Auteursrecht tot ruim 200 jaar na creatie (gastpost)

Aan het leukste park van Amsterdam, het Sarphatipark, ligt het grappigste boekwinkeltje van Amsterdam, Sporadisch Antiquarisch. Op het eerste gezicht is het simpelweg een woonhuis met brede, lage vensterbanken. Pas als je dichterbij komt valt je op dat in een van die vensterbanken een rijtje boeken staat. Achter het raam zie je een bordje met de boodschap dat als je een van die boeken wilt kopen, je 1 euro in de brievenbus moet gooien. Het boek mag je dan meenemen.

Mijn postbus staat in dezelfde wijk, dus ik kom regelmatig langs dat winkeltje. Op een dag trok daar Prosper Melis’ “De Wonderbaarlijke Luchtreizen van Doctor Fast” mijn aandacht. Als Project Gutenberg- vrijwilliger ben ik altijd op zoek naar materiaal om te digitaliseren, maar dit werk leek me net iets te jong om vrij van auteursrechten te zijn (onder “jong” versta ik uiteraard niet enige redelijke interpretatie van dat woord). Daar ik toch geïnteresseerd was, schreef ik de gegevens op om thuis eens eerst wat onderzoek te doen.

Prosper Melis was een Vlaamse auteur die leefde van 1803 tot 1870. Het is niet duidelijk wanneer hij zijn Luchtreizen schreef, maar laten we aannemen dat dat rond 1850 was. Ik weet niet of het ooit tijdens zijn leven is uitgegeven, tijdens mijn zoektocht kwam ik enkel versies uit 1929 en 1937 tegen. Dat betekent dat het boek te “jong” is voor Project Gutenberg, want dat moet zich aan het Amerikaans recht houden, en dat betekent voor boeken die niet oorspronkelijk in de VS werden gepubliceerd dat ze van voor 1923 moeten zijn om opgenomen te kunnen worden.

Maar er was meer aan de hand. Het boek was geïllustreerd door ene Elza van Hagendoren. Van haar kon ik wel een geboortedatum vinden, maar niet een sterftedatum. Twee jaar geleden zou ze 98 geweest zijn, onwaarschijnlijk maar niet onmogelijk. Stel dat ze niet ouder is geworden: dan zou het auteursrecht op een boek dat rond 1850 voor commerciële exploitatie is geschreven, niet voor 2077 verlopen.

Er zitten wat haken en ogen aan dit verhaal. In de eerste plaats kun je het niet meer verifiëren. Als ik nu in de catalogus van de Koninklijke Bibliotheek zoek, kan ik het boek van Melis niet meer vinden. Daarnaast kan het natuurlijk ook goed zijn dat er wel een eerdere uitgave van het boek is, die alleen niet te vinden is in de catalogi van nationale bibliotheken. En ten slotte is er een theorie onder ons juridische leken die stelt dat in elk geval de tekst van het boek, mits vóór 1937 gepubliceerd, in het publiek domein van de Europese Unie is. Een uitgever als Project Gutenberg zou zich dus tot de tekst kunnen beperken.

Hoe uitzonderlijk dit geval ook is op het moment, er is een kans dat deze lange duur van auteursrecht regel wordt. Het bestrijden van het lichamelijk verval dat op hoge leeftijd optreedt is iets wat pas sinds kort met enige ijver door de medische wetenschap wordt opgepakt. De vergrijzing en daarmee de opkomst van een brede laag vermogende ouderen in het Westen zal daar wellicht iets mee van doen hebben. Het gevolg kan zijn dat zowel de gemiddelde als de maximale leeftijd van de mens binnenkort flink wordt verhoogd.

Een reden die traditioneel wordt gegeven voor het tot obscene lengtes oprekken van de duur van het auteursrecht is dat auteurs steeds langer leven. Dat auteurs vroeger eerder stierven is echter een fabeltje. Auteurs in 1900 leefden even lang als auteurs in 2000, ondanks dat de mens gemiddeld steeds ouder werd. Dit komt, omdat de gemiddelde leeftijd in 1900 voornamelijk gedrukt werd door kindersterfte. Tegen de tijd dat je boeken schreef was je zeg maar voorbij het gevaarlijke punt.

Als je 1+1 optelt, kun je alleen maar concluderen dat als het aan de politiek ligt, het auteursrecht tot 140 jaar na de dood van de auteur zal duren, en die dood zal ook nog op zich laten wachten, en wachten, en wachten….

Branko Collin is een vrijwilliger van Project Gutenberg, de digitale bibliotheek van boeken die (voor het grootste deel) tot het publiek domein zijn teruggekeerd. Net als de oprichter van het project, Michael Hart, vindt hij dat hij veel minder van het auteursrecht afweet dan zou moeten, en veel meer dan hij wil. Tien jaar geleden vond Branko het document “10 Big Myths about copyright explained” van Brad Templeton briljant, nu achterhaald.

26 reacties

  1. “En ten slotte is er een theorie onder ons juridische leken die stelt dat in elk geval de tekst van het boek, mits v??r 1937 gepubliceerd, in het publiek domein van de Europese Unie is.” Dit lijkt mij zo zeer juist (op 1 dingetje na), dat ik moeite had om te begrijpen waarom je eraan zou twijfelen. Maar ik neem aan dat het tegenargument zou zijn: het boek is (wellicht) voor het eerst gepubliceerd samen met de illustraties, op dat boek zit gemeenschappelijk auteursrecht en daarom volgt uit art. 37 lid 2 Aw dat het auteursrecht pas 70 jaar na de dood van de tekenares vervalt.

    Dat op het boek als geheel gemeenschappelijk auteursrecht rust klopt natuurlijk, maar de tekst vormt op zichzelf genomen ook een zelfstandig werk (het is nota bene geschreven voordat de tekenares is geboren), en het auteursrecht daarop is 70 jaar na de dood van de schrijver verstreken. Het zou me althans enorm verbazen als het anders is.

    (Art. 37 lid 2 Aw vind ik eigenlijk maar merkwaardig. Dat er op een werk met twee auteurs auteursrecht zit tot 70 jaar na de dood van beide auteurs volgt al uit lid 1. Voegt lid 2 iets toe? Het enige dat ik kan bedenken is dat lid 2 ervoor zorgt dat ook de erven van Prosper Melis nog steeds een beroep kunnen doen op het auteursrecht op het hele boek (tekst+tekeningen). Dat is inderdaad wat lid 2 letterlijk zegt, maar dat lijkt mij niet te kloppen. Of toch?)

    Wat betreft het “dingetje”: waarom is het voor de vraag of de tekst naar Europees recht vrij is van auteursrecht van belang dat het boek (of de tekst) v??r 1937 is gepubliceerd? In art. 37 lid 1 Aw lees ik alleen dat het vervalt door verloop van 70 jaren, te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgende op het sterfjaar van de maker. Of het werk gepubliceerd is doet er volgens mij niet toe (of mis ik iets)?

    Voor de Amerikaanse wetgeving doet dat er inderdaad wel toe. Ingewikkeld! Zo te zien zou het boek inderdaad v??r 1923 moeten zijn gepubliceerd, tenzij het niet gepubliceerd is “in compliance with all US formalities”, in welk geval er nog wat mogelijkheden zijn.

  2. En bedoel je met 1+1 dat de huidige termijn van 70 jaar (gerekend vanaf de dood van de schrijver) min of meer gebaseerd is op de gemiddelde levensduur? (Zodat die termijn naar 140 jaar zal moeten als de gemiddelde levensduur verdubbelt?)

    Ik zie niet direct in waarom die 70 jaar te maken zou hebben met de gemiddelde levensduur, maar ik zou ook niet weten waar die termijn anders vandaan komt. Weet iemand daar meer over?

    1. Ik zie niet direct in waarom die 70 jaar te maken zou hebben met de gemiddelde levensduur, maar ik zou ook niet weten waar die termijn anders vandaan komt. Weet iemand daar meer over?

      In de (weliswaar inmiddels achterhaalde) Richtlijn 93/98/EEG, die de termijn van 50 jaar oprekte naar 70 jaar na de dood van de auteur(s), staat bij de overwegingen:

      5. Overwegende dat de in de Berner Conventie vastgelegde minimumbeschermingstermijn van 50 jaar na de dood van de auteur een bescherming beoogt van de auteur en van zijn nakomelingen van de eerste en de tweede generatie; dat door de verhoging van de gemiddelde levensduur in de Gemeenschap deze termijn niet langer volstaat om twee generaties te beschermen;
      en vervolgens in artikel 1, lid 1:
      Het auteursrecht op werken van letterkunde en kunst in de zin van artikel 2 van de Berner Conventie geldt gedurende het leven van de auteur en tot 70 jaar na zijn dood, ongeacht op welk tijdstip het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt.

      1. Die overweging 5. was toen al wiskundig gezien volslagen onzinnig; de afstand tussen generaties heeft niets te maken met de levensverwachting. Het punt is dat uitgevers die pleitten voor de verlenging wilden verhullen dat het gewoon ging om ordinair uitmelken van klassiekers — ten koste van levende auteurs die nog wel productief zijn: immers het budget van consumenten en onderwijsinstellingen gaat niet magischerwijze omhoog door deze maatregel, dus gaan uitgaven voor werken met een verlengt auteursrecht ten koste van de inkomsten van nu productieve auteurs: ergo: de maatregel werkt het maken van nieuwe werken dus tegen, en is daarmee fundamenteel in strijd met de onderliggende doelstelling van het auteursrecht.

  3. Om zelf mijn vraag over art. 37 lid 2 Aw te beantwoorden: volgens Spoor/Verkade/Visser profiteren daar inderdaad de rechtverkrijgenden van alle co-auteurs van. Dat verbaast mij.

    Dan vraag ik me af of jouw boek wel een gemeenschappelijk werk is. Het lijkt me eerder een combinatie van werken en/of een bewerking. Zie inderdaad p. 33/34 van Spoor/Verkade/Visser: uit HR 25 maart 1949, NJ 1950, 643 volgt dat er van een gemeenschappelijk werk pas sprake is als de verschillende elementen niet scheidbaar zijn. In jouw boek zijn de tekst en de tekeningen scheidbaar. Het gaat dus niet om een gemeenschappelijk werk. Op p. 34 wordt dit ook expliciet voor een boek met tekst en illustraties opgemerkt. (Dat de tekeningen naar alle waarschijnlijkheid speciaal zijn afgestemd op de tekst doet er hier dus niet toe.)

    Daarmee staat m.i. wel helemaal vast dat de juridische lekentheorie klopt (op het “mits v??r 1937 gepubliceerd” na dan, tenzij ik iets over het hoofd zie).

  4. Wat die 70 jaar betreft: ik sluit niet uit dat ik een schrijffout heb gemaakt en inderdaad 70 jaar tot na de dood van de auteur bedoelde. Maar er even vanuit gaande dat ik het inderdaad bedoelde zoals ik het schreef: het kan natuurlijk zijn dat de tekst is bewerkt, de spelling is gemoderniseerd, enzovoort.

    Een voorbeeld hiervan heb ik toevallig hier staan, een vergelijking tussen enkele alinea’s van Kluitmans De Zoon van Dik Trom uit 1991 en de Project Gutenberg-versie die uit rond 1910 stamt. Merk op dat 1) de Kluitman-versie uit de serie komt die de originele boeken zoveel mogelijk probeert te benaderen, en 2) ik spellingsverschillen niet heb gemarkeerd.

    De hamvraag is dan altijd: zit er een auteursrecht op die bewerkingen? Zo ja, ga ik ervan uit dat die bewerkingen in loondienst zijn uitgevoerd. Vandaar publicatie+70.

    Ten slotte is er nog de overweging dat we niet graag worden aangeklaagd, dus liever safe than sorry. Project Gutenberg krijgt al regelmatig juridisch geblaf binnen van uitgevers en erven die het voor geen meter zint dat “hun” werken in het publiek domein zijn terecht gekomen en graag blijven doen alsof er niets is veranderd. Het is bij andere uitgevers gebruik om dan maar gewoon, ondanks de rechtenvrije status, licentierechten te blijven betalen,* maar daar hebben wij geen geld voor. Dus laten wij ons welgezinde IE-advocaten pro bono terugblaffen, en tot nu toe werkt dat.

    *) Ik ken hier twee concrete voorbeelden van, maar kan ze zo gauw niet vinden. Een is meen ik SF-uitgever Tor, maar ik weet niet meer om welke auteur dit ging (veel SF-auteurs vergaten een deel van hun werken te verlengen), de ander een of andere filmmaatschappij die volgens ik meen Lawrence Lessig een krant een licentie betaalde voor het gebruik van in een nieuwsbericht genoemde feiten.

    1. Bij Project Gutenberg zijn klachten binnengekomen over het werk van SF auteur Poul Anderson: deze bleken gedeeltelijk terecht (volgens de VS wetgeving, die extreem complex is als het gaat om werken uitgegeven tussen 1925 en 1963), en gedeeltelijk niet. De werken waarop toch auteursrecht bleek te rusten zijn verwijderd.

      Ook zijn klachten binnengekomen over werken van Ayn Rand, die in de VS rechtenvrij zijn, en daarbuiten soms niet. Het standaard antwoord van Project Gutenberg (PG) is, dat zij onder VS recht opereren, en niet verplicht, noch in staat zijn de situatie in andere jurisdicties te volgen. Desondanks is zij in Duitsland aangeklaagd door S. Fischer Verlag over werken van Thomas Mann. In deze zaak heeft PG gesteld dat een Duitse rechtbank geen jurisdictie heeft, maar heeft zij desondanks verloren. Daarop heeft PG heel Duitsland geblokkeerd door middel van een Geoblock. (Die triviaal is te omzeilen met een Tor browser of VPN, of door een van de mirrors te gebruiken, dus de-facto een pyrrusoverwinning voor Fischer, en veel slechte PR in Duitsland)

      Achtergrond: http://cand.pglaf.org/

  5. Interessant. Het moderniseren van de spelling lijkt me in ieder geval geen nieuw auteursrecht opleveren. Over herschrijven met modern taalgebruik schrijft Arnoud: “Wel creatief is een 19e-eeuwse tekst herschrijven in modern taalgebruik, omdat je daar eigen woordkeuzes en vertaling van situaties naar het heden moet doen.”

    Als situaties naar het heden zijn vertaald lijkt me dat inderdaad creatief. Als alleen archa?sche woorden vrijwel algoritmisch door hedendaagse woorden zijn vervangen hoeft dat denk ik niet creatief te zijn. Jouw voorbeeld zit daar een beetje tussenin; het zoveel mogelijk willen benaderen van het origineel duidt m.i. op het zo min mogelijk creatief willen zijn. Maar is het Kluitman gelukt om zo oncreatief te zijn dat er op de nieuwe uitgave geen auteursrecht zit?

    Misschien kun je zeggen dat de bewerking slechts bestaat uit een (weliswaar groot) aantal op zichzelf staande aanpassingen van de oorspronkelijke tekst, met als overkoepelend idee slechts het moderniseren van het taalgebruik en het zo dicht mogelijk bij het origineel blijven. Geen van de aanpassingen is op zichzelf genomen creatief te noemen. Weliswaar is het een keuze om “terwijl hij zich met zijn vaandrig verwijderde” te vervangen door “terwijl hij met zijn vaandrig wegliep”, maar die keuze is deels bepaald door het doel om het taalgebruik te moderniseren, en voor het overige gewoon willekeurig. Alle aanpassingen bij elkaar genomen leveren evenmin iets creatiefs op, omdat de enige overkoepelende gedachte niet creatief is.

    Maar ik zie dit vast verkeerd ;). Het is natuurlijk veel veiliger om de oorspronkelijke tekst te gebruiken en die eventueel zelf te bewerken.

    Wanneer heeft de vertaler van een tekst auteursrecht op de vertaling? Daar moet je toch ook iets meer voor doen dan alleen zin voor zin zo letterlijk mogelijk vertalen, lijkt me? Bij een goede vertaling van een literair werk zal er denk ik al snel sprake zijn van iets meer, maar bij de vertaling van een handleiding niet, neem ik aan.

    1. Een aardig voorbeeldje: tijdens WW2 heeft Kluitman de tekst van het boek De Zoon van Dik Trom op last van de bezetter aangepast. Dat hebben ze na WW2 nooit meer ongedaan gemaakt. Dus de Project Gutenberg versie van die tekst is nu de versie die de oorspronkelijke intentie van de Joh. Kieviet weergeeft.

  6. Volgens deze NRC-blogger is de beste vertaling van Tolstoi’s beroemde openingszin van Anna Karenina de letterlijkste. Ik ben het daarmee eens.

    Marcellus Emants schreef in 1904 aan Gonne Uildriks: “In zake vertaalwerk kan het u niet onbekend zijn, dat Nederland nog niet is toegetreden tot de Berner Conventie. U kan er dus gerust op los vertalen zonder iets te betalen. U staat evenwel altijd bloot aan de onaangenaamheid, dat iemand anders gauwer dan u werkt en dat u dus voor niets heeft gearbeid. Goed, maar ook weer niet afdoende, is ’t dus aan de auteur en zijn uitgever het vertaalrecht aan te vragen.”

    Hoe het volgens de wet en de jurisprudentie is geregeld, weet ik niet.

  7. A propos licenties betalen voor iets waar geen auteursrechten op zitten, ik heb de twee links gevonden.

    De Science Fiction-uitgever betrof Baen (de naamgever waarvan voor Tor heeft gewerkt, vandaar de verwarring). Eric Flint, die voor Baen werkt, schrijft hierover onder andere: “By the way, as an aside, most commercial publishers would pay the author something, anyway. Laws are laws, economic realities are economic realities, and public relations are public relations. The cost of buying the rights for a long out-of-print story by an obscure writer is so low that most publishers will gladly do it just to avoid, if nothing else, the hassle of trying to determine whether the work is in the public domain and/or the potential backlash they’d get from public opinion if they didn’t. I’ve reissued over twenty volumes of stories by old authors, either as the sole editor or working with other editors, and I can tell you that in no instance did we try to determine if something was in the public domain or not, if the author was still alive.”

    En Lawrence Lessig zegt over de vraag “Why do Studios Pay for Newspaper Movie Rights?“: “So the existence of these licenses are, from principle if not practice, something of a mystery. I’ve heard a few explanations, though perhaps a reader has a better explanation than what I’ve heard.” Dan volgen wel wat mogelijke scenario’s, maar geen daarvan is een echt antwoord.

  8. Dat je om de vertaling uit te kunnen brengen met de uitgever van de auteur moet onderhandelen komt door het auteursrecht dat op het oorspronkelijke werk rust, want dat zit automatisch ook op de vertaling (tenzij verlopen). Marcellus Emants doelt er denk ik op dat er in 1904 naar Nederlands recht nog geen auteursrecht zat op werken die in het buitenland zijn gepubliceerd.

    Daarnaast kan op de vertaling het auteursrecht op zitten van de vertaler, maar dan moet de vertaler wel iets creatiefs hebben bijgedragen. Bij zo goed als letterlijk vertaalde technische teksten lijkt er mij geen sprake te zijn van een auteursrecht van de vertaler. (Bij computervertalingen evenmin, al is dat gezien het recente Endstra-arrest geen harde regel.)

    Voor zover ik op internet kan zien wordt altijd voetstoots aangenomen dat de vertaler auteursrecht heeft op zijn vertaling. Dat vind ik niet zo heel vanzelfsprekend. Maar goed, op (niet al te oude) vertalingen van teksten die voor Project Gutenberg interessant zijn zit waarschijnlijk vrijwel altijd auteursrecht van de vertaler.

    Grappig trouwens, dat stuk van Lessig! Maar is het niet zo dat ook de persoon die (meestal ongewild) de hoofdrol heeft gespeeld in het te verfilmen nieuwsverhaal ook de “rechten” verkoopt? Welke rechten?! Ik vroeg mij dat een tijd geleden eens af en kwam niet veel verder dan het portretrecht. Het helpt natuurlijk als de (werkelijke) hoofdpersoon een steentje bijdraagt aan de promotie van de film.

    Lessig’s suggestie dat het een manier is om de markt te verdelen klinkt mij helemaal niet gek in de oren. Als dit klopt, dan zouden de mededingingsautoriteiten eigenlijk moeten ingrijpen.

    De comments bij Lessig’s artikel zijn ook interessant (ah, je staat er zelf ook tussen zie ik nu). Cope geeft een interessant antwoord op mijn vraag: “Usually what will happen is the subject will be paid for the rights to his or her story. That gives Hollywood the right to bend facts and weave a narrative that will work better given commerical and narrative constraints.” Haha, het gaat om het RECHT om de feiten te verdraaien!!! Daar had ik nog niet aan gedacht.

  9. Ah, dat verklaart waarom ik bij het lezen van de comments de indruk kreeg dat Tim Wu de schrijver was 😉

    Ik vond nog Does Pfc. Jessica Lynch Own the Movie Rights to Her Life? van Eugene Volokh met eigenlijk dezelfde conclusie: In this sense, “movie rights” really means “the right to make mistakes.”

    Van niet minder commercieel belang: wat zijn “voetbalrechten”? Zou voetbal echt iets met intellectueel eigendom te maken hebben? Volgens Spoor/Verkade/Visser, p. 127, worden sport- en spelprestaties volgens internationaal gangbare opvattingen niet als ‘werken’ beschouwd.

    In HR 23 oktober 1987, NJ 1988, 310 (KNVB/NOS) oordeelde de HR wel dat de KNVB zich op basis van het huisrecht kan verzetten tegen het maken van opnames in stadions. Als ik het goed begrijp kunnen organisatoren van sportwedstrijden slechts hun medewerking aan het maken van opnames verkopen.

    In de praktijk gaat de macht van organisaties als de UEFA en het IOC volgens mij echter veel verder. Is dat niet slechts gebaseerd op bluf en op illegale concurrentievervalsende afspraken?

  10. Ik denk dat je als je in staat zou zijn om achter de rug van de KNVB om opnamen van een betaald-voetbalwedstrijd te maken, je in de eerste plaats de KNVB heel kwaad zou maken. Je zou dan een volledige “lockdown” krijgen, waarbij journalisten nog veel meer beperkingen opgelegd krijgen voor ze een stadion inmogen, en de sfeer zou in zijn algemeen grimmiger worden.

    Daar zijn volgens mij twee dingen over te zeggen. 1) Copymorals zijn blijkbaar dusdanig dat iedereen het heel normaal vind dat de organisator van een evenement ook de publicatierechten op dat evenement heeft. 2) In hoeverre is een betaald-voetbalwedstrijd “van het volk”? We vinden het tenslotte ook heel normaal dat de belastingbetaler voor politiebegeleiding opdraait, dat de overheid keer op keer verliesdraaiende clubs financieel uit de brand helpt, enzovoort.

    De situatie doet me een beetje denken aan TV-programmagegevens, waar ook geen rechten op zitten, maar die wel zo worden behandeld. (Verhip, dat zie ik nu pas. Er is een aparte auteurswet om die arme, hongerlijdende commerci?le omroepen te beschermen tegen de burger, genaamd Mediawet. Artikel 71w: Als inbreuk op het auteursrecht op enig geschrift inhoudende opgaven van uit te zenden programma’s, vervaardigd door of in opdracht van een commerci?le omroepinstelling, wordt voor de burgerrechtelijke aansprakelijkheid mede beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van lijsten of andere opgaven van die programma’s anders dan met toestemming van de desbetreffende commerci?le omroepinstelling, tenzij wordt bewezen dat de gegevens in die lijsten of andere opgaven niet direct of indirect zijn ontleend aan enig geschrift als bedoeld in de aanhef van dit artikel.) Enfin, dat was dus een goeie vergelijking geweest als ’t geen uitzondering was geweest. 🙂

    Iemand moet zo’n rare regel toch hebben bedacht. Iemand moet verantwoordelijk zijn. Science Fiction-schrijver Charlie Stross zei ooit dat het onverstandig was (en ik parafraseer en herinterpreteer nu) om Tweede Kamerleden na hun ambtstermijn af te schieten, omdat je dan niemand meer bereid zou vinden om parlementari?r te worden. “The value of an organized succession” noemde hij dat. Dat klonk toen ik het las heel verstandig.

  11. Dat de KNVB mij verbiedt om in de stadions opnamen te maken heb ik inderdaad niet zo’n probleem mee. De KNVB heeft als particuliere organisatie nauwelijks een reden nodig om mij de toegang te weigeren.

    Maar wie erin slaagt de beelden van een wedstrijd uit de lucht of van het internet te plukken, die kan er volgens mij verder mee doen wat hij leuk vindt. Ik herinner me van een paar jaar geleden enige commotie toen bleek dat van Chinese websites livebeelden van wedstrijden uit de Eredivisie konden worden gestreamd (met een seconde of 10-20 vertraging gok ik). Volgens bijv. dit bericht en ook volgens deze site is zoiets illegaal. Met het geluid van de commentatoren erbij is dat (denk ik) ook wel zo, maar als dat wordt weggelaten of vervangen zie ik het probleem niet.

  12. Grom, het is inderdaad niet de voetbalwedstrijd zelf, maar wel de cameraregistratie, die auteursrechtelijk beschermd is (Rb. Amsterdam, 5 oktober 2006). Ligt natuurlijk erg voor de hand, maar ik zocht de rechten op de verkeerde plaats (beetje dom).

    De “voetbalrechten” die voor enorme bedragen worden verkocht zijn dus een soort veredelde zitplaatsen in het stadion. Het systeem werkt doordat de organisatie die de opnames maakt daar auteursrecht op heeft. De Chinese sites zijn dus inderdaad illegaal (voor zover Nederlands recht van toepassing is).

    De rechtbank Amsterdam heeft het in rov. 7 overigens ook nog over exploitatierechten van de thuisspelende clubs die zijn te onderscheiden van de auteursrechten op de filmbeelden. Ik vraag me af of de rechtbank daarmee de veredelde zitplaatsen in het stadion bedoelt of iets anders.

    1. Dat hangt er van af: als je camera’s vast ophangt, of door een AI laat besturen, dan is er geen mens in het opnameproces geweest, en is er dus geen sprake van auteursrecht (als zou een eventuele latere redactionele samenvatting dat wel kunnen hebben: alle streams van alle cameras maken het bekijken van een wedstrijd wel erg langdradig).

  13. Wat ik me wel eens af vraag is of (en waarom) er auteursrecht op actiefoto’s van sportfotografen zit. Dit zijn vaak foto’s die worden gemaakt met een soort filmcamera, zo snel maakt dat apparaat foto’s. In wezen zijn dit soort foto’s kiekjes, waar de fotograaf veel minder invloed op heeft dan op zeg een nauwkeurig uitlicht en gepositioneerd stilleven. Weliswaar zien die foto’s er over het algemeen veel beter uit dan die van amateurs op hetzelfde moment en dezelfde plaats, maar dat komt ongetwijfeld doordat de sportfotograaf vakkennis met zich meebrengt: dat maakt hem nog niet automatisch een auteur. De regisseur die de uitzending van een betaald-voetbalwedstrijd samenstelt, zelfs al is het live, heeft vaak veel meer ruimte zijn stempel op de registratie te zetten. Hij kan tussen camerastandpunten wisselen, hij kan cameramensen instructies geven (volg die speler in close-up), enzovoort.

  14. Ik denk dat je daar wel een punt hebt. In ieder geval heeft een fotograaf geen auteursrecht omdat hij fotograaf is, dat volgt uit het Endstra-arrest. Het persoonlijk stempel moet aan de foto zelf zijn af te lezen. Als van die foto eigenlijk alleen is af te lezen dat ie met vakkennis is gemaakt (scherp etc.), dan lijkt me dat inderdaad niet voldoende. Maar wat valt er verder van actiefoto’s nog af te lezen? Op de actie zelf zit geen auteursrecht.

    Bij de registratie van een livewedstrijd vanuit verschillende camerahoeken is het inderdaad veel duidelijk dat er sprake is van creatieve keuzes. Misschien vooral vanwege de vele niet-pure actiemomenten.

  15. Volgens een Britse rechter Kaplan in het artikel dat je linkt zit er op een actiefoto wel een auteursrecht: “It will be evident that in photography there is room for originality in three respects. […] Thirdly, a person may create a worthwhile photograph by being at the right place at the right time. Here his merit consists of capturing and recording a scene unlikely to recur, e.g. a battle between an elephant and a tiger.”

  16. Even een zeer late aanvulling: zoals het er nu naar uitziet leefde Prosper Melis in de 20e eeuw. De jaartallen 1803 – 1870 horen bij een Franse schrijver die Prosper M?rim?e heet, maar die weer niet verantwoordelijk was voor ???De Wonderbaarlijke Luchtreizen van Doctor Fast???. Dit geval van een boek dat 150 jaar na uitgave nog onder het auteursrecht zucht klopt dus niet. (Dit naar aanleiding van een mailtje dat naar Arnout werd gestuurd en waarbij ik uiteindelijk in de cc terechtkwam.)

  17. Dit is een probleem waar ik als mede-vrijwilliger van Project Gutenberg ook regelmatig tegenaanloop. Waar in de VS de uiterste grens van 95 jaar na publikatie het onderzoek makkelijk maakt, is de EU norm van 70 jaar na de dood van de laatste auteur rampzalig, omdat zij ook de beschikbaarheid van veel werken die technisch publiek domein zijn beperkt — zonder dat er ook maar een dode auteur of zijn verre nazaten is die daar baat bij hebben. Het is namelijk zeer lastig voor wat minder bekende auteurs de relevante data de vinden, dus moet je er veiligheidshalve vanuit gaan dat elke betroffen (niet anonieme, maar wel stiekem gestorven) bijdrager 100 jaar oud is geworden, en, als ook geen geboortedatum te vinden is, die zijn eerste werk op 15 jarige leeftijd heeft uit laten geven. Dus in het ergste geval duurt het dan inderdaad 200 jaar voordat je veilig publiek domein mag aannemen. Dit speelt misschien minder met de auteurs van klassiekers, maar ik heb bijvoorbeeld ook hele jaargangen van tijdschriften, met vaak honderden personen die hier iets auteursrechterlijk relevants aan hebben bijgedragen — deze zijn effectief dus niet in zijn geheel te digitaliseren tot 200 jaar na publicatie. Volslagen achterlijk en destructief voor het behoud van ons cultureel erfgoed. Gelukkig is er de omweg via de VS nog (door, desnoods anoniem, dingen te uploaden naar Archive.org of aanbieden aan Project Gutenberg, wat ook kan als je het werk fysiek meeneemt naar de VS), en dan is er vrijwel geen haan die er naar kraait, of er vanuit de EU nog iets aan kan doen. Beschouw het als een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid ten opzichte van een wet die duidelijk heel specifieke uitgeversbelangen, maar niet het algemeen belang of dat van auteurs dient.)

Geef een reactie

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren, <UL>/<OL> voor lijsten, en <em> en <strong> voor italics en vet.