Ingebrekestelling per e-mail is rechtsgeldig

Een ingebrekestelling per e-mail mag ook, zo besliste de rechtbank in Amsterdam eind december. Dit is opmerkelijk, omdat de wet (art. 6:82 BW) eist dat zo’n ingebrekestelling schriftelijk moet gebeuren.

Wat is het nut van iemand in gebreke stellen? Menno Weij, die het vonnis vond, legt uit:

Het doel van een ingebrekestelling is om de andere partij (hier: de leverancier)nog een redelijke termijn te gunnen om alsnog aan een contractuele verplichting te voldoen – het kunnen “zuiveren” van een tekortkoming. Gebeurt dat niet, dan is die andere partij na verstrijken van die redelijke termijn juridisch in verzuim, en treden voor de ingebrekestellende partij (hier: de gebruiker) bepaalde rechtsmiddelen in, zoals bijvoorbeeld het recht tot schadevergoeding en/of het recht op beëindiging van het contract.

De reden om dit schriftelijk te moeten doen, is omdat dit een belangrijke eerste stap op weg naar een rechtszaak is. Het is dan wel zo handig als die netjes vastgelegd is. Is een ingebrekestelling per e-mail dan wel wenselijk? Met andere woorden, mag je “schriftelijk” bij een ingebrekestelling wel zo uitleggen dat e-mail er onder valt?

De rechter is in dit vonnis erg kort: aan alle voorwaarden is voldaan met deze e-mail, zo schrijft hij. Ik kan alleen nergens vinden waarom. Toen dit wetsartikel werd ingevoerd, dacht nog niemand aan e-mail. In de parlementaire behandeling wordt alleen de telex en het telegram genoemd als mogelijke “geschriften”, maar (natuurlijk) geen e-mail.

In de Tekst en Commentaar, het handboek voor juristen zeg maar, staat echter simpelweg dat “schriftelijk” mede omvat een fax, telex of e-mail. De vorige versie (uit 2004) noemt alleen fax en telex. Wat is er tussen 2004 en 2007 gebeurd dat men het zo vanzelfsprekend vond dat e-mail nu zonder verdere uitleg of bronvermelding bij dit rijtje mocht?

Bij overeenkomsten met schriftelijkheidsvereiste was het nodig om een apart wetsartikel (art. 6:227a BW) in te voeren waarin staat dat die overeenkomsten ook elektronisch mogen.

Bij de behandeling van het wetsvoorstel waar dit werd ingevoerd (28197, nr. C) legde de minister uit dat dat artikel 6:227a alleen voor overeenkomsten geldt, omdat de Europese Richtlijn alleen eiste dat men dit voor overeenkomsten invoerde. Nederland gaat dan niet alvast ook de regels van andere rechtshandelingen aanpassen. En daarna zei hij dit:

Het gevolg daarvan is dat voor andere rechtshandelingen dan (verbintenischeppende) overeenkomsten vooralsnog aan de hand van de bestaande bepalingen zal moeten worden bezien of en onder welke voorwaarden de desbetreffende rechtshandeling ook langs elektronische weg rechtsgeldig kan worden verricht. Het enkele feit dat in de wet het woord «schriftelijk» of een daarvan afgeleid woord is gebruikt, behoeft daaraan overigens niet steeds in de weg te staan.

De minister sluit dus niet op voorhand uit dat een elektronische ingebrekestelling ongeldig is enkel omdat hij elektronisch is. Maar om van daar naar een categorisch toestaan van elektronische ingebrekestellingen, gaat me nogal ver.

Iemand enig idee hoe dit zit?

UPDATE (12:12) Menno Weij van Solv reageert: “ja, een ingebrekestelling per e-mail moet kunnen”. En wel hierom:

Omdat er naar mijn smaak niet veel verschil zit tussen enerzijds telegram (bestaat dit fenomeen trouwens nog?) telex en fax, en anderzijds e-mail. Ten tweede kunnen partijen naar mijn smaak contractueel anders bepalen – het vereiste in artikel 6:82 BW is met andere woorden dus geen dwingend recht. Daar komt bij dat er voor de ontvanger van de mail enige bescherming bestaat op de voet van 3:37 BW – de verzender van de e-mail (met daarin dus de ingebrekestelling) dient aan te tonen dat de e-mail de ontvanger ook daadwerkelijk heeft bereikt.

Update (23 oktober 2011) soms kunnen ook mondelinge klachten als ingebrekestelling tellen. Formeel gezegd: een mondelinge mededeling van een medewerker “dat het niet gaat lukken” mag de klant opvatten als mededeling van het bedrijf (6:83 onder c BW). Dan is ingebrekestelling niet meer nodig.

Arnoud

8 reacties

  1. Beste Arnoud,

    hoe kun je aantonen dat de ontvanger de email daadwerkelijk heeft ontvangen? Ik zit op dit moment in zo’n procedure (als aanklagende partij zeg maar), maar hoe toon ik dat dan aan? Een ontvangstbevestiging kun je vragen maar hoeft de ander niet met ‘ja’ te beantwoorden….. en deze dame beroept zich continu al op allerlei smoesjes dat haar email het niet deed, dat ze post niet heeft ontvangen, etc. Ik heb dus toch per aangetekende post de ingebrekestelling verstuurd, weer 7 euro moeten investeren terwijl mevrouw mij nog steeds niet betaald heeft……… Grrr, om gek van te worden!

  2. @Jolanda, in een civiele kwestie is de bewijslast niet zo hoog. Als jij gewoon de email kunt afdrukken vanaf je “Sent items” in Outlook (of welk mail-systeem je ook gebruikt) dan kun je dat al als bewijs overleggen. Daaruit kan blijken dat je een verkeerd email adres hebt gebruikt maar als ook het email adres correct is, dan heb jij deze verzonden. Dat zij hem niet ontvangt is vergelijkbaar met een brief die je per post verstuurd maar waarbij ze aangeven deze niet te hebben ontvangen. De vraag is alleen hoe aanneemlijk het is dat zij deze niet heeft ontvangen en aangezien email net zo betrouwbaar is als reguliere post is het aanneemlijk dat de rechter zal aannemen dat de mail is verstuurd en dus ook is ontvangen. Dat deze meteen bij het oud vuil komt is een probleem voor de ontvanger, niet de afzender.

  3. Kamerstukken 31 358, nr. E Elektronische ingebrekestelling

    Artikel 6:82 BW bepaalt dat het verzuim van een schuldenaar intreedt wanneer hij in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. De leden van de PvdA-fractie merken op dat ingevolge artikel 6:265 BW de bevoegdheid tot ontbinding in bepaalde gevallen pas ontstaat wanneer de schuldenaar in verzuim is. Deze leden vragen of zij het juist zien dat een ingevolge artikel 6:227a BW langs elektronische weg tot stand gekomen overeenkomst wel ingevolge artikel 6:267 BW langs elektronische weg kan worden ontbonden, maar dat een eventueel noodzakelijke daaraan voorafgaande ingebrekestelling slechts schriftelijk kan plaatsvinden. Deze leden vragen of dit een los eindje is in het stelsel van contractenrecht. De in artikel 6:82 BW voorkomende term «schriftelijk» dient ook hier niet zo beperkt te worden opgevat. Reeds bij de totstandkoming van deze bepaling is erop gewezen dat deze term ook omvat een telegram en een telexbericht. Zie Parl. Gesch. Boek 6, p. 290. Mede gezien de ratio van deze bepaling kan daar ook een langs elektronische weg verzonden aanmaning onder begrepen worden. Daarbij doet niet ter zake of de overeenkomst al dan niet langs elektronische weg tot stand is gekomen.

Geef een reactie

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren, <UL>/<OL> voor lijsten, en <em> en <strong> voor italics en vet.