Hoe meer legal tech geadopteerd wordt, hoe meer het zal verdwijnen #legaltechtuesday

Legal tech, het was een van de grootste hypewoorden het afgelopen jaar. Zo opende ik mijn eerste column op deze plaats. Terugblikkend in deze alweer laatste column kan ik alleen maar zeggen dat de term inherent een zeker hypeniveau in zich heeft. Raar is dat niet: fundamentele transformaties vereisen een hoop aandacht alvorens mensen er energie in kunnen en willen steken. Maar het gekke is vooral: hoe meer legal tech zijn plek vindt in de organisatie, hoe meer het zal verdwijnen in het spraakgebruik.

De term legal tech is breed: alle technologie en software waarmee de juridische sector zijn voordeel kan doen. In de klassieke vorm spreken we van automatisering: het versnellen en automatisch uitvoeren van bestaande processen. Met een typemachine of tekstverwerker een document opstellen gaat nu eenmaal makkelijker en is minder foutgevoelig dan met de hand deze acties uitvoeren. Maar legal tech is meer dan dat, het gaat om transformatie, verandering van de processen zelf. Dat transformeren gaat in drie stappen:

  1. De randzaken van het juridisch werk worden geautomatiseerd.
  2. Het inhoudelijk werk zelf wordt geautomatiseerd.
  3. Het inhoudelijk werk wordt anders uitgevoerd.
Die derde stap is natuurlijk het meest fundamenteel. De randzaken automatiseren stelt weinig voor, althans zo kijken we daar nu tegenaan. Maar voor veel kantoren was van typemachine naar computer toch een redelijk grote stap. (Mijn vader vertelde me ooit hoe hij als beginnend laborant zijn eerste paper aan de dames van de typekamer mocht voorleggen. De hoofdtypiste ging er doorheen en keurde het af; zo veel taalfouten daar gingen de dames niet hun dure tijd aan verspillen. Tegenwoordig typt iedereen zelf zijn papers.)

Het automatiseren van het inhoudelijk werk, dat is waar we nu een beetje in zitten. Contracten komen uit generatoren, modellen worden steeds slimmer, jurisprudentiedatabanken zijn niet alleen meer op één trefwoord of datum te vinden en fulltext door proefschriften heen kan ook al zonder problemen. We zijn daar bijna helemaal vertrouwd mee.

Legal tech is de derde stap: verandering van het juridisch werk zelf. Het analyseren van zaken met big data bijvoorbeeld: welke strategieën zijn handig, wat weten we van deze rechter gezien eerdere uitspraken of wat hebben we bij andere klanten geleerd van deze wederpartij. Het doorspitten van dossiers op red flags of aantrekkelijke bestanden. Of het door een kunstmatige intelligentie laten analyseren van een brief van een wederpartij: zit hier iets bijzonders in, kunnen we het met standaardargumenten afdoen of hoeven we niet te reageren?

Deze stap is nog erg nieuw, vrijwel niemand heeft deze al echt genomen. Daar zijn goede redenen voor, maar daardoor blijft het wel een echt nieuw iets. En nieuwe dingen, die zijn toch een beetje bijzonder. Dit is een reden dat het een eigen term blijft houden: legal tech, de volgende stap in juridische dienstverlening. En dat houdt dan weer de cyclus in stand – het heet iets nieuws te zijn, dus zal het wel nieuwerwets zijn, dus (we zijn een conservatieve beroepsgroep) laten we nog even kijken hoe het gaat.

Eerder schreef ik al, legal tech is eigenlijk een organisatieverandering. En die zijn altijd stug om door te voeren, helemaal als je het meteen groot aanpakt. Beter is dan ook om klein te beginnen: zoek het laaghangend fruit, in het Engelse jargon, dat je kunt plukken. Zet een documentgenerator naast je oude set met templates. Voeg een knopje toe aan Word waarmee je jurisprudentie snel kunt opzoeken. gebruik tools die een specifieke klus versnellen, enzovoorts. Zo leren mensen proeven van dit soort vernieuwingen, en dat smaakt naar meer.

Daar kreeg ik in de mail reacties over: Arnoud, dat soort dingen zijn toch geen legal tech, dat is gewoon automatisering. En dat is precies wat we nodig hebben, zulke reacties. Want zodra we het ‘gewoon’ de volgende stap gaan noemen, is het bijzondere, het beangstigende (mag ik dat zeggen) eraf. Dan is dit gewoon het ding dat we hierna gaan aanschaffen. Dan is legal tech gewoon de volgende stap.

En op het moment dat we daar zijn, dat we zeggen dat we gewoon de volgende stap in de vooruitgang voor juridische dienstverleners nemen, dan gebeurt er iets geks: dan valt die term ‘legal tech’ eraf. De toekomst van legal tech is dus het verdwijnen van de term. Maar als dat de prijs is voor grootschalige adoptie, dan zou ik dat fantastisch vinden.

Arnoud

 

Hoe stap je over naar legal tech? #legaltechtuesday

Dat klinkt goed, technische tooling die juridisch werk standaardiseert, het saaie werk weghaalt bij de mensen en de kwaliteit naar een hoger plan tilt. Niet alleen maar efficiënter werken, maar op een heel nieuwe manier werken. Een prachtige belofte. Maar dit is meteen ook de grootste zwakte. Want je vraagt dan aan mensen om hun werk anders te doen. Zowel de jurist als de businessman of -vrouw. En wie legal tech invoert zonder dáár rekening mee te houden, zal gegarandeerd met een mislukking blijven zitten.

In de Franse strip Guust Flater was een veel voorkomende grap dat de heer De Mesmaeker (zie plaatje) langs zou komen om “de contracten” te tekenen. Nooit wist je waar die contracten nu precies over gingen, hoe ze onderhandeld waren of waarom het zo belangrijk was dat ze perse nu getekend moesten worden. Maar dát ze belangrijk waren, dat stond buiten kijf. (En dat het tekenen mis zou gaan door toedoen van Guust. Maar dat terzijde.)

Voor veel organisaties is contracteren een noodzakelijk kwaad. Zakendoen is afspraken maken en nakomen, en afspraken vastleggen is dan ook een verstandige stap. Lange tijd was het opstellen van het contract zelf een ietwat schimmig proces, waar slechts een paar mensen bij betrokken waren of waarvoor men de niet heel benaderbare afdeling juridische zaken nodig had. Contracten werden op die manier ook vaak als maatwerk opgesteld. Daar was vaak prima de tijd voor, net als voor overleg om tot de beste deal te komen.

Digitalisering en de explosieve groei van online zakendoen hebben deze traditionele werkwijze sterk onder druk gezet. Klanten komen online binnen, verwachten snelle resultaten en een scherpe deal. Intern zijn veel meer stakeholders betrokken bij een afspraak: niet enkel “de directeur” beslist, een hele rij afdelingen heeft wat te zeggen. Finance wil duidelijkheid over facturatie. Compliance wil borging over transparantie van inkoopprocessen. Marketing wil het persbericht vooraf inzien. De manager Innovatie moet gevraagd worden of de gevraagde exclusiviteit kan botsen met een toekomstig product. Ook zijn inkopers, verkopers en andere medewerkers steeds meer gewend geraakt om zelf dingen te regelen, zelf afspraken te maken. En niet te vergeten: iedereen wil nu alles op papier uitgeschreven, in plaats van zakendoen op basis van goed vertrouwen en een mooie offerte.

Dit alles heeft geleid tot vaak ondoorzichtige manieren van contracteren. Vele partijen in de organisatie hebben conceptteksten waarmee ze de onderhandeling in gaan, of desnoods schrijven ze zelf wel even wat. De juridische afdeling komt met standaard inkoop- of verkoopvoorwaarden, maar kan niet altijd snel genoeg reageren op verzoeken tot afwijkingen. En dan is er sinds 2018 ook nog de AVG of GDPR waardoor de privacy officer ineens óók bij contractsonderhandelingen moet worden.

Kortom, ontzettend veel partijen die op hun eigen manier tegen het contracteringsproces aankijken. En het is niet gek dat als je dan leest over veranderingen in het beroep, dat je dan denkt hoe je specialisme gewaarborgd blijft bij zulke veranderingen. Maar ik blijf het zeggen: het gaat niet om dat gespecialiseerde, het gaat juist om het standaardwerk. Hoewel ook juristen en advocaten zich veelal zien als leveranciers van uniek maatwerk (de term ‘kleermaker’ komt heel vaak langs), is een hele berg van het werk juist standaard.

Verandering hoeft niet strategisch, hoeft niet enorm en hoeft niet ineens. Verandering komt er als de cultuur daar voor open staat. Vaak is dat wel het geval bij kleine dingen. Een net iets handiger tooltje om verwijzingen te checken. Een dienst die niet alleen jurisprudentie opzoekt maar het meteen als referentie in je Word document zet (én controleert of er hoger beroep was tegen de gevonden zaak). Een knop in Word die een conceptbrief afrondt en van handtekening voorziet.

Ook kan legal tech vaak snel een ingang vinden bij grote, nieuwe projecten die men nog niet vaak heeft gedaan. Dan is er nog geen culturele opvatting in de organisatie dat het op een bepaalde manier moet, dus waarom dan niet met die nieuwe tool.

Wie meer wil, moet echt aan de slag met de cultuur op kantoor. Waarom willen mensen geen documenten uit een tool halen, maar blijven ze werken met de eigen sjablonen? Dat kan zijn dat ze de tool niet vertrouwen, of omdat ze de leercurve te pittig vinden. Of – heel stom maar het komt regelmatig voor – omdat ze niet (meer) kunnen inloggen en daarna merkten dat niemand ze daarop aansprak.

En dat aanspreken, dat is uiteindelijk ook een cultuur-ding. Want als je als leiding van zo’n organisatie wil veranderen, dan moet je een cultuur van leiden hebben. Van mensen meenemen en motiveren. En als het niet anders kan, verplichten. Maar dan moet je dus zelf ook volledig achter de keuze staan en voor lief nemen dat er dan dingen (tijdelijk) minder lopen.

Een belangrijke factor daarbij is ook hoe je mensen afrekent. Als je bijvoorbeeld stuurt op omzet per maand, dan zal niemand een nieuwe tool gaan gebruiken ook al zegt het projectteam dat je er veel efficiënter mee werkt. De maanden waarin men zich inwerkt, zullen minder productief zijn – daar gaat dus de omzetdoelstelling, en de bonus. Een leider moet dat compenseren. En wanneer de directie zegt dat documenten uit de generator moeten komen, maar vervolgens de sectiehoofden met de hand deze gaan corrigeren, dan zullen mensen ook niet graag die generator gebruiken want dat levert extra werk op.

Arnoud

Uber en Lyft hoeven chauffeurs in Californië niet als werknemer te behandelen

Techbedrijven als Uber en Lyft hebben een belangrijke overwinning gehaald in de Amerikaanse staat Californië, meldde Nu.nl vorige week. De zogeheten Proposition 22 werd aangenomen, waardoor ride sharing platforms zoals Uber en Lyft uitgezonderd worden van de eerder aangenomen wet om gig economy-hulpjes als werknemer te behandelen. Dat scheelt de platforms 100 miljoen dollar aan kosten, hoewel ze wel minimumtarieven moeten betalen en een toelage voor ziektekosten te betalen, naar rato van de gewerkte uren.

De status van chauffeurs en bezorgers onder de wet is al een paar jaar onderwerp van forse discussie. Hebben we het over bijklussende parttime ondernemers, of juist over werknemers die met slinkse trucs buiten de beschermde arbeidswetgeving worden gehouden? Natuurlijk begonnen al die platforms als “even een centje bijverdienen” voor mensen die dat wilden, maar als je voor je inkomen zo goed als afhankelijk bent van zo’n platform én die clubs dicteren vrij gedetailleerd hoe je moet werken, dan vindt de wet daar wat van.

In Nederland blijft dit een langlopende discussie, maar in Californië pakten ze het wat voortvarender aan: daar werd gewoon een wet aangenomen die zulke hulpkrachten gewoon als werknemer aanmerkt. Klaar, geen discussie meer. Alleen wel gelijk een berg lobbywerk natuurlijk, wat dus leidde tot initiatiefswetsvoorstel 22 (de nummering is arbitrair geloof ik) waarin Uber en Lyft juist een uitzondering bedongen:

(…) an app-based driver is an independent contractor and not an employee or agent with respect to his or her relationship with a network company if the following conditions are met:

Die voorwaarden komen neer op (1) niet voorschrijven op welke tijden je moet werken, (2) niet verplicht elke klus aannemen, (3) niet uitsluitend voor dit ene bedrijf werken en (4) niet verbieden dat men andersoortig werk er naast heeft. Ik denk dat je met zo’n definitie ook in Nederland een heel eind komt, aangezien ook bij ons een werknemer iemand is die tijden voorgeschreven krijgt en moet doen wat de baas zegt (en gewoonlijk ook niet elders mag werken).

Wel weer een opsteker zijn dus die minimumtarieven, maar ook het feit dat het contract niet mag worden opgezegd behalve vanwege redenen die in het contract staan, waarbij er ook nog een appeals proces moet zijn binnen het bedrijf. Ook mogen fooien niet worden opgeëist door het bedrijf.

Arnoud

De toekomst van legal tech: verdwijnen naar de achtergrond

“De Nederlandse legal tech-markt is nog onvoldoende rijp en te onvolwassen om de vorm van geïntegreerde dienstverlening die we voor ogen hebben, succesvol te laten zijn.” Dat las ik half december in Advocatie. Merkwaardig, ik had niet het idee dat de rijpheid van de technologieleveranciers het grote probleem was bij de adoptie van legal tech in de juridische dienstverlening. Ik denk wel dat de term legal tech steeds meer naar de achtergrond gaat drijven – of zelfs gaat verdwijnen – en zie dat in 2020 al wel beginnen. Want uiteindelijk gáát het niet om de tech.

Legal tech is de verzamelnaam voor een bonte verzameling van technologieën en diensten die het juridische werk gaan transformeren. Van apps tot saas en van AI bots tot smart blockchains, je kunt het zo gek niet bedenken. Alle aspecten van juridische diensten worden daarbij aangepakt. Je hebt chatbots die parkeerboetes aanvechten, AI’s die dossiers doorspitten op zoek naar verborgen pijntjes en beslisboomdiensten om adviezen te genereren, opinies te checken of documenten samen te stellen.

Weet u nog dat u stopte met papieren formulieren en online ging tijdschrijven, reizen declareren en vakantiedagen aanvragen? Of dat u stopte met dicteren en zelf in Word uw dagvaardingen en adviezen typte? Of dat u stopte met adverteren in de krant en ging Twitteren? (Ik hoop dat ik zo alle generaties heb gehad.) Allemaal voorbeelden van technologieën die we met enige skepsis maar ook gevoelens van hype en vernieuwing ontvingen, en die we ondertussen doodnormaal vinden.

Want dat is de grap achter innovatie: zolang we het niet gebruiken is het nieuw, inspirerend maar misschien ook eng. En zodra we er aan gewend zijn, is het doodnormaal en gaan we het geen innovatie meer noemen. Een grapjas definieerde artificial intelligence dan ook eens als datgene wat een computer binnenkort kan. Zodra hij het nu kan, is het gewoon een knopje in Word of een site waar je een document uploadt.

Legal tech is voor veel organisaties een typisch voorbeeld van een innovatie die ietwat spannend voelt. Zoals ik in december al schreef: de adoptie van legal tech in een organisatie is vooral een kwestie van verandermanagement, en dat is eigenlijk altijd een zware dobber. Zeker in organisaties waar men gewend is op risico’s te sturen (zoals juridische dienstverleners). Daarom is er de nodige aarzeling en vertraging in de adoptie.

Maar de ervaring leert ook dat wanneer die innovatie eenmaal geaccepteerd wordt, hij binnen de kortste keren normaal is. Dan is het gewoon het knopje dat zegt dat het contract voldoet aan de business-eisen of dat de dagvaarding correct is opgesteld. Als we daar zijn, dan is legal tech een succes – maar noemt niemand het meer legal tech. De grootste toekomst voor legal tech is dus zo snel mogelijk verdwijnen.

Arnoud

Moeten advocaten nu ook allemaal programmeur worden?

Steeds vaker lees ik dat de juridische sector sterk achterloopt bij het adopteren van technologische innovaties – legal tech – en dat een belangrijke factor daarbij is dat advocaten en juristen te weinig kunnen programmeren. Daar zit in theorie wat in: wie niet weet hoe software werkt of wat het kan, zal niet snel geneigd zijn naar een software-oplossing te gaan. En zeker als de dienstverlening zelf steeds meer geautomatiseerd wordt, dan blijven de mensen achter die alleen maar met vulpen een pleitnota weten te produceren. Maar toch is het complexer dan dat.

Dat de juridische sector sterk achterloopt, staat buiten kijf. Het is pas vrij recent dat er grote aandacht is voor technologische innovatie, onder de hippe term “legal tech”. Van apps voor tijdschrijven tot Artificial Intelligence contractsanlyse. Veel van die legal tech is op zichzelf niet heel bijzonder: ze automatiseert alleen wat er al bestaat. Dat is handig en efficiënt maar maakt dingen niet fundamenteel anders. Tijdschrijven blijft tijdschrijven.

Er zijn natuurlijk wel echte vernieuwingen, zoals die automatische contractsanalyse. Laat een computer speuren naar opvallende clausules of rare combinaties, en dan kan een mens daar gericht naar kijken wat het juridisch voor problemen (of aansprakelijkheden) geeft. Zo gebruik je van beiden het beste. Het grappige is, hier loopt de juridische sector dan weer een heel eind voorop – ik zie nauwelijks aandacht voor bijvoorbeeld AI om broncode te analyseren of fraude in wetenschappelijk onderzoek aan te tonen.

Leren programmeren geeft je relevante skills en inzichten over hoe programmeren werkt en wat software kan. (“Dat was wel een beetje een desillusie” aldus een juridische kennis van me na een summercamp op dat gebied.) Dat kan erg nuttig zijn als je klanten daarover wilt adviseren, of na wilt denken over nieuwe diensten of de manier van aanbieden daarvan.

Veel belangrijker lijkt me kunnen zien wat de sector nodig heeft, beter gezegd wat de klant nodig heeft. Want uiteindelijk zal die het worst wezen of het een AI is die zijn contract doorvlooide of een mens dat er met 20 jaar ervaring snel naar keek. Die wil weten of hij kan tekenen, of dat zijn schadeclaim goede kans van slagen heeft en hoe die claim te gaan halen.

Dat op een effectieve manier doen vereist veel meer dan alleen een nieuwe app of kunnen programmeren. Dat vereist een nieuwe manier van werken, de bereidheid om te zeggen, we gaan het helemaal anders doen. En juist dát is de grote uitdaging in de juridische sector.

Arnoud

Hoe terecht is de kritiek op legal tech vanuit de juridische sector?

Legal tech proponenten doen er goed aan lering te trekken uit het Theranos debacle, las ik bij Above The Law. Dat bedrijf heeft een serieus probleem nu de Amerikaanse SEC haar beweerdelijk innovatieve technologie voor niet-invasief bloedonderzoek serieus betwist – nog lang niet klaar voor de markt. Maar lange tijd kwam men ermee weg, omdat niemand durfde die kritiek te leveren. En dit zou dan ook gelden voor veel legal tech aanbieders, die ook veel te veel beloven terwijl ze nog lang niet klaar zijn, waarna kritiek wordt weggewuifd als afkomstig van fossielen die niet willen veranderen.

Voor wie de techsector kent, komt deze omschrijving niet als verrassing. De term vaporware is hier letterlijk uitgevonden voor grote beloftes die in de toekomst wellicht waargemaakt worden, en niet alleen om de concurrent de pas af te snijden. Dus dat we dat fenomeen in de legal tech sector terugzien, is niet vreemd. Maar het valt mij inderdaad ook wel op dat het in deze sector allemaal net wat erger lijkt.

Wat vast niet meehelpt, is dat juristen getraind zijn om problemen te zoeken in nieuwe dingen. Dat is immers je werk, een klant komt met een vraag en aan jou de taak te voorzien waar het mis zal gaan en hoe hem in te dekken. Professional issue spotters, zoals ik het bij 3 Geeks and a Law blog genoemd zag worden. En omdat het hier dan ook nog eens gaat om een nieuw ding dat je éigen werk aangaat, dat werk waar je zo goed in bent én dat cruciaal is voor je klant, dan gaat het extra hard met de bezorgdheid.

Dat was geen sarcasme overigens; juridische kwesties kennen écht grote risico’s en die onderkennen en vermijden is waar je als jurist de hele dag mee bezig bent. Natuurlijk zien mensen in andere sectoren dat anders (met als ultieme uitingsvorm het contract gemaild om 16:45 met “we willen vandaag tekenen dus alleen de dealbreakers graag”), maar dat terzijde. Het is gewoon moeilijk en risicovol werk dat alleen gedaan kan worden door slimme professionals. Zoals 3G&LB het zeggen:

The lawyer theory of value tends towards the transactional and discrete. Resources (lawyer time) allocated to sequential, individual legal tasks: this question, this contract, this motion. Systems thinking and relative reductions in demand for legal labor (prevention, Lean, #DoLessLaw) are ancillary concerns to be addressed when convenient or absolutely necessary (that is to say rarely). Given their lawyer-on-task orientation, ask most lawyers what they need to be more effective, and the first answer is more time in their own day. The second answer is more time from other skilled lawyers they already work with. (…)

Kort samengevat: wat juristerij nodig heeft, is slimme mensen die hard werken. “Stand back and let me lawyer”. Legal tech wordt vaak in eerste instantie gepresenteerd als een tool waarmee slimme mensen harder kunnen werken, en dat is natuurlijk aantrekkelijk. Maar al gauw blijkt dat dit neerkomt op ánders werken. En dat is dan weer bedreigend, en dat kan een ervaren jurist je in alle detail heel precies uitleggen. (Nogmaals, geen sarcasme, er staan gewoon grote belangen op het spel.)

De belangrijkste factor is dat het tijd kost om te veranderen, en die tijd is schaars. Daarnaast speelt een belangrijke rol dat je als jurist niet vooraf weet hoe de verandering uit gaat pakken, en dat weet je wel van de huidige situatie. Dat geeft weinig prikkel om te veranderen. Als dan ook nog eens blijkt dat zo’n legal tech oplossing niet staat als een huis (en geloof me, een beetje jurist loopt de Grote Boze Wolf er binnen de seconde uit), dan houdt het snel op natuurlijk.

Waarmee ik niet wil zeggen dat legal tech kansloos is, of juristen te pessimistisch. Ik zie een samenspel van krachten die elkaar afstoten, waardoor er maar heel moeilijk beweging te krijgen is de goede kant op. Ik vraag me af hoe dat zich gaat oplossen.

Arnoud

Het onderbelichte probleem van dataverzameling in de artificial intelligence

Bewerking/parodie van XKCD, bron https://xkcd.com/303/Jaja, vrijdag wordt machine learning/AI dag, maar ik vond vrAIdag zo’n rare hashtag. Deze week een netelige en vaak onderbelichte kwestie: hoe kom je aan je data? Veel mensen denken dat het bij AI vooral gaat om het bouwen van het netwerk, maar dat is in feite niet meer dan op de “Generate” knop drukken en het ding een nachtje laten stampen. AI als technologie is vrijwel een commodity. Het gaat erom wat je erin stopt, want dat bepaalt voor vrijwel 100% wat eruit komt. En daar zit hem het probleem.

AI en big data lijken als hype hand in hand te zijn opgekomen. En dat is niet gek, want AI is in feite weinig meer dan statistische analyse op grote datasets, en hoe groter de dataset, hoe accurater de uitkomsten van de analyse. Dus als je gigantisch veel data hebt, dan krijg je behoorlijk goede resultaten. Maar hoe kom je aan die data?

Er zijn grofweg twee manieren: je kunt alle data zelf verzamelen, of je kunt datasets van anderen betrekken. De eerste manier is behoorlijk duur en tijdrovend, en werkt eigenlijk alleen bij de grote platforms zoals Facebook die nu eenmaal heel veel mensen hebben die data genereren. Of onderzoeksinstellingen die grootschalige metingen kunnen doen op allerlei fenomenen. Voor veel partijen is er alleen de tweede manier: zie ergens een dataset te pakken te krijgen.

Die tweede manier is nog behoorlijk problematisch. Vanwege rechtenkwesties en natuurlijk de zorg over persoonsgegevens in de data wordt vaak teruggegrepen op publieke datasets. Uit een recent paper blijkt echter dat dit goed kan leiden tot bias in de AI. Zo is er een publieke dataset van 1,6 miljoen interne e-mails uit het controversiële bedrijf Enron, welke vanwege justitieel onderzoek openbaar zijn geworden. Deze zijn een mooie dikke dataset om sentimentanalyse te doen, grammatica te leren herkennen en ga zo maar door. Maar goh, wat voor voorbeeld neem je als je de mails gebruikt van een Texaans bedrijf dat omviel vanwege gigantische fraude?

Andere systemen worden gebouwd op basis van stokoude bronnen, zoals publiekdomeinboeken omdat je dan auteursrechtelijk veilig zit. Maar het doet nogal wat met een systeem of je hem traint op Charles Dickens dan wel Dan Brown (om mevrouw Van der Plas niet weer te noemen 😉 ). Taalgebruik zal verouderd zijn, en vooral: ook hier een grote kans op vooringenomenheid qua wereldbeeld.

En daar zit dus in de kern het probleem: de datasets waar iedereen mee kan werken, zitten scheef en leveren dus geen betrouwbare basis op voor een AI systeem dat aanbevelingen of beslissingen doet. En waar je mee zou moeten werken, zit opgesloten achter auteursrechten of is onbereikbaar omdat de eigenaar het als privé beschouwt.

Arnoud

Sonos-speakers mogelijk onbruikbaar bij weigeren privacyvoorwaarden

Gebruikers die niet instemmen met de nieuwe privacyvoorwaarden van Sonos, riskeren mogelijk dat hun speakers op termijn niet meer werken. Dat meldde Nu.nl eerder deze week. De speakerfabrikant gaat de apparaten voorzien van stemassistent Alexa van AmazonGoogle, en dat vereist een akkoord op privacyvoorwaarden. Wie dat weigert, kan geen updates meer installeren en zal dus op zeker moment functionaliteit verliezen. Ja, dat krijg je er van als je van een producten- naar een dienstenmaatschappij verschuift.

Voor veel mensen is dit nogal een verrassing: koop je een duur apparaat, en krijg je na een jaar of zo te horen dat er ineens allerlei privacy-dingen aan vast zitten waar je mee akkoord moet gaan als je niet wilt blijven zitten met een dure presse-papier. Maar juridisch klopt het, en niet omdat je bij aankoop maar beter de voorwaarden had moeten lezen: een Sonos is een abonnement, geen productaanschaf.

Natuurlijk, dat ding met stekker is een best wel feitelijk object dus dat koop je. Maar dat ding is op zich voor weinig dingen bruikbaar. Daar heb je een account voor nodig, zodat je bijvoorbeeld radiostations kunt ontvangen, een koppeling met Spotify of andere diensten kunt maken en andere muziekbronnen kunt streamen. En daar zit hem de crux: het zwaartepunt van de transactie om de Sonos te krijgen is die dienstverlening, dus wordt die transactie in principe als dienst gezien.

De wet kent al heel wat decennia regels over dienstverlening. Alleen zijn die geschreven voor situaties waarin mensen (of bedrijven met mensen) die diensten leveren. Denk aan schoonmakers, nannies, bezorgdiensten, vuilophaling, onderhoudscontracten en dergelijke. De regels uit de wet zijn dan ook geschreven om die situaties te reguleren. Zo staat er best goed geregeld wanneer een dienstverlener mag opzeggen of hoe en wanneer hij recht heeft op geld.

Wat niet in de wet staat, is hoe de voorwaarden mogen worden gewijzigd. Daar komen mensen onderling wel uit, was de gedachte. Specifiek bij consumentencontracten staat er een en ander op de zwarte en grijze lijsten voor algemene voorwaarden, om hen te beschermen tegen al te eenzijdige voorwaarden van dienstverleners. Kort gezegd komt het erop neer dat je kosteloos van je contract af kunt als men het zomaar ineens helemaal omgooit.

Dat is heel leuk bij een vuilophaaldienst of een schoonmaker, maar bij een Sonos heb je daar weinig aan. Daar wil je juist niet opzeggen, want dan heb je niets meer aan het apparaat. Je wilt eigenlijk juist dat bij afwijzen van de voorwaarden de huidige diensten geleverd blijven, zodat je in ieder geval kunt genieten van de dienst zoals oorspronkelijk afgenomen. Maar daar biedt de wet geen grondslag voor.

Conformiteit van het apparaat dan? Dat doet ineens niet meer wat je ervan mocht verwachten. Daar twijfel ik dus over. Volgens mij is er nog steeds niets mis met het apparaat. De slechte werking of geschonden verwachtingen zitten hem in de dienst die bij het apparaat hoort, en volgens mij kun je dat niet toerekenen aan het apparaat. (Iets juridischer: ik zie de overeenkomst namelijk niet als een koopovereenkomst, maar als een gemengde koop/dienst-overeenkomst met het zwaartepunt op de dienst.)

Nieuw mantra: Je bent geen eigenaar van je data, alle diensten die je koopt mogen zomaar stoppen of wijzigen en apparaten kunnen zomaar onbruikbaar worden. Leuk man, die informatiemaatschappij.

Arnoud

Gastpost: Hoe T-shaped moet je worden als advocaat?

t-shaped-lawyerOmdat ik met vakantie ben, traditiegetrouw een aantal gastblogs. Vandaag advocaat Nine Damsté over de T-shaped lawyer, en die moest ik ook even opzoeken (klik op plaatje voor Het Concept).

De advocatuur en de rechtspraak proberen te moderniseren. Zo worden er in de rechtspraak digitale dossiers toegevoegd, werken veel meer advocatenkantoren papierloos en in the cloud en proberen wij als advocaten afstand te doen van onze geliefde fax. Dat laatste lukt nog niet helemaal. Ook bloggen wij ons rot en kreten wij steeds meer moderne, vaak Engelstalige leuzen uit om onze waar aan de markt te kunnen brengen.

Dit kijken wij af van de giganten van deze wereld. Zo adverteert Coca Cola al jaren met de slogan Open Happiness. U moet toegeven dat dit veel beter klinkt dan “Open Vrolijkheid”. Gek genoeg, en dan terugvertaald naar de frisdrankwereld, adverteren advocatenkantoren nog steeds als volgt: “Wij zijn een grote Frisdrankfabriek. Wij hebben vestigingen in Amerika. Wij werken in een goed team samen waar iedereen wat weet over frisdrank. De een weet wat over doppen, de ander over koolzuur. Dat maakt onze frisdrank érg lekker!”. Kortom: de advocatuur staat nog in de kinderschoenen als het gaat om marketing, profilering en pakkende leuzen. Ik denk dat dat komt omdat het lang verboden was om als advocaat reclame te maken voor de dienstverlening, en het stereotype advocaat – die beschrijf ik zo – misschien niet hip kan zijn. De advocatuur probeert dit besmette beeld van zich af te schudden en lijkt massaal een inhaalslag te maken op marketinggebied. Dat leidt echter tot bijzondere en soms haast aandoenlijke pogingen.

Een ‘normale’ advocaat – het stereotype – is iemand met behoorlijk wat vlieguren, een strenge blik, grijze haren en een gouden plakkaat aan de deur waarop zijn titels staan vermeld. Deze advocaat wordt inmiddels verdrongen door de “moderne jurist(e)”, waarvan ik nog altijd zelf niet precies weet wat het betekent. Ik weet wél dat een moderne jurist(e) ook wel een T-shaped lawyer wordt genoemd die werkzaam is binnen de dynamische wereld van de advocatuur 2.0 of zelfs 3.0. Ook van deze laatste definitie moet ik u een precieze uitleg schuldig blijven. Maar het klinkt erg smooth, en wij proberen allemaal zo’n T-shaped lawyer te zijn. Maar kunnen wij dat eigenlijk wel? En wat is het eigenlijk?

Enkele mooie aspecten van mijn beroep vind ik de diepgewortelde tradities, het dragen van een toga en het gebruik van moeilijke woorden. Ook de balie, de gedragsregels en het aanspreken van collegae met “amice” en “amica” kan ik van genieten. Het imago van de strafpleiter en de geur van net gestoomde befjes. Heerlijk. Ik weet dat er ook velen met mij zijn.

Die T-shaped lawyer is anders. Moe van de tradities en die toga hoeft hij ook bijna niet meer aan. Mediation, oftewel het oplossen van een probleem zonder rechter, is het nieuwe procederen. De T-shaped lawyer eet superfoods en kan meer dan een probleem juridisch inkaderen, overtuigen en redeneren. De T-shaped lawyer zou meer over de culture achtergrond van zijn klant weten, overal zijn kantoor kunnen opstarten vanuit zijn MacBook en zou een halve psycholoog zijn. Nee. Niet alle advocaten kunnen een T-shaped lawyer zijn. Rechters zijn er ook nog niet aan toe. Zo heb ik laatst een van mijn zittingen op een IPad gedaan waardoor ik geen dik procesdossier op de tafel hoefde te leggen (die ik overigens altijd in een rode map doe als ik hem wel bij me heb, noem dat vooral ook traditie!). Ik voelde me door de blik van de rechter betrapt op afkijken tijdens een tentamen waar geen mobieltjes mee de zaal in mogen.

Dan nog het bloggen. Binnen de advocatuur zijn we massaal aan het bloggen geslagen. Ja, ik ook. Maar ik blogde ook al voordat ik advocate werd. Contentmarketing (kennis delen) is hip in de advocatuur en in theorie zou het goed kunnen werken. Maar ook daar zijn we niet allemaal even goed in.

Mijn uitgangspunt voor het bloggen zijn Jip en Janneke. Ja: dit klinkt erg flauw maar dat is het niet. Juridisch schrijven in processtukken (oh heelijk!) is echt anders dan bloggen. De grootste valkuil wat mij betreft is dan ook dat wij als advocaten nog veel te veel jargon (daar ga ik al: vaktaal), wetsartikelen en rechtspraak in de blogs vermelden. Dat snappen Jip en Janneke niet. En moeder is er ook niet om het ze uit te leggen. Daarbij ontbreekt het ons vaak aan tijd waardoor we niet regelmatig uploaden. Het break point voor contentmarketing en een hoge ranking met de kantoorwebsite in Google. Conclusie: ook daar moeten wij nog groeien. Als het ooit echt lukt.

Ik noem mijzelf niet graag T-shaped lawyer geloof ik. Ik ben gewoon een (moderne) advocaat. Die iets van computers weet, enzo. Ik zie het als mijn taak om het verschil tussen een domeinnaam en een website bij de rechtelijk macht door te laten dringen. Toch ben ik wel gaan vloggen om mijn werk als advocaat op de gevoelige plaat vast te leggen. Regelmatig heb ik met mezelf zoveel lol om de starende blikken van colleage als wij ons op een sjiek advocatenfeestje bevinden en ik tegen het opklapbaar schermpje van mijn vlogcamera klets. Laat die stereoptye advocaten nog maar even bestaan. En vooruit, de fax ook.

Nine Bennink, advocate IE/IT bij Damsté advocaten – notarissen. Salsa, lippenstift en vlogs onder de naam Miss IP op Youtube.

Ministerie: apparaten zoals Oxboards mogen niet de openbare weg op

oxboardApparaten zoals Oxboards, waarop gebruikers zich voortbewegen zonder stuur, zijn in Nederland verboden op de openbare weg. Dat las ik bij Tweakers op gezag van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Deze apparaten vallen een beetje buiten de definities die de Wegenverkeerswet en aanverwante regelgeving kent, met name als het gaat om de aanwezigheid van stuur en zitplaats.

Met nieuwe vervoermiddelen is het altijd even puzzelen hoe ze wettelijk in elkaar zitten. Maar laten we het simpel houden: het ding heeft twee wielen en een motor, en hij kan niet harder dan 25 km/uur, dus is het een snorfiets (of eventueel een bromfiets) in de zin van de Wegenverkeerswet (art. 1 lid 1 sub e Wvw). Er gelden dan allerlei eisen aan de constructie ervan, en het gaat al meteen mis bij de eisen om verlichting of nummerplaat.

Er is mogelijk een uitzondering: de zogeheten Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen bepaalt dat een fabrikant een aanvraag kan doen om zijn bromfiets als ‘bijzonder’ te laten aanmerken. Er hoeft dan geen verlichting op nummerplaat op te zitten. Alleen dan wordt het elders weer complex:

De bijzondere bromfiets is voorzien van een goed werkende stuurinrichting of een goed werkend besturingssysteem.

Nu heeft de Oxboard geen stuur, maar door je gewicht te verplaatsen laat je hem een andere kant op gaan. Dat lijkt me een ‘besturingssysteem’ in de zin van de wet.

De bijzondere bromfiets is voorzien van een van een goed werkend remsysteem waarvan de remvertraging ten minste 4,0 m/s² bedraagt.

Remmen doe je op dezelfde manier, door je gewicht te verplaatsen. Ik weet niet of je daarmee deze remvertraging kunt halen (meelezende ingenieurs: hoe hard val je eraf als je direct met 4,0 m/s² begint te remmen?)

Verder zie ik bij de NOS nog discussie over een zitplaats:

“Het gaat om gemotoriseerde tweewielers, dus ze zouden een Europese typegoedkeuring als bromfiets moeten hebben”, aldus een woordvoerder van het ministerie. “Daar komen ze echter niet voor in aanmerking, omdat er geen zitplaats op zit. De enige mogelijkheid is dan nog aanwijzing als bijzondere bromfiets.”

Ik kan alleen nergens ontdekken waar in de Wegenverkeerswet of aanverwante regels staat dat een bromfiets of snorfiets een zitplaats moet hebben. Maar goed, die eis geldt sowieso niet voor een bijzondere bromfiets.

Op zich lijken het kleine dingen, maar hier is niet snel een oplossing voor. Een stuur toevoegen aan een Oxboard gaat hem niet worden, en een remsysteem aanpassen is ook niet echt een optie. Dus dan houdt het toch vrij snel op met deze apparaten op de openbare weg.

Is dit nu een omgekeerd stukje trage wetgeving? Wetgeving die traag aangepast wordt waardoor innovatie wordt geremd?

Arnoud