Niet-bestaande auteursrechten (gastpost)

(Definities: lezer = iemand die werken “consumeert”, auteur = iemand die werken “produceert”, uitgever = tussenpersoon voor lezers en auteurs, Britney Spears = een oeuvre waarvan een elitaire snobistische kliek de kwaliteit in twijfel trekt.)

Het auteursrecht geeft je controle over de distributie van werken. Dat is het zo’n beetje. Maar wat auteursrecht is, en wat mensen denken dat auteursrecht is, loopt nogal eens uiteen. Wat zijn zo de moderne mythen over het auteursrecht?

  • alles is eigendom
  • de auteur is de ouder van een werk
  • voordelen van het auteursrecht beperken zich niet tot werken
  • auteurs verdienen te worden gecompenseerd voor hun arbeid
  • auteurs zijn rijke stinkerds
  • goede werken worden onderdrukt ten voordeel van Britney Spears

Op het eerste gezicht lijken sommige van deze mythen elkaar tegen te spreken. Vrees niet: dat doen ze inderdaad! Dit is (nog) niet een taxonomie, slechts een verzameling van de vormen die ik zo op het web tegenkom.

Sommige burgers (hoofdzakelijk advocaten en uitgevers?) geloven dat alles = eigendom. Als zij zien dat mensen werken distribueren, gaat bij hen onmiddellijk het alarm af: aangezien als eigendom is, moet er ergens een eigenaar zijn, en aangezien de distributeur er niet als een traditionele uitgever uitziet, moet de distributie wel illegaal zijn. (De wet helpt hier niet echt: zelfs het stompzinnigste, miniemste werk krijgt automatisch een auteursrecht aangeplakt, en dat duurt dan voor vrijwel altijd. Er was ooit een tijd dat de helft van alle werken publiek domein was.)

Deze mythe ligt mogelijk ten grondslag aan de juridische actie die Science Fiction Writers of America ondernam tegen documentenwebsite Scribd in 2007, toen de eerstgenoemde niet alleen illegaal maar ook legaal aangeboden documenten liet verwijderen. [bron]

De Motion Picture Association of America ging nog een stapje verder. In een rechtszaak tegen filesharers beweerde de MPAA niet met bewijzen te hoeven aankomen, omdat het verzamelen daarvan zo lastig is. Alleen iemand die aanneemt dat iedereen een wetsovertreder is kan zoiets bedenken. [bron]

Toen een Nederlandse rechter kort geleden tot het oordeel kwam dat downloaden uit een illegale bron zelf illegaal is, leidde dat tot brede kritiek onder Nederlandse IE-advocaten. Maar een van hen, Arnout Groen, beweerde: “Het is een gek idee, dat je iets van waarde gratis kunt consumeren”. [bron]

Sommige auteurs hebben sterke ouderlijke gevoelens tegenover hun werken. Zij hebben het gevoel “hun kindje” te moeten “beschermen” door elk soort gebruik waar ze het niet mee eens zijn te verbieden, zoals gebruik dat door de auteurswet als niet-inbreukmakend wordt bestempeld.

Toen het Copyright Office van de VS aan burgers vroeg om mee te denken over het probleem van verweesde werken, reageerde ene Kristie Hubler: “Als mensen toegang hebben tot mijn werk zonder ervoor te betalen, en ze gebruiken het alleen om geld te verdienen, dan is dat alsof ik verkracht word, of als een baby die ik heb gebaard uit mijn armen wordt gerukt, om nooit meer te worden teruggezien.” [bron, PDF]

Openbaar maken betekent letterlijk: aan de openbaarheid prijsgeven. Als je niet een bepaalde mate van zeggenschap over je werken wilt opgeven, moet je je werken niet openbaar maken.

Sommige organisaties menen dat de gigantische voordelen van het auteursrecht automatisch ook op niet-werken van toepassing zijn. Zo gelooft een bepaalde fabrikant van besturingssystemen dat op API’s ook auteursrecht van toepassing is, ook al is een API niet een werk in de zin van de auteurswet. (Een API is een protocol, een interface, dat computerprogramma’s gebruiken om met elkaar te communiceren.)

Om te citeren wat ik eerder elders schreef: “Microsofts licenties voor zijn eigen netwerkprotocollen zijn te beperkend volgens de Europese Unie.” Microsofts wat? Maar inderdaad, dat is precies wat de Amerikaanse softwarefabrikant suggereert: “De […] licentieovereenkomst […] kent aan de licentienemers […] een licentie toe onder Microsofts Europese intellectuele eigendomsrechten ten bate van het correct samenwerken van software met Microsoft-client- en serverbesturingssystemen.” Geen IE-advocaat heeft me ooit kunnen uitleggen wat deze “intellectuele eigendomsrechten” zijn en welke wet Microsoft zou gebruiken om me aan te klagen als ik hun “licentie” overtrad. [bron]

Branko Collin is een vrijwilliger van Project Gutenberg, de digitale bibliotheek van boeken die (voor het grootste deel) tot het publiek domein zijn teruggekeerd. Net als de oprichter van het project, Michael Hart, vindt hij dat hij veel minder van het auteursrecht afweet dan zou moeten, en veel meer dan hij wil. Tien jaar geleden vond Branko het document “10 Big Myths about copyright explained” van Brad Templeton briljant, nu achterhaald.

6 reacties

  1. “De Motion Picture Association of America ging nog een stapje verder. In een rechtszaak tegen filesharers beweerde de MPAA niet met bewijzen te hoeven aankomen, omdat het verzamelen daarvan zo lastig is.” Uit deze opmerkingen blijkt dat het toch iets subtieler lag dan het lijkt. MPAA beweerde dat het voor een inbreuk op het auteursrecht niet nodig was dat de aangeboden bestanden daadwerkelijk waren gedownload. Het zou voldoende zijn dat deze bestanden voor download zouden zijn aangeboden. Als dat zo is, dan hoeft er inderdaad niet bewezen te worden dat er daadwerkelijk is gedownload.

    Het argument is dus dat de bewijsproblemen een aanwijzing vormen dat de wet zo moet worden uitgelegd, dat het enkele aanbieden al een inbreuk vormt. Of dat argument hout snijdt is voor mij niet te beoordelen. Als in het Amerikaanse recht al vaststaat dat het enkele aanbieden geen inbreuk vormt, dan zal dat argument daar normaal gesproken niets aan kunnen veranderen. Maar als het onduidelijk is hoe de wetgever een en ander precies heeft bedoeld, dan zou het een factor kunnen zijn (alleen moet je het m.i. dan wel in een bredere context bekijken, nl. aanbieden aan het publiek in het algemeen, niet alleen via filesharing).

    Hoe zou dit in Nederland zitten? Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.

    Als een werk wordt gedownlaod, dan is dit vanzelfsprekend een verveelvoudiging (die van de kant van de downloader overigens onder een beperking kan vallen, zie art. 16c Aw). Het enkele aanbieden aan het publiek lijkt mij een openbaarmaking. Dus in Nederland lijkt niet bewezen te hoeven worden dat een met een filsharingprogramma aangeboden werk daadwerkelijk is downgeload (lees upgeload) om te kunnen bewijzen dat de aanbieder zich schuldig maakt aan een inbreuk op het auteursrecht.

  2. Zie bijv. HR 16 december 1986, NJ 1987/613, waarin het ter verhuur aanbieden van (illegaal gekopieerde) videobanden als auteursrechtelijke openbaarmaking werd aangemerkt. Er hoefde niet bewezen te worden dat de banden daadwerkelijk een of meerdere malen zijn verhuurd.

  3. Of dat argument hout snijdt is voor mij niet te beoordelen.

    En om dat te beoordelen heeft de rechter nu juist opgeroepen tot discussie.

    Het lijkt me lastig, maar niet onmogelijk om inbreuk aannemelijk te maken. (Ik neem aan dat dat het meeste is wat de MPAA hoeft te doen, omdat het auteursrecht ook in de VS civiel recht is, IIRC.) Dat de MPAA dan ook nog eens een shortcut krijgt lijkt me onwenselijk, maar ja, ik ben die rechter niet. Het auteursrecht was oorspronkelijk ook niet bedoeld zodat belangenorganisaties van rijke clubs priv?oorlogjes tegen burgers kunnen voeren.

    Heb je trouwens de tekst van de HR ergens? Ik kon hem online niet vinden.

  4. MPAA vraagt niet om een shortcut, MPAA stelt zich op het standpunt dat “to make available” al een inbreuk is. Dat is niet een kwestie van bewijs, maar van uitlegging van het Amerikaanse auteursrecht. Het gaat er dus niet om of een bewijs van “making available” in het geval van MPAA voldoende moet zijn om als bewijs te dienen van “er is gedownload” (dat zou een shortcut zijn), het gaat erom of “making available” op zichzelf al als inbreuk heeft te gelden.

    Als “to make available” inderdaad een inbreuk is, dan zal MPAA niet betwisten dat nog wel moet worden bewezen dat de gedaagden daadwerkelijk beschermde werken available hebben gemaakt (wat natuurlijk wel een stuk eenvoudiger is).

    MPAA heeft in mijn ogen een valide punt dat ik in hun plaats ook zou hebben gemaakt. Ik vind het niet helemaal fair om het argument uit zijn verband te rukken, zoals in het bericht waarnaar je linkte wordt gedaan: “MPAA Says No Proof Needed in P2P Copyright Infringement Lawsuits”. Dat klopt niet.

    In NJ 1987, 613 gaat het dus om het te huur aanbieden, zonder daadwerkelijk een exemplaar te verhuren. De HR overweegt: 6.2. Voor zover in het middel wordt betoogd dat het hof in de bewezenverklaring blijk geeft van een onjuiste opvatting van het begrip “openbaarmaking” als bedoeld in art. 12 Auteurswet 1912 door daaronder mede te begrijpen het door de verdachte in zijn verhuurbedrijf aanbieden van door hem op videoband gecopieerde speelfilms, wordt daarin het navolgende miskend. 6.3. Blijkens de wetsgeschiedenis komt het begrip “openbaarmaking” een ruime betekenis toe. Dienaangaande behelst de MvT op art. 11 ontwerp Auteurswet, dat heeft geleid tot het huidige art. 12, o.m.: “Wat in de eerste plaats moet worden verstaan onder het “openbaarmaken”, waartoe de uitsluitende bevoegdheid een essentiale is van het auteursrecht, behoeft de wet niet te bepalen. Ten aanzien van iedere soort van letterkundig, wetenschappelijk of kunstwerk geeft het woord zijn natuurlijk begrip duidelijk aan. Bij letterkundige en wetenschappelijke werken, die in een geschrift bestaan, betekent het: in druk doen verschijnen en voor het publiek verkrijgbaar stellen, uitgeven. Evenzoo bij muziekstukken. Bij schilderijen en beeldhouwwerken moet men er onder verstaan, het inzenden op eene tentoonstelling, voor het publiek toegankelijk. Bij voorwerpen van kunstnijverheid, het in den handel brengen.” en de MvA op dat artikel: “De bedoeling van het ontwerp ten aanzien van het begrip “openbaarmaking” is deze: dit woord heeft eene natuurlijke beteekenis, die ten aanzien van ieder werk van letterkunde, wetenschap of kunst, vaststaat voor een ieder, die bekend is met de wijze waarop werken van die bepaalde soort bekend gemaakt plegen te worden. Maar naast die natuurlijke beteekenis staat een afgeleide die intusschen voor de richtige bescherming van de rechten des makers niet kan worden gemist.” 6.4. Mede in het licht van vorenweergegeven wetsgeschiedenis moet worden aangenomen dat onder openbaarmaking van een werk ook het voor verhuur aan het publiek aanbieden van videobanden, als in de bewezenverklaring aangenomen, valt te begrijpen.

Geef een reactie

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren, <UL>/<OL> voor lijsten, en <em> en <strong> voor italics en vet.