Wat is internetrecht nu eigenlijk, poging 3735928559

Wat is internetrecht nu eigenlijk, die vraag blijft me bezighouden sinds ik erover blog.

De simpele definitie was altijd “het recht dat over internet (of ICT) gaat”. Maar die voldoet denk ik anno 2019 niet meer. Alles heeft wel op een of andere manier met internet te maken, dus dan zou alles internetrecht zijn. Het gaat me te ver om een bedreiging via WhatsApp een cybermisdrijf te noemen, bijvoorbeeld. Maar ik geef toe dat in 2001 ik daar volkomen anders over dacht.

Iets preciezer kun je zeggen, internetrecht is dat recht waarbij internettechnologie een wezenlijk (en dus uniek) deel van de casus uitmaakt. WhatsApp is als specifiek medium niet relevant bij een bedreiging, het gaat er daar vooral om of iemand zich redelijkerwijs bedreigd moest voelen. Daarmee is een keihard dreigement sturen dus geen internetrecht enkel omdat dat toevallig geappt werd. Wel internetrecht zou de discussie zijn of een bepaald statement eerder een meme of internetgrap is, of gezien het kanaal (zeg Hyves) als minder ernstig opgevat moet worden.

Je kunt ook zeggen, dat is allemaal leuk en aardig maar komt neer op de vraag hoe je de feiten moet kwalificeren. Of een Hyves-krabbel gewoonlijk als loos geblaat werd gezien door de gemeenschap daar, is immers een duiding van het medium als al dan niet heel serieus te nemen. Dat gaat niet echt over réchtsvragen (is dit strafbaar, is er een contract, dat soort vragen) en dan snap ik dat mensen zeggen, internetrecht bestaat niet want rechtsgebieden gaan per definitie over rechtsvragen.

Een iets sympathiekere manier van formuleren van die stelling is dat internetrecht een ‘wachtkamer’ is voor rechtsvragen waar heel complexe feitelijke vragen aan vast zitten. Of iemands Sonos kapen en ’s nachts heel hard aanzetten een vorm van stalking, computervredebreuk of iets anders is, vereist begrijpen wat er dan technisch gebeurt. Pas daarna kun je de juiste wetsartikelen er bij pakken. Een ICT-jurist of internetjurist focust dan ook meer op technische kennis dan een ‘gewoon’ jurist.

Recent bedacht ik me echter dat er nog een andere invalshoek is. Het gaat niet perse alleen over de vraag wat een (complex) ict-verhaal nu juridisch oplevert. Het gaat er minstens zo veel om dat dat feitencomplex vernieuwend of verrassend is voor dat wetsartikel.

Heel veel discussies in internetrechtland komen erop neer of een bepaald wetsartikel wel bedóeld is om tegen een bepaalde situatie te gelden. Het cliché is de “auteursrecht en internet staan op gespannen voet”-discussie. Daar gaat het niet zo zeer over óf downloaden de auteurswet overtreedt (behoudens de bijdehante vondst van het privékopiëren), maar over de vraag of dat zo zou moeten zijn. En een iets moderner cliché is de vraag hoe privacy en online databanken zich tot elkaar verhouden. De AVG biedt in principe een duidelijke stok om jezelf offline te krijgen, maar dat voelt niet altijd wenselijk.

Deze discussie wordt vaak vormgegeven als een botsing van grondrechten, omdat die grondrechten de achterliggende rechtvaardiging (of begrenzing) geven van de rechten en plichten die tegenover elkaar gesteld worden. Als je zo’n databank ziet als een afgeleide van de persvrijheid, dan wordt het ineens een heel ander verhaal dan wanneer je die enkel als een dienstmededeling ziet (“De zondagmiddagbijeenkomst gaat niet door want mevrouw Lindqvist heeft haar enkel verstuikt”).

Helemaal tevreden ben ik nog steeds niet. Wat betekent dit immers voor governance: politiek gezag en middelen om zaken en problemen van de maatschappij te beheren. Heel veel governance op internet komt van private partijen, en daar word je niet altijd vrolijk van. Dat past niet goed in het recht. Is dat ook weer gewoon een voorbeeld van complexe feiten? Of is dit meer een tragisch voorbeeld van een langzame rechtsgang? Is Facebooks macht op internet iets complex en nieuws, of gewoon weer een voorbeeld van een monopolist die allang aangepakt had moeten worden?

Arnoud

14 reacties

  1. Het gaat me te ver om een bedreiging via WhatsApp een cybermisdrijf te noemen, bijvoorbeeld. Maar ik geef toe dat in 2001 ik daar volkomen anders over dacht.

    Dat je in al 2001 je gedachten liet gaan over bedreigingen via Whatsapp, 8 jaar voordat Whatsapp uberhaupt bestond, bevestigt natuurlijk alleen maar je ongeëvenaarde visie op dit vakgebied 🙂

    Het gaat er minstens zo veel om dat dat feitencomplex vernieuwend of verrassend is voor dat wetsartikel. Heel veel discussies in internetrechtland komen erop neer of een bepaald wetsartikel wel bedóeld is om tegen een bepaalde situatie te gelden.
    Zomaar een gedachte van een non-jurist, misschien sla ik de plank hier helemaal mis: de tendens lijkt om steeds weer extra wetsartikelen te fabriceren om recente maatschappelijke ontwikkelingen af te dekken, het wetboek raakt daarmee steeds meer gericht op specifiek omschreven situaties. Juist hierdoor vallen echter steeds meer nieuwe situaties buiten het bereik van die wetsartikelen omdat deze te specifiek zijn en daarom een te beperkte reikwijdte hebben, een paradoxaal gevolg. Zou het wetboek niet juist eens flink uitgedund moeten worden en weer meer gebaseerd op algemene regels van redelijkheid en billijkheid?

    1. Dat laatste denk ik ook wel eens.

      Maar aan de andere kant is er ook de laatste tientallen jaren sprake van een toenemend respect/aandacht voor persoonlijke vrijheid. Grensgevallen tussen redelijkheid en billijkheid en persoonlijke vrijheid zullen daarom toenemen, en moeten geregeld worden. Maar dat leidt wel tot steeds fijnmaziger wetgeving, en steeds minder mensen die er hun weg in vinden (en zo, lieve kinderen, ging het Romeinse Rijk ten onder).

      Wat voor de ene persoon een kleine publiek ongemak is dat best eenmalig eens mag in de uitoefening van zijn persoonlijke vrijheid, is voor de ander een vervelende overlast (noem eens wat: luidruchtige en uitbundige trouwstoeten uit niet westerse culturen, waarbij er in de feestvreugde als eens een verkeersregeltje vergeten wordt)

      1. Maar dat leidt wel tot steeds fijnmaziger wetgeving, en steeds minder mensen die er hun weg in vinden (en zo, lieve kinderen, ging het Romeinse Rijk ten onder).

        En dat gebeurt nu in Nederland. Gedrochten van wetten, regelgeving en verdragen worden vaak genegeerd. En niet alleen in het klein en stiekem, maar zelfs publiekelijk door overheidsinstanties… Dat veroorzaakt een gevoel van onrechtvaardigheid bij degene die wel hun best doen zich aan de wet te houden. Lijkt me goed om het wetboek eens flink uit te dunnen en dan die wetten ook echt te handhaven.

        Wat mij betreft mogen ze grote delen van wetgeving schrappen die gaat over: het bouwbesluit, voedselveiligheid, wet jeugdzorg, AVV CAO’s, de AVG en de wet primair onderwijs. Toch bijna niemand die zich daar volledig aan houdt.

        1. Wetten schrappen omdat “niemand zich er helemaal aan houdt” is een bijzonder slecht idee. Natuurlijk is het goed om wetten onder de loep te nemen en te kijken of die niet overbodig zijn of kunnen samengevoegd worden, maar schrappen om het schrappen gaat veel te ver. Een push voor minder wetten betekent meestal minder bescherming voor burgers en meer macht voor bedrijven. Het moge duidelijk zijn waarom we wel iets hebben aan het bouwbesluit, voedselveiligheid, wet jeugdzorg, de AVG, enzovoorts.

          Bovendien krijg ik niet het idee dat het wetboek te specifiek geschreven is. Sterker nog, de focus lijkt altijd te zijn dat het zo algemeen mogelijk wordt geschreven. Ik wil niet zeggen dat er niets te verbeteren valt, zowel qua inhoud als qua vorm, maar ik heb niet het idee dat het een zooitje is, zoals hier de suggestie is.

  2. Internet ontwikkelingen gaan zo snel zodat ICT recht een vergelijkbaar snelle verandering ondergaat. Proberen zoiets dynamisch te definieren is niet echt mogelijk. Leuk is anders. Kijk eens naar ontwikkelingen op market places en verbaas je over hoe juridische kwesties een andere dimensie krijgen op internet schaal.

  3. Het eerste wat ik tegen kwam spreekt mij wel aan. Vooral omdat het niet zo moeilijk is, en dat het op die manier geen mensen uitsluit.

    “Recht is een verzamelnaam voor alle regels die er bestaan. In de regels staat wat je wel en wat je niet mag doen. Soms staat er ook in op welke manier je iets moet doen. Sommige regels zijn opgeschreven in wetten. Het recht moet er voor zorgen dat mensen goed met elkaar kunnen samenleven. “

    Wat dus met alle wetten en regels dus WEL het geval is in Nederland. Vooral de regel, iedereen wordt geacht de wet te kennen! slaat als een tang op een varken. BV om toegang tot de advocatuur te krijgen, moet je een bachelor Rechtsgeleerdheid en een master Nederlands recht op een Nederlandse universiteit hebben afgerond. Bachelor: 3 jaar, Master: 1 jaar, Advocaten stage: 3 jaar Totaal: 7 jaar.

    En iedereen wordt geacht de wet te kennen, dan word het woordje ‘kennen’ wel heel erg opgerekt.

    1. “Iedereen wordt geacht de wet te kennen”

      Als je dat zegt krijg je boze studenten rechtsgeleerdheid die je vertellen dat dat nergens in de wet staat. Maar het is wel degelijk een goede samenvatting van het feit dat je je niet mag beroepen op het niet kennen van de wet.

      Ja het is iedere rechtsgeleerde duidelijk dat het onmogelijk is om de wet … elke wet … te kennen. Het zou me verbazen als er een rechtsgeleerde is die de hele nederlandse wetgeving kent. Met dat als achtergrond wil je natuurlijk niet dat mensen ongestraft de wet kunnen overtreden met als excuus ‘ik wist het niet’.

      Het is dan natuurlijk wel fijn als er bij de strafmaat door een rechter wel rekening mee wordt gehouden als je een obscuur of complex stuk wetgeving overtreedt. In de VS is die nuance er nauwelijks, daar gebruiken ze de meest obscure wetten om mensen mee te veroordelen als ze overtuigd zijn van je schuld in een ander delict, maar dat niet kunnen bewijzen. Er zijn daar letterlijk mensen voor liegen tegen de FBI veroordeeld omdat ze claimden iemand nooit gezien te hebben. Later komt de FBI met een foto van jaren geleden waar je beide op staat. Had je nu maar gezegd “ik kan mij niet herinneren deze persoon ooit gezien te hebben.” Of simpelweg niet met de politie gesproken, zoals een Amerikaanse agent ooit tegen mij zei. Het enige woord dat je hoeft te zeggen als enig soort politie agent in de VS vragen begint te stellen is ‘Lawyer!’ In Nederland heb ik gelukkig het idee dat men daar een stuk beter mee omgaat.

      1. Over dat liegen, dat mogen ambtenaren gewoon in Nederland sinds het pikmeer arrest. Dus zo verschillend zijn we niet van de VS. En de politie doet niet anders bij ondervragingen… mag ook, dus geen verschil, alleen het publieke plaatje is anders.

        We hebben al veel te veel van dat soort in Nederland. Allemaal opvreters niet niets opleveren maar alleen maar kosten, vergelijk ze maar met managers kosten ook alleen maar. Vandaar ook dat ik niet zoveel problemen heb met mensen in de steun / uwv / bijstand dat zijn er in vergelijk dan maar een paar. Ik heb het niet uitgezocht maar kan mij zo voorstellen dat al die ambtenaren en managers ‘iets’ meer kosten dan de uitkeringstrekkers t.o.v. die met de ‘bakellende norm’, alleen de kreet al, braak…

        1. Hij zegt dat mensen de bak ingaan voor liegen tegen de FBI, zelfs als het eigenlijk gewoon is dat ze iets niet herinneren wat (achteraf) bewijsbaar is gebeurd, niet dat ambtenaren mogen liegen.

          In het Pikmeerarrest is een ietwat complexe. Het zegt volgens mij niet dat ambtenaren zomaar over alles mogen liegen. De ambtenaar werd ontzien door de Hoge Raad vanwege zijn functie. Het gaat er daar om dat als een ambtenaar iets doet, of aan iets leiding geeft, wat strafbaar is, maar die handeling is voor de overheidsinstantie en uit naam van de overheidsinstantie, die daar niet persoonlijk voor vervolgd kan worden. Volgens mij is het ook vrij normaal dat als een bedrijf (of overheidsinstantie) iets doet wat niet mag, dat bedrijf (of overheidsinstantie) de straf krijgt, en dat die dan vervolgens de verantwoordelijke werknemer daarvoor kan straffen, eventueel via het recht. Uiteindelijk teken je bij de meeste bedrijven, en zo ook bij een overheidsinstantie, een geheimhoudingsverklaring. Je belooft in feite om niet zonder meer het verhaal van het bedrijf tegen te spreken. Ik vind het allemaal niet zo schokkend.

          In Nederland hoef je niet mee te werken aan je eigen veroordeling. Je mag dus liegen tegen de politie en de AIVD als het over je eigen zaak gaat. De politie liegt ook, hoewel daar limieten aan zitten. Zo mag de undercover-operatie “Mr. Big” hier in Nederland niet. Ook zijn er richtlijnen over ondervragingen (bijvoorbeeld het krijgen van een feit die de verdachte vooraf niet kon weten en bewijsbaar wel gebeurd is, zonder dat de ondervrager hem dit “voert”). Dat gezegd hebbende, heb ik het idee dat er wel het een en ander mis is bij de politie, dus hoe goed ze zich hieraan houden is de vraag.

          Hoewel er echt wel gevallen zijn waar er slecht-functionerende of overbodige managers of ambtenaren zijn, leveren de meesten hun geld gewoon wel op. We redden het echt niet als Nederland alleen uit putjesscheppers bestaat (we redden het natuurlijk ook niet met alleen managers en ambtenaren. We hebben ze allemaal nodig).

          De “kreet” waarover je moet braken is een “grappige” bagatellisering van de “balkenendenorm”. Ten tijde van invoering van die norm (officieel “Wet normering topinkomens” uit 2013), waren er 2651 mensen die meer verdiende dan de norm, waarvan driekwart in de zorg. Van die driekwart was de helft medisch specialist. In 2015 waren er nog maar 5 werknemers die onder de wet vallen die meer dan de norm verdienden. Bestuurders van bepaalde instellingen vallen overigens buiten de wet. De gehekelde ambtenaren verdienen dus niet meer dan de “bakellende” norm, hoewel een aantal vast precies de norm verdienen. Gezien in 2009 maar een kwart van de mensen die boven de norm verdienden niet bij de zorg werkten, is de kans niet erg hoog dat er nu veel ambtenaren de norm verdienen.

  4. Mooie beschouwing Arnoud. Wordt het niet tijd dat we bepaalde zaken als digitale grondrechten gaan benoemen? Of liever gezegd, bestaande grondrechten die je afdoende moet vertalen naar de digitale wereld? Nu begeef ik me op glad ijs als niet jurist, maar sommige zaken komen me fundamenteel voor, Zoals: communicatiegeheim, (komt eraan in E-privacy) internationale bescherming (diplomatieke status) voor kernstructuren van het Internet zoals BGP en DNS, net neutraliteit, Recht van versleuteling (dat is toch een soort vrijheid van meningsuiting: ik mag zelf kiezen welke bitjes en welke volgorde daarvan ik gebruik voor mijn communicatie), het recht op de menselijke maat (een mens moet altijd de techniek kunnen overrulen), et cetera. Dat zou wel helpen denk ik.

  5. Voor mij is het grote verschil tussen internetrecht (of misschien automatiseringsrecht?) en normaal recht de schaal grote en de relatief lage kosten per eenheid.

    Niemand had er vroeger moeite mee als de kruidenier alvast een pondje koffie klaar had staan omdat ie wist dat je altijd kocht.Tegenwoordig weet de digitale kruidenier (Bol.com, Amazon maar ook Google) niet alleen welke koffie je drinkt maar ook veel over je gezondheid, sociale interacties, werk, inkomen, etc.

    Ook op andere vlakken zie je dat de schaal grote en kosten een rol spelen. Het delen van foto’s werd altijd wel gedaan maar doordat je dat bij een fotograaf moest doen waren die kosten hoog en deelde je dat zeer beperkt. Nu is het delen van een foto met letterlijk een miljard mensen vrijwel kosteloos (voor de gebruiker in elk geval).

    Ook AI is vaak niet bedoeld om iets te doen wat mensen niet zouden kunnen maar juist om iets te doen wat mensen wél kunnen maar dan veel sneller, vaker en goedkoper (en als bonus betrouwbaarder). Ook daar is het vooral de schaal en bijbehorende lage kosten die een verschil maakt.

    Het opzetten van een stenen nep winkel kost zo veel tijd en geld dat het de moeite niet waard is. Een digitale nep winkel is er in een paar minuten en het geld kan binnen rollen. De oude buurvrouw die de hele dag voor het raam zit is geen probleem maar de camera die de buurman ophangt wél.

    Ouderwetse manuele methodes hadden altijd een automatisch beperkende factor omdat grootschalige inzet gewoon te duur was. Dat is voor mij precies wat de nieuwe rechtsgebieden anders maakt en waar je als wetgever dus ook rekening mee moet gaan houden voor nieuwe wetten.

Geef een reactie

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren, <UL>/<OL> voor lijsten, en <em> en <strong> voor italics en vet.