YouTube opgedragen informatie over kijkers bepaalde video’s te verstrekken

De Amerikaanse autoriteiten hebben Google via verschillende gerechtelijke bevelen opgedragen om informatie te verstreken over kijkers van bepaalde YouTube-video’s. Dat las ik bij Security.nl. Dit was weliswaar in het kader van de opsporing van één concrete verdachte, maar het doet toch bepaald griezelig aan.

Het bevel bleek gegeven in de context van een opsporing van een verdachte die wordt verdacht van witwassen door bitcoin voor contant geld te verkopen:

Begin januari stuurden undercoveragenten de verdachte een link naar verschillende YouTube-video’s. Vervolgens vroegen ze Google informatie over wie de betreffende video’s had bekeken. Die waren inmiddels al meer dan dertigduizend keer vertoond. Als onderdeel van het gerechtelijk bevel moet Google de namen, adresgegevens, telefoonnummers en alle gebruikersactiviteit van alle Google-accountgebruikers verstrekken die de YouTube-video’s tussen 1 en 8 januari hebben gezien. Daarnaast wil de Amerikaanse overheid ook de ip-adressen van mensen die niet met een Google-account op YouTube waren ingelogd en de video’s hebben bekeken.
Het idee zal dan zijn dat wie al die video’s kort achter elkaar had bekeken, dat had gedaan via de gestuurde links, wat het waarschijnlijker maakt dat dit de verdachte was. En omdat je dan diens IP adres hebt, is fysiek opsporen en ondervragen dan een mogelijke volgende stap.

Aardig bedacht, maar de videos waren natuurlijk ondertussen bekeken door dertigduizend mensen en de kans op vals positieven is daardoor reëel. Nog even los van “hoezo mag de politie vragen welke video’s ik kijk”, de term fishing expedition komt direct in mij op.

In Nederland kan de politie bij verdenking van een misdrijf IP-adressen en dergelijke vorderen. Het moet dan alleen wel gaan om de gegevens van de vermoedelijke verdachte. De vraag zoals hier gegeven “welke personen bekeken tussen 1 en 2 maart deze video” is niet geschikt voor zo’n vordering.

Arnoud

 

 

Iedereen zei “huh”: Europees Hof: wet vingerafdrukken afstaan paspoort ongeldig, geen gevolgen

Het Europese Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de wet dat burgers vingerafdrukken moeten toestaan voor identiteitsbewijzen ongeldig is. Dat las ik bij Tweakers. Toch geldt de wet nog steeds, tot een betere wet eind 2026 ingaat. Dit riep vele vragen op, dus laten we even kijken wat hier nu precies aan de hand was.

In 2019 is een Europese Verordening (2019/1157) aangenomen. Deze betrof “de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten”, en bevatte een bepaling over vingerafdrukken (artikel 3 lid 5):

De identiteitskaart bevat een opslagmedium dat aan de hoogste veiligheidseisen voldoet en dat een gezichtsopname en twee vingerafdrukbeelden van de houder van de kaart bevat, in een digitaal formaat.
Iedereen die zo’n kaart kreeg, was verplicht diens vingerafdrukken af te geven (behalve kinderen onder 6 en mensen bij wie dat fysiek onmogelijk was).

In 2021 moest iemand in Duitsland (Wiesbaden) een nieuwe ID-kaart, maar hij wilde echter niet dat de nieuwe kaart zijn vingerafdrukken zou bevatten. De gemeente zag dat anders: in de wet staat dat dat moet, en hij viel niet onder de uitzonderingen.

Daarop stapte de man naar de rechter. Hij had daarbij zowel inhoudelijke als formele argumenten. De inhoudelijke spreken voor zich, maar de formele hebben wat meer uitleg nodig. Er zijn in de EU verschillende routes om tot een bindende wet te komen. Welke route te nemen, hangt af van het onderwerp en het doel van de regeling. Een regel over consumentenrecht gaat via een heel andere route dan een maatregel ter beveiliging van de gemeenschappelijke grenzen, bijvoorbeeld.

Regels over “reisdocumenten” kunnen worden ingevoerd via artikel 21, lid 2 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU (VWEU), dat voorschrijft dat de “gewone wetgevingsprocedure” wordt gebruikt. Maar in artikel 77(3) VWEU staan regels over “paspoorten, identiteitskaarten, verblijfsvergunningen en daarmee gelijkgestelde documenten”, maar die mogen alleen ingevoerd worden via “een bijzondere wetgevingsprocedure”.

Bent u daar nog? In gewone taal: niet Parlement en Raad hadden moeten stemmen (en met 50%+1 stem meerderheid aannemen) over deze wet, maar alleen de Raad (en met unanimiteit) na ‘raadplegen’ van het Parlement. Oftewel, verkeerde regel toegepast bij invoering, en ja dat maakt een wet ongeldig.

Het Hof toetst ook inhoudelijk de bezwaren op grond van AVG en bescherming van persoonlijke levenssfeer, maar concludeert dat deze regeling door de beugel kan. Ook de burger heeft er belang bij dat identiteitskaarten moeilijker na te maken zijn, en twee vingerafdrukken er op zetten helpt daarbij. En omdat de wet de hoogste beveiliging eist én hergebruik verbiedt, is het restrisico op misbruik aanvaardbaar.

In deze situatie vindt het Hof het een té zware maatregel om per direct de wet buiten werking te stellen. Dit zou de beveiliging van identiteitskaarten immers weer omlaag halen, en verplichten dat gemeenten zulke kaarten zonder biometrie gaan afgeven, terwijl daar geen inhoudelijke reden (zoals privacyschending) voor is.

En als je dan meeneemt dat er in 2026 sowieso een nieuwe Verordening hierover komt die ook vingerafdrukken eist, dan zou dat allemaal wel heel veel gedoe zijn. Daarom mag deze wet toch van kracht blijven.

Arnoud

 

 

Wat zou de toegevoegde waarde zijn van een minister van Digitale Zaken?

Een minister voor Digitale Zaken heeft alleen zin als deze minstens evenveel doorzettingsmacht krijgt als de minister van Financiën. Dat las ik in een opinie bij iBestuur van de bekende Bert Hubert. Toevallig kreeg ik ook een aantal vragen hierover, dus laten we eens breder kijken: wat zou het toevoegen, een speciale minister over dit onderwerp?

Het onderwerp lijkt op de agenda te zijn gezet na onder meer een oproep aan informateur Plasterk van het Adviescollege ICT-toetsing. Ik ken de oproep voor een minister van ICT of minister van digitale zaken al langer (zoals deze oproep uit 2000). De onderliggende motivatie is hetzelfde: ICT is enorm belangrijk, er moet expertise en sturing komen dus een gezaghebbende autoriteit op ministerieel niveau is dan nodig.

Mijn voornaamste bezwaar is dat ICT niet een apart ‘ding’ is, zoals Defensie los staat van Infrastructuur en Waterstaat bijvoorbeeld. ICT wordt overal gebruikt, en expertise daarover moet dus overal aanwezig zijn.

In de oproep wordt nader gemotiveerd wat de taak van zo’n minister zou moeten zijn:

De minister voert rijksbreed de regie over versterking van de digitale capaciteiten van de overheid. Dit kan bijvoorbeeld door het CIO-stelsel verder te ontwikkelen, samenwerking tussen verschillende overheden te stimuleren, kaders te stellen voor ICT-projecten, het lerend vermogen van de overheid aan te jagen en kwaliteits- en financieringsnormen aan te reiken voor het onderhoud en beheer van ICT-infrastructuur.
Interoperabiliteit (technische samenwerking) en coördinatie van werkzaamheden is zeker van belang, en een stevig sturend iemand kan daar zeker het verschil maken. Dat weten we uit alle mogelijke standaardisatiegroepen. Elk ministerie heeft al een Chief Information Officer (CIO), met bindende bevoegdheden. Dat zou al een heel eind moeten helpen, al lijkt dat nog wat tegen te vallen hier en daar.

Hubert ziet één mogelijke oplossing:

Een minister van Digitale Zaken kan helpen, maar die moet dan wel evenveel macht hebben als de minister van Financiën. Misschien is het zelfs wel een idee de digitale minister bij dat ministerie onder te brengen, want ze zijn daar al gewend om iedereen stevig achter de broek te zitten.
Want inderdaad, als er één ding is waar alle ministeries naar luisteren dan is het wel naar Financiën. Gevoelsmatig vind ik ict niet hetzelfde als het financiële, maar organisatorisch zie ik wel hoe dat zou kunnen werken. Al blijf ik zitten met “MinFin is streng, dus als we de MinICT daar stoppen dan zal deze ook als streng worden ervaren”, wat geen vanzelfsprekendheid is.

Arnoud

Europese Commissie gaat AI-inzet van grote platforms aanpakken

assorted electric cables
Photo by John Barkiple on Unsplash

De Commissie heeft op grond van de Digital Services Act (DSA) formeel verzoeken om informatie gestuurd naar de grote online zoekmachines en platforms, las ik in hun persbericht van vorige week. Het gaat om uitleg over hoe zij omgaan met de risico’s van generatieve AI, zoals zogenaamde ‘hallucinaties’ waarbij AI valse informatie verstrekt, de virale verspreiding van deepfakes, evenals de geautomatiseerde manipulatie van diensten dat kan kiezers misleiden.

Het is natuurlijk dat laatste dat de directe aanleiding is: de verkiezingen van het Europees Parlement komen eraan, en de vorige keer was er nogal wat ophef over politieke disinformatie op online platforms. Ook het Cambridge Analytica-schandaal heeft veel zorgen gegeven, met name de vraag of met microtargeting mensen gericht zouden kunnen worden beïnvloed (en AI maakt dat massaal mogelijk).

Nergens in de DSA staat expliciet dat je AI hallucinaties, deepfakes of manipulatie van kiezers moet bestrijden. Dit volgt uit de algemene zorgplicht tegen “systeemrisico’s”, brede maatschappelijke risico’s die jij als zeer groot platform (VLOP) of zeer grote zoekmachine (VLOS) veroorzaakt door zo massaal mensen en bots dingen te laten posten.

De organisaties hebben tot 5 april gekregen om te reageren voor wat betreft de verkiezingen, en tot 26 april voor de overige vragen. Toevallig zie ik al een eerste maatregel: YouTube krijgt label als video generatieve AI bevat.

Arnoud

Hoge Raad oordeelt dat website geen geautomatiseerd werk is

Een man uit Tiel die voor het inbreken op de website van een Haagse huisartsenpost was aangeklaagd is in hoger beroep terecht door het gerechtshof Den Haag vrijgesproken, omdat een website geen geautomatiseerd werk is. Dat las ik bij Security.nl vorige week. De Hoge Raad verwierp met dat argument de door het OM ingestelde cassatie tegen dat arrest. En ik erger me er dood aan.

Zoals ik in 2022 blogde bij het arrest:

Na een veroordeling in eerste instantie ging de man in hoger beroep. En daar werd hij vrijgesproken vanwege de semantische discussie dat een website geen “geautomatiseerd werk” is zoals de wet dat bedoelt, namelijk “een inrichting die bestemd is om langs elektronische weg gegevens op te slaan, te verwerken en over te dragen”.
Een website is immers niet meer dan een verzameling software en data, en een “inrichting” is een fysiek ding. Zoals mijn oude prof aan de TU altijd zei: hardware is het deel dat wél pijn doet als het op je voet valt.

Ik meende destijds dat de HR een website wél een inrichting vond, afgaande op een arrest over ddos-aanvallen, waarin men “website” zo las dat “onderliggende serverhardware en netwerkinfrastructuur” er gewoon bij hoorde.

Men ziet het echter anders:

Het hof heeft de vermelding “de website van [A]” opgevat als de aanduiding in de tenlastelegging van het geautomatiseerde werk dat is binnengedrongen of waarvan een gedeelte is binnengedrongen. Daarbij heeft het hof overwogen dat die website als zodanig “feitelijk slechts bestaat uit een samenstel van gegevens, geen fysieke vorm heeft en derhalve het karakter van ‘inrichting’ ontbeert”. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken omdat – in cassatie niet bestreden – een dergelijke website op zichzelf niet als een geautomatiseerd werk kan worden aangemerkt.
Op zich niet heel raar, als je constateert dat met “website” wordt bedoeld “alleen de software en data” dan moet de conclusie zijn dat er dus niet gezegd is dat men in de “inrichting” (de hardware) is binnengedrongen.

Blijft over het argument dat je bij “website” in het gewone spraakgebruik de hardware meeleest. Maar dat gaat niet op:

De onder 2.6.1 weergegeven uitleg die het hof heeft gegeven aan de tenlastelegging en het daarin voorkomende begrip “een (gedeelte van) een geautomatiseerd werk”, welk werk bestond uit “de website van [A]” is, mede in het licht van wat onder 2.5 is vooropgesteld en het ontbreken van een concrete aanduiding op welke daar bedoelde inrichting de tenlastelegging ziet, niet onverenigbaar met de bewoordingen van de tenlastelegging en moet in cassatie worden geëerbiedigd.
Het is kennelijk onder juristen nog niet aanvaard dat als je zegt “website” dat je dan bedoelt “oftewel de daar onder liggende servers”. Dat moet je er dus bij zetten (zoals Michael Berndsen destijds betoogde). Alleen deed het Hof Den Haag daar in 2020 ook weer moeilijk over, omdat de server meestal van iemand anders is dan de website:
Dat geldt eveneens ten aanzien van het tweede en derde gedachtestreepje, aangezien de webserver en/of het netwerk en/of de computer(s)(systemen) achter het Facebook-account waarop de verdachte trachtte in te loggen niet toebehoren aan [slachtoffer 2]. Het tweede en het derde gedachtestreepje uit de tenlastelegging kunnen naar het oordeel van het hof daarom evenmin wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Je komt dan uit bij de constructie “er is ingebroken bij de website van Wim ten Brink, althans de servers toebehorend aan Pauperhosting BV althans de servers behorende bij Cloudflare Inc” en ik heb daar gewoon ontzettend veel moeite mee.

Arnoud

 

 

 

Honderdduizenden kentekens gescand op A7 voor korting op OV tijdens werkzaamheden

Rijkswaterstaat wil weggebruikers stimuleren om het openbaar vervoer te gebruiken tijdens de verbouwing van de A7. Dat las ik bij NH Nieuws vorige week (dank, tipgever). Hiertoe is men begonnen met alle kentekens te scannen die nu op de A7 en de omliggende wegen rijden. Wie ze dan niet zien in de verbouwingsperiode, heeft recht op een cadeaubon. Waarvan je je natuurlijk AVG-technisch en zo kunt afvragen: mag dat?

In april beginnen werkzaamheden aan de brug in de A7 over het Noordhollandsch Kanaal bij Purmerend. Dat gaat een enorme operatie worden, waarbij veel overlast verwacht wordt omdat het verkeer slechts op twee versmalde rijbanen kan rijden:

De weg is nu al op vrijwel alle uren van de dag druk en er zijn weinig uitwijkmogelijkheden voor automobilisten. Daarom verwacht Rijkswaterstaat dat bij de start van werkzaamheden er vrijwel de hele dag files zullen staan op de A7 en dat ook de nabije provinciale wegen N246 bij Wormerveer en de N247 langs Volendam zullen dichtslibben en overlast zullen veroorzaken in de dorpen waar deze wegen doorheen lopen.
Ik zie dus zo voor me hoe er ergens een brainstorm “Creatieve oplossingen weghouden automobilisten” is geweest waarbij dit idee veel topjes kreeg.

In de basis is het simpel genoeg. Je registreert kentekens van wie langsrijdt, de infrastructuur daarvoor is er al en anders is een daartoe ingericht kastje zo opgehangen. Het enige dat je daarna hoeft te doen, is tijdens de dichtslibperiode ook kentekens te scannen en bij houden wie er niét langskomt uit die eerste set:

“Het gaat om frequente weggebruikers”, zegt Harold Hansen van Rijkswaterstaat. Automobilisten die 3 à 4 keer per week in de spits gescand zijn kunnen eind maart controleren of ze in aanmerking komen voor een kortingsbon. “We stoppen alle kentekens in een database. Mensen kunnen dan later deze maand checken of ze aan de eisen voldoen.”
Mag dit van de AVG? Want kentekens zijn persoongegevens, ongeacht of jij toegang hebt tot de RDW-databank met kentekenhouders. Ik zal jullie de grondslag-discussie besparen want je komt toch uit bij het eigen gerechtvaardigd belang (van Rijkswaterstaat dus, en eventueel medeweggebruikers die minder file hebben).

Bij de belangenafweging hoort allereerst een rechtens te respecteren belang. Het lijkt me dat het goed laten functioneren van de doorstroming van het verkeer wel een dergelijk (algemeen) belang is. Dan blijft dus over de vraag of dit gebruik van persoonsgegevens daar proportioneel bij is en of er geen andere opties zijn (subsidiariteit).

Ongerichte acties (zoals aandacht in de krant) zie ik genoeg, maar gerichte acties zijn natuurlijk veel effectiever. Ik herinner me van lang geleden een digitaal bord op de High Tech Campus Eindhoven dat je kenteken toonde met daarbij de tekst “Was u bestemmingsverkeer?” als je vrij snel weer de campusgrond verliet.

Hier wordt er eigenlijk niets met de gegevens gedaan, tenzij de kentekenhouder zich meldt om aanspraak te maken op de beloning. Dat is weliswaar geen toestemming in de zin van de AVG maar wel een duidelijke privacyvriendelijke maatregel. Dus ik zie niet zo veel problemen.

Rijkswaterstaat is een overheidsinstelling, en dan is er bij deze grond altijd de complicatie dat er bij staat dat deze niet geldt “voor de verwerking door overheidsinstanties in het kader van de uitoefening van hun taken”. Dit is volgens mij niet zó breed bedoelt dat ieder handelen van een overheidsinstantie er onder valt. Het belonen van omrijders is geen taak van Rijkswaterstaat, in ieder geval geen wettelijke.

Update (12:21): er is artikel 44 (BABW) dat de verwerking van kentekengegevens regelt met behulp van een technisch hulpmiddel ten behoeve van een spitsmijdenproject, wat kan ingezet worden bij groot onderhoud of renovatiewerkzaamheden. Deze factsheet van RWS werkt het nader uit.

Arnoud

 

 

 

 

Wat als ik vanaf nu mijn werk door een AI laat doen?

Een lezer vroeg me:

Ik las: “Een nieuwe Amerikaanse start-up genaamd Cognition heeft een AI-software-engineer ontwikkeld die volgens het bedrijf helemaal autonoom kan werken.” Nu vroeg ik me af: als ik die tool inhuur om mijn werk als engineer te doen, en ik presenteer dat (natuurlijk na enige controle) als eigen werk, neem ik dan een arbeidsrechtelijk risico?
Deze tool, ‘Devin’ geheten, zou “complexe engineeringtaken die duizenden beslissingen vergen, kunnen plannen en uitvoeren”, inclusief bijleren en fouten oplossen. De tool is vooralsnog enkel in beta beschikbaar, dus het zal nog even duren voordat deze vraagsteller ermee aan de slag kan.

Is het arbeidsrechtelijk problematisch om een tool in te zetten? Die vraag is redelijk nieuw in het arbeidsrecht. We hebben wel al heel lang het criterium dat je het werk zélf moet doen. Je mag je als werknemer niet zomaar laten vervangen of je werk extern uitbesteden. (Dit is zelfs een van de criteria waarmee zzp’ers van werknemers worden onderscheiden.)

Een tool inzetten om je werk sneller of beter te doen is echter niet hetzelfde als een ander je werk laten doen. Het probleem met AI is natuurlijk dat de grens tussen “een tool” en “iemand anders” aan het vervagen is.

Het arbeidsrecht zou het arbeidsrecht niet zijn als er toch niet ergens een mooie norm ligt. Je kunt bijvoorbeeld kijken naar het instructierecht: de werkgever bepaalt hoe het werk wordt gedaan. Wil die dat jij met Emacs code klopt, dan is dat hoe het gaat – ook al zijn er vi betere tools beschikbaar. Zomaar een externe tool gebruiken in strijd met zo’n instructie is dus een behoorlijk probleem voor de werknemer.

Ook heb je de algemene norm van goed werknemerschap. Zou een normaal werkende werknemer zonder overleg of melding een externe AI tool inzetten? Dat lijkt me niet. Dus behoor je dit te melden. Al is het maar omdat de werkgever dan de risico’s kan inschatten en de kosten kan dragen.

Fundamenteel is dit niet anders bij een AI tool dan zeg bij de keuze voor Emacs. De vraag voor mij is dan ook vooral hoe je dit verborgen zou kunnen houden, het voelt nét iets groter dan die zelfgemaakte macro die het handwerk van de collega’s reduceert tot 5 minuten nalopen van de resultaten.

Arnoud

E-bikes straks mogelijk op afstand af te remmen, zodat Amsterdam weer wat veiliger wordt

Sondors eBike” by FaceMePLS is licensed under CC BY 2.0

Zes steden in Europa, waaronder Amsterdam, testen een systeem dat de snelheid van elektrische fietsen op afstand kan beperken. Dat meldde NRC onlangs. Het riep vele vragen op (zoals “hóe dan”), maar ik wil graag even kijken naar de juridische haalbaarheid.

Het gaat op dit moment nog om een proef, zoals NRC het toelicht:

Vorige week reed de Amsterdamse D66-wethouder Melanie van der Horst (Verkeer) tijdens een testrit op een e-bike waarvan de trapondersteuning wegvalt zodra er een min of meer kwetsbaar gebied opdoemt: een school, een park, een druk kruispunt of fietspad, wegwerkzaamheden, de plaats van een ongeval. Van der Horst: „Ik kreeg op mijn schermpje een spelend kind met een voetbal te zien. Even later kwam ik in het rood te staan en werd mijn snelheid afgeremd tot 15 kilometer per uur”, vertelt ze.
De achterliggende technologie is afkomstig van Stichting Townmaking Institute, zo meldde vakblad Binnenlands Bestuur vorig jaar:
[Projectleider Eduardo] Green zegt: ‘Veel aanbieders van e-bikes bieden een app aan waarmee fietsers informatie zien over hun snelheid en bereik en dergelijke. We hebben een API ontwikkeld waarmee we ons signaleringssysteem daarmee kunnen integreren.’ De verwachting is dat de meeste e-bikes op den duur een geïntegreerde omgeving hebben, zodat ze deze meldingen rechtstreeks op het display van de fiets kunnen ontvangen.
Het artikel schetst vooral het signaleren van snelheidsovertredingen, je schermpje wordt dan oranje of rood naar mate je meer boven de gewenste snelheid zit. Iets onduidelijker is hoe het automatisch afremmen zou moeten werken. Dit klinkt mij iets te onlogisch:
‘Met behulp van zendmasten voor mobiele telefonie is het mogelijk om de stroom op een e-bike langzaam te verminderen en weer op te voeren’ vertelt Green. In theorie is het dus mogelijk om de snelheid van een e-bike van buitenaf te begrenzen.
Ook bij de stichting zelf kan ik niet nader vinden hoe dit zou moeten werken. Maar goed, uiteindelijk is dit een juridische blog en is de vraag dus “mag de gemeente dit doen” en daarvan afgeleid de vraag “mag ik me daartegen verzetten”.

Als het gaat om functionaliteit die door de fabrikant is ingebouwd, dan lijkt het me in principe legitiem voor een gemeente om die functionaliteit in te roepen. Natuurlijk moet de wegomgeving er wel duidelijk op ingericht zijn, je moet weten dat je hier geacht wordt langzaam te fietsen. Ik twijfel of een gemeente de APV moet wijzigen om dit te mogen doen, het is zo nieuw dat hier nog geen precedent voor is.

Je zou als eigenaar van zo’n fiets ervoor kunnen kiezen om deze meldingen tegen te houden. Ik heb zo even geen idee hoe, maar laten we aannemen dat dit effectief kan. Dát kan een gemeente niet verbieden, zelfs niet als ze dat in de APV zet. Dat gaat om een ingreep in eigendom, en zoiets kun je alleen in een wet in formele zin verbieden – eentje die door het parlement is aangenomen.

Arnoud

Mag een winkel beveiligingscamera’s de pinapparaten laten filmen?

Een lezer vroeg me:

Een grote, bekende winkel heeft camera’s boven de balies hangen. Hierop zijn de pinpads van de pinapparaten haarscherp zichtbaar. Er wordt geen gebruik gemaakt van privacy masking, waardoor het kinderspel is om pincodes van klanten op de beelden te bekijken. Mijn vraag is: mag een winkel de pincodes van klanten filmen?
Op het eerste gezicht lijkt me dit een foutje. Men wil de balies filmen zodat bijvoorbeeld winkeldieven en onrustmakers op beeld vastliggen. Daartoe is een camera opgehangen op een gunstige plek, en niemand heeft daarbij gedacht aan de zichtbaarheid van de pinpads.

Een dergelijke fout is in dit geval een AVG issue, namelijk artikel 32 dat adequate beveiliging van persoonsgegevens vergt, en meer algemeen van artikel 24 dat eist dat je passende technische en organisatorische maatregelen neemt om naleving van de AVG te borgen. Voor mij zou het dus voor de hand liggen om een mask in te stellen bij de camerabeheersoftware, zodat precies de pinpads niet meer herkenbaar vastgelegd worden.

Je zou als winkel de afweging anders in kunnen steken, uitgaande van de aanname dat de beelden veilig opgeslagen staan en alleen bekeken worden als sprake is van een incident. Daarbij kijkt men op tijdcode bepaalde beelden terug, dus dat Wim ’s ochtends om half tien 1-2-3-4 typte zal niemand zien als we om drie uur kijken hoe Hans zich misdroeg.

Blijft over het risico van datalekken, hier dus het laten stelen van de beeldopnames. Als je de beelden automatisch wist na zeg een dag dan is dat risico redelijk beperkt, en wellicht is een opstelling mogelijk waarbij toegang tot de beelden via het netwerk onmogelijk is. (Ik realiseer me dat veel camerasystemen netwerktoegang eisen.)

Je maakt dan de afweging dat het restrisico acceptabel is, met de bijkomstige aanname dat mensen gewend zijn hun pincode af te schermen bij het typen, zodat de kans dát er een pincode in beeld komt heel klein is. Tel daarbij op dat een eventuele beelddief óók nog de pinpas van de gefilmde te pakken zou moeten krijgen, en ik zou snappen dat je dit een verwaarloosbaar risico vindt.

Arnoud

Opa daagt gokbedrijf omdat kleinzoon (17) ruim een half miljoen euro vergokte

Een 77-jarige Nederlandse man daagt gokbedrijf Bingoal voor de rechter omdat zijn 17-jarige kleinzoon in twee maanden tijd ruim 162.000 euro van opa’s spaarrekening kon verspelen zonder dat het bedrijf ingreep. Dat meldde de NOS onlangs. Het Belgisch gokbedrijf, dat ook in Nederland een vergunning heeft, zou haar zorgplicht verzaakt hebben.

Of nog iets specifieker:

Volgens [opa’s advocaat] Bussink had het bedrijf bij een dergelijk hevig speelpatroon de kleinzoon op basis van de geldende regels moeten adviseren het account tijdelijk te sluiten en zichzelf een dwingende ‘gokstop’ te geven van ten minste een halfjaar.
Het bericht deed enige wenkbrauwen fronsen: had opa dit niet zelf door moeten hebben, of zijn bank die ineens anderhalve ton naar een goksite ziet gaan?

Inderdaad zijn dat legitieme vragen, maar die staan los van de zorgplicht die een goksite heeft. Zoals de KSA het uitlegt:

Die zorgplicht houdt in dat aanbieders op tijd moeten ingrijpen als ze constateren dat spelers een gokverslaving hebben of ontwikkelen en/of grote financiële schade lijden door onmatig gokgedrag. Dit risico bestaat vooral bij de risicovolle, short odd-kansspelen, zowel online als in speelhallen en casino’s.
Juridisch gezien komt het neer op de vraag of de aanbieder “redelijkerwijs [kan] vermoeden dat de speler door onmatige deelname of door kansspelverslaving zichzelf of zijn naasten schade kan berokkenen” (artikel 27j lid 1 Wet op de kansspelen). En als ik dit dan lees, dan zou ik toch denken dat er ergens een AI een seintje had moeten geven:
Op zijn eerste speeldag, vrijwel exact een jaar geleden, verloor [de kleinzoon] meteen al 17.500 euro bij Bingoal. In de weken daarna liepen de verliezen razendsnel op. Vooral omdat hij de speellimieten op het absolute maximum had gezet. Daardoor kon hij 30.000 euro per week op zijn account storten en achttien uur per dag online gokken bij Bingoal.
In plaats van snelle actie leidde dit enkel tot een paar e-mails en een graduele verlaging (over twee maanden) van de spellimiet. Pas in juli sloot de aanbieder het account definitief, na een brief van advocaat Bussink.

Arnoud