend openbare ruimte verkeren.

Vroeger had je nog wel het concept van de company town, een dorp dat in eigendom was van een bedrijf. Meestal omdat alle bewoners werkten bij dat bedrijf, en het bedrijf dan als vanzelf ook zorgde voor aanvullende faciliteiten zoals een supermarkt, scholen, kerkgebouwen of recreatie. Volgens mij hebben we dat in Nederland nooit gehad; verder dan het Philipsdorp dat na 1910 in Eindhoven werd gebouwd voor de vele nieuwe werknemers van de gloeilampenfabriek, kom ik niet.

Bedrijfsdorpen waren controversieel omdat een bedrijf ineens gigantische macht krijgt over haar personeel. Om eens wat te noemen: je kunt de huur (inclusief verhoging) gewoon inhouden van mensen hun loon, of je betaalt het loon uit in natura in je café of met bonnen voor je eigen supermarkt. En je kunt mensen aanspreken op onfatsoenlijk of onzedelijk gedrag bij hen thuis, met als machtsmiddel dat je wordt ontslagen op je werk. Natuurlijk, een verhuurder heeft tot op zekere hoogte óók die macht, maar het is voor mensen vaak iets makkelijker om een ander huis te vinden als ze hun werk behouden.

Internet doet me denken aan zo’n bedrijfsdorp, maar dan op nóg grotere schaal. Neem Facebook: je kunt er alles dat je ‘gewoon’ op internet ook kunt, alleen is alles uiteindelijk onder controle en toezicht van één bedrijf. Maar zij zijn natuurlijk niet de enige: eigenlijk is elk forum, elke sociale netwerksite, misschien wel elke website een bedrijfsdorp.

Of is dat overdreven? Een café op de hoek heeft ook huisregels, maar dat noemen we dan nog geen eh cafédorp. Dat zit hem er denk ik in dat er concurrentie is, je kunt naar een ander café. Je gaat niet zomaar naar een andere stad, zeker niet als je dan óók van werkgever moet veranderen. En de arbeidsovereenkomst met zo’n internetbedrijfsdorp is dan het netwerkeffect, waar ik in de vrijmorefi eind maart over schreef. Je kunt niet weg omdat je afhankelijk bent van die plek voor de contacten met anderen.

Waarom is dat erg trouwens, een bedrijfsdorp? Volgens mij zit dat hem in de afhankelijkheidsrelatie die je hebt met een werkgever/verhuurder/supermarktbaas/dominee. Je hele leven staat onder toezicht en controle en op elk punt van je leven kun je door iemand met macht worden aangesproken. Of straf opgelegd krijgen: boete ingehouden op je salaris, teruggezet in functie, privileges ontzegd krijgen of ontslag (en dus verbanning).

Het lijkt de staat wel. Ook daar sta je eigenlijk altijd onder toezicht, en je kunt altijd worden aangesproken door oom agent of tante handhaver. Klopt, maar een verschil is dat de overheid dat doet (althans, zou moeten doen) vanuit het algemeen belang. Als er bijvoorbeeld verkiezingen komen, zorgt de overheid er voor dat iedere partij posters kan aanplakken en kan flyeren in de openbare ruimte. Een werkgever, of meer algemeen de eigenaar van een gebouw of grond, hoeft dat niet. Die kan geplak en geflyer verbieden, of alleen zijn favoriete partij daar ruimte voor geven.

Dat vinden we prima, want er is altijd wel een stuk openbare ruimte te vinden waarin je als concurrerende partij wél jezelf kunt uiten. In een normaal dorp dan – op internet valt dat niet mee. (Wie kent er een blogruimte of forum gehost door een nationale of lokale overheid?) Internet is immers (vrijwel) altijd privaat eigendom, dus je hebt je altijd te houden aan de regels van de eigenaar. Op Facebook is bloot ongewenst. Bij Geenstijl mag je geen privégegevens posten en op weer een ander forum krijg je een ban als je het beheer afzeikt.

Het is die eenzijdigheid die volgens mij het fundamentele probleem is bij bedrijfsdorpen. Je moet leven volgens de moraal van een ander, en je moet diens regels volgen ook al wil jij een andere kant op. Uit het (gewone) recht hebben we die regels vrijwel allemaal geschrapt. Je kunt aardig immoreel en asociaal leven als je wilt. Maar op internet moet je goed zoeken om dáárvoor een plekje te vinden. Wordt het niet eens tijd om dáár wat aan te doen? Om de neutrale regels van de openbare ruimte ook te laten gelden voor internet?

Arnoud

21 reacties

  1. In de textiel industrie kwam het in ieder geval voor dat ze de verhuurder zijn bij naast de werkgever. Voor sites boven een bepaalde omvang zouden wel meer regels mogen gelden, voor de kleinere sites lijkt mij dat ongewenst. Wel moeten eventuele regels Europees geregeld worden (of op wereld schaal) en van toepassing zijn op alle sites met een bepaald aantal Europese bezoekers.

  2. Het probleem zit niet in het internet zelf, maar in al die eilanden op het internet waar iemand het monopolie vormt. Het internet zelf is een redelijk open netwerk, dat niet veel mogelijkheden heeft voor organisaties om het gedrag van gebruikers te beperken. De belangrijkste knelpunten van het internet zelf zijn wel de toewijzing van IP-adressen en domeinnamen, en regionale monopolies/oligopolies van internetproviders. De macht van IP-adres-toewijzing wordt beperkt door de mogelijkheid om IP-adressen te “onderverhuren” aan derden (en in de toekomst door het aantal adressen in IPv6); domeinnamen zouden in de toekomst vervangen kunnen worden door zoiets als Namecoin (decentraal, gegarandeerd first-come-first-serve policy), en internetproviders worden in Nederland in toom gehouden door de overheid (bijv. OPTA en mededingingsautoriteit).

    In vind Facebook nog wel het meest bizarre voorbeeld. Ik heb zelf nooit Facebook gehad, dus ik kan er niet echt over oordelen, maar wat kan je nou op Facebook wat je niet op het grotere, decentrale internet kan? Waarom zouden mensen zich onderwerpen aan de macht van zo’n partij?

    Wat mij betreft is dit de “roadmap to freedom”:

    • Alles moet de-centrale alternatieven hebben. Van alle software moet er een open source implementatie zijn, voor alle netwerken moet er een distributed versie zijn. Windows -> Linux, Facebook -> Diaspora, Euro/Dollar + banken -> Bitcoin + block chains en Lightning netwerk, Overheid -> ???. De-centralize everything!

    • De de-centrale alternatieven moeten zo goed (performance, gebruiksvriendelijkheid) zijn dat ze kunnen concurreren met centrale alternatieven.

    • Mensen moeten bewust worden gemaakt van de gevaren van centrale systemen. Dit is makkelijker naarmate de beheerders van die systemen meer misbruik maken van hun machtspositie. Ik zie dit niet als een argument om ze aan te zetten tot machtsmisbruik, omdat je daarmee een stukje morele integriteit verliest, maar als ze het uit zichzelf doen, dan schept dat mogelijkheden.

    • De macht van centrale systemen (het netwerk-effect) moet gebroken worden. Misschien kan dit door de machthebbers tegen elkaar op te zetten. Overheden zouden open standaarden en interoperabiliteit af kunnen dwingen; multinationals zouden elkaar dwars kunnen zitten door de-centrale alternatieven voor producten van hun concurrenten te steunen. Het gevaar bestaat dat je een groter monster creëert om/door een ander monster te verslaan; de laatst overgebleven moloch is waarschijnlijk de lastigste om te verslaan. Consolidatie (bijv. samenwerking/koppeling tussen overheden en multinationals) is een gevaar, en vergroot hun netwerk-effect.

    • Op de lange termijn kunnen centrale systemen irrelevant gemaakt worden door snellere innovatie in de-centrale systemen. Innovatie in de-centrale systemen is “permissionless”: je hebt niemands toestemming nodig om verbeteringen toe te kunnen passen. Dit heeft het kapitalisme een voordeel gegeven t.o.v. het communisme, en geeft andere de-centrale systemen ook een voordeel. Linux is dominant over windows op alle systemen behalve op de desktop; de desktop is de enige omgeving waar windows functioneert zonder dat de windows-ontwikkelaars daarvoor innovatief hebben te hoeven zijn.

    Ik denk niet dat deze strijd ooit over zal zijn. De meeste innovatie lijkt plaats te vinden doordat iemand, met venture capital, een gecentraliseerd systeem bouwt bovenop een decentraal systeem. Google’s Android-distributie bouwt bovenop Linux en AOSP; Facebook bouwt bovenop het internet. Daarmee steunen ze de onderliggende de-centrale basis, maar creëren ze tegelijk een probleem op de nieuwe laag. Ik weet niet hoe we dit structureel op kunnen lossen.

  3. Fabrieksdorpen waren in de 19e en begin 20e eeuw heel gebruikelijk. Uiteindelijk zijn ze weggeconcurreerd door overheidsingrijpen: de Woningwet 1901 stelt kwaliteitseisen aan huisvesting, geeft aan gemeenten de opdracht om te zorgen voor voldoende huisvesting, en schept een kader voor woningbouwvereningen of -stichtingen.

    Overigens vind ik het woord fabrieksdorpen wat misleidend. Ik denk dat het beter is om ze fabriekswijken te noemen: vaak ging het om hoogstens enkele tientallen woningen.

  4. Je kunt aardig immoreel en asociaal leven als je wilt. Maar op internet moet je goed zoeken om dáárvoor een plekje te vinden. Wordt het niet eens tijd om dáár wat aan te doen?

    Op internet is het allemaal nog net even minder tastbaar dan irl. Mensen maken misbruik van hun anonimiteit. Ik zie niet zomaar een oplossing, hoewel ik het eens ben als je zegt dat iedere dienst, website, forum, etc… je beperkt met allerlei regels die soms veel te ver gaan en vaak biased zijn en niet consequent toegepast worden. Als antwoord daarop zijn er initiatieven als tor. Een heel goed initiatief, maar ook weer misbruikt voor criminele activiteiten als drugs- en wapenhandel. Ik denk zeker dat een mens een bepaald kader nodig heeft waarbinnen hij moet blijven. Hoe dat vormgegeven moet worden voor een medium als internet?? Wat ik wel weet is dat extremen aan beide kanten niet goed zijn: Volledige controle via big data is niet goed, een volledige anarchistische vrijplaats is ook niet goed…. Waar gaan we de grens trekken?

    1. Waar de grens moet liggen is een subjectieve keuze, en subjectieve keuzes kunnen het beste door individuen voor zichzelf worden bepaald. Ik denk dus niet dat “we” (collectief) een grens moeten trekken, maar dat ieder voor zich een grens moet trekken, en dat iedereen ook in staat gesteld moet worden om voor zichzelf zo’n grens te trekken. Zoiets als “jij mag best een anarchistische vrijplaats hebben, als ik maar niet te maken krijg van alle smerigheid van die vrijplaats”. Of “Jij mag best een walled garden hebben, als die maar niet mijn vrijheden aantast”. Iedereen moet zijn eigen privé-domein hebben, onder eigen beheer, zonder lastig gevallen te worden door anderen.

      Hoe dat vormgegeven moet worden? Ik heb ook niet alle antwoorden. Ik denk wel dat we een groot gebrek aan privacy hebben op het internet, en dat we daardoor te vaak in elkaars vaarwater zitten.

  5. Over die “company towns”

    In Zuid-Limburg (en dan vooral in de Oostelijke Mijnstreek rond Heerlen en Kerkrade) werden in de vorige eeuw hele woonwijken gebouwd door de steenkolenmijnbedrijven. Deze wijken werden kolonieën genoemd (met de klemtoon op de ie, vandaar de afwijkende spelling) en waren enkel bedoeld voor mijnwerkers.

    Een ander voorbeeld is het gevangenis-dorp Veenhuizen, waar ook alleen maar werknemers van de gevangenissen woonden. Kreeg je een nieuwe baan, dan moest je het huis verlaten. Daarbij was het ook zo dat de grootte en luxe van het huis van een werknemer afhankelijk was van zijn rang. Als je promoveerde kreeg je dus ook een groter huis (met meer ramen en bijvoorbeeld een binnentoilet).

    1. Kleinschaliger, maar door hun aantal misschien nog omvangrijker:

      • inwonend huishoudelijk personeel

      • personeel bij buitenplaatsen dat gehuisvest werd op het terrein van de buitenplaats

      • knechten en meiden die inwoonden op een boerderij of in een huisje op het erf.

  6. Een bedrijfsdorp/wijk als commerciële vrijplaats waar het bedrijf regeert? Volgens mij gaat de analogie enigzins mank. In zo’n dorp was de wet toch gewoon toepasselijk? De afhankelijkheid van de werkgever bestond toch vooral uit een monopolie op het gebied van huisvesting en andere dienstverlening. Dat sommige werkgevers daar misbruik van maken is natuurlijk fout en leidde tot wantoestanden. Dat de wetgeving achterloopt op de technologie is een fact of life. Dat we de Amerikaanse waarden en normen krijgen opgedrongen door het Amerikaanse oligopolie op internet is ook evident. Het lijkt er voor mij vooral op dat de politieke wil en/of daadkracht ontbreekt om onze eigen waarden en normen boven de commerciële belangen van de Amerikaanse internetgiganten te plaatsen. De berichtgeving over ttip vanochtend lijken dat beeld te ondersteunen.

    1. Natuurlijk geldt de wet, maar de wet laat grote gaten vallen waar bedrijven in kunnen springen. Dat was zo ten tijde van de bedrijfsdorpen: niets verbood een werkgever loon te betalen in de vorm van bonnen voor zijn eigen supermarkt, of om als huurvoorwaarde op te nemen dat je werknemer moest zijn en je moest gedragen conform de zedelijke normen zoals van tijd tot tijd gedicteerd door werkgever. En dat is nu zo ten tijde van Facebook et cetera: je apps moeten voldoen aan de eisen van het bedrijf, wie ‘abuse’ pleegt, ligt eruit zonder wederhoor en geld terug om welke reden dan ook, moehaha.

    2. Binnen het wettelijke kader heb je nog steeds heel veel vrijheid om een wijk of community in te richten. Daarmee kan je heel erg sturend zijn voor hoe men zich zal gedragen. Als jij het dorp zo inricht dat het zo goed als onmogelijk is je met de auto te verplaatsen, maar ontzettend makkelijk met de fiets, dan zal bijna iedereen gaan fietsen.

      Nu met Facebook en Google is dat alleen nog sturender geworden. Foto’s laten zien van kunst met blote borsten kan natuurlijk niet volgens de Amerikaanse normen en waarden, dus die worden door goedkope krachten razendsnel weggejorist.

  7. “Je kunt aardig immoreel en asociaal leven als je wilt. Maar op internet moet je goed zoeken om dáárvoor een plekje te vinden.” Tekent de tolerantie door de overheid van immoreel en asociaal gedrag niet juist het failliet van de overheid en de kunde van private partijen om dit soort zaken juist goed te regelen? Als mensen Feesboek als een soort overheid zien, dan gaat het mis, maar als je een beetje nadenkt en je contacten daarnaast zelf beheert, dan heeft ook Feesboek het nakijken, wanneer ze door al te rigide regels de gebruikers verjagen.

  8. Net als dat je er voor kunt kiezen om in het cafe een biertje te drinken en je te houden aan de regels van de uitbater of thuis op de bank in je eigen huis, kun je op internet er ook voor kiezen om je te conformeren aan de regels van een ander op hun plekje op internet, of je eigen plekje maken met jouw eigen regels.

    Dat is nu juist het mooie. Je zit niet vast aan 1 ding. Je kunt kiezen om voor bepaalde zaken gebruik te maken van A met de regels van A, en als je iets anders wilt doen dat niet past binnen A naar B te gaan, en voor weer iets anders naar C. Los van elkaar of allemaal tegelijkertijd. Het internet is niet of/of maar en/en. Er is altijd wel een plek met jouw interesses en overtuigingen.

    Het gevaar is juist niet in wat het artikel staat, maar juist het grote voordeel dat iedereen zijn eigen plekje kan vinden, hoe bizar of vreemd dan ook. Het gevaar daarin is dat eigen mening en overtuiging versterkt wordt een groep van gelijkgezinden en dat door gebrek aan alternatieve meningen en overtuigingen men minder flexibel wordt en minder geneigd is andere en afwijkende meningen te accepteren. Een positieve feedback-loop. Dit resulteert is minder tolerantie tov anderen en steeds meer extreme meningen en overtuigingen. Dit is nu al vaak een probleem, en wordt alleen maar erger.

    1. Nee, nee en nogmaals nee. Je hebt op internet geen keuze meer, daar gaat het om. Om je vergelijking door te trekken: het is alsof er nog maar een grote kroeg over is in de stad, met misschien een paar kleintjes aan de rand van de stad.

      Het kan best zijn dat die kleintjes veel minder regels hebben en je daar alles mag zeggen wat je wilt. Maar als je daar bent wordt je alleen gehoord door de die-hards, de anarchisten, de communisten, de mensen die geen doorsnee mening hebben. Als gemiddelde burger wil je daarmee niet geassocieerd worden.

      Maar die mening van die buitenstaanders zul je absoluut niet horen in het grote centrale stadscafe. Is dat illegaal? nee. Is dat problematisch? Voor een democratische maatschappij die recht van meningsuiting voorstaat, jazeker.

      1. Oh? Ik kies er anders voor om geen Facebook of WhatsApp te gebruiken en er is niets, maar dan ook niets wat ik niet kan doen of waar ik perse Facebook voor nodig heb. Ik heb geen probleem met communicatie, contact met vrienden of andere zaken en begeef me niet uitsluitend tussen de ‘die-hards, de anarchisten, de communisten, de mensen die geen doorsnee mening hebben’. Niet dat de gemiddelde burger op Facebook zo’n genuanceerde en gebalanceerde mening heeft, maar dat is een andere discussie. Eentje die precies past in mijn punt: zelf-versterkende opinies door kliek-gedrag en gebrek aan blootstelling aan alternatieve denkwijzen en meningen. Iets wat het concept Facebook juist ook bevorderd.

        Op dit moment wordt je op geen enkele manier gehinderd in je communicatie of mogelijkheden zonder Facebook of WhatsApp. Mogelijk in de toekomst wel, maar nu zeer zeker niet. Het is pure onzin om dat zo te stellen, en door dat te doen en er dan maar in mee te gaan, help je alleen maar om op dat punt te komen.

        Het feit dat het internet-dorp een grote en bekende discotheek heeft waar veel mensen naar toe gaan wil nog niet zeggen dat alle kroegen inmiddels dood gebloed zijn en je nergens anders meer kunt dansen of drinken.

        1. Het is inderdaad mogelijk met wat moeite om je compleet af te sluiten voor Facebook en WhatsApp. Als je de juiste leeftijd en/of vrienden met vergelijkbare instellingen hebt kost je dat nog minder moeite. Maar je compleet afsluiten voor Google is niet meer mogelijk. Nu heeft Google nog geen blijk gegeven van actief uitingen te sturen, maar dat zouden ze zo kunnen doen.

          Voor de huidige tieners en twintigers is het bijna niet mogelijk om zich af te sluiten van Facebook, WhatsApp of SnapChat. We kunnen heel hooghartig gaan zitten doen dat ze dat maar moeten leren, maar ondertussen worden hun normen en waarden gevormd door een systeem waar wij geen invloed meer op hebben.

Geef een reactie

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren, <UL>/<OL> voor lijsten, en <em> en <strong> voor italics en vet.