Wat als Section 230 nooit had bestaan? #itlawWhatIf

jambulboy / Pixabay

Deze en volgende week ben ik met vakantie. Daarom de komende dagen eens een bijzondere terugblik naar het internetrecht.

De zesentwintig woorden die het internet hebben gemaakt, zo wordt Section 230 van de Communications Decency Act wel genoemd. Dit artikel zegt kortweg dat platforms zoals Facebook (maar ook webhostingbedrijven) niet aansprakelijk zijn voor wat hun gebruikers plaatsen. Dat gaat een stapje verder dan bij ons in Europa, waar dat ook de basisregel is maar

De CDA was een controversiële wet. Al bij invoering in 1996 was er veel kritiek op haar “obscenity” bepalingen: het was een ieder verboden om “patently obscene” materiaal via een netwerk te verspreiden als men wist dat minderjarigen het zouden kunnen lezen. Een van de vele parental scares in die periode, zullen we maar zeggen. Als onderdeel van de discussie om deze wet door het parlement te krijgen, werd section 230 ingevoerd met haar bescherming van tussenpersonen.

Enkele jaren later besliste de Supreme Court dat die obscenity-bepalingen in strijd waren met artikel 1 van de Amerikaanse Grondwet. Die term was zo breed dat er heel wat legale speech onder kon vallen, niet alleen pornografie en uitsluitend aanstootgevende inhoud. Section 230 bleef bestaan, want dat betrof een ander onderdeel van de wet.

Wat nu als section 230 er nooit was geweest, of samen met de obscenity-provisions ten onder was gegaan?

Dan waren we allereerst teruggevallen op de common law regels die in die tijd in ontwikkeling waren bij de diverse rechtbanken. Met name in New York was het interessant in 1996: wie helemaal niets deed (“anything goes”, zeg maar de pure hoster) was nergens voor aansprakelijk, maar wie zich ook maar met de komma’s bemoeide die was volledig redactioneel aansprakelijk alsof hij zelf de inhoud had geplaatst.

Niet dat dat betekende dat iedereen elkaar elke dag aanklaagde, zo erg was het zelfs in de VS niet. Maar we hadden wel véél beperktere ruimte gehad voor user generated content. Ik voorzie dat het Compuserve-model populair was geweest: gemodereerde chats en forums op allerlei onderwerpen, onderworpen aan uitgebreide terms of service (uitgevonden door Compuserve) en weinig ruimte om zelf eigen dingen te beginnen.

In Europa hebben we zoals gezegd sinds 2000 vergelijkbare wetgeving, op basis van een Richtlijn uit dat jaar. Het essentiële verschil is dat onze wet weliswaar zegt dat je niet aansprakelijk bent, maar ook dat je in moet grijpen op klachten. Deze notice/takedown constructie geldt niet alleen voor auteursrecht (zoals in de VS, sinds de DMCA) maar voor alle soorten onrechtmatige inhoud: ook smaad, privacyschending, tips voor computervredebreuk en ga zo maar door.

De oorspronkelijke plannen vermeldden niets over aansprakelijkheid van tussenpersonen, maar er zal ongetwijfeld goed gekeken zijn naar de Amerikaanse regels. Als er niet zo’n Section 230 was geweest, was men denk ik nog steeds uitgekomen bij een notice/takedown constructie, maar zeker is dat niet.

Hadden de Amerikanen dan weer onze regels gekopieerd? Die kans is nihil. Allereerst omdat not invented here ook bij wetgevers daar zwaar weegt, maar ten tweede omdat takedown bij alle soorten klachten al veel sneller in strijd is met het first amendment. Je mag in de VS véél meer zeggen dan elders, en een klachtprocedure bij je uitgever/hoster had dat recht dan vrij snel doorkruist.

Wat denken jullie dat er zou zijn gebeurd in dit scenario?

Arnoud

 

 

13 reacties

  1. Een van de mogelijkheden zou zijn, dat de grote websites zichzelf, of alleen de hosting afdeling, in een ander land dan Amerika gevestigd zouden hebben. Indien ze dan alsnog onder de Amerikaanse jurisdictie zouden vallen doordat ze gebruik maken van een Amerikaans .com adres, dan zouden ze misschien een nog meer trucjes gebruikt hebben om dat te omzeilen.

    Bijvoorbeeld het hosten onderbrengen bij niet-Amerikaans bedrijf A met een .nl adres inclusief mogelijk enige moderatie en deze informatie vervolgens embedden zonder nog enige verdere moderatie op de Amerikaanse .com website beheerd door Amerikaans bedrijf B.

    1. onder de Amerikaanse jurisdictie zouden vallen doordat ze gebruik maken van een Amerikaans .com adres

      Is dat zo? Dot com was ooit Amerikaans, waar nu toch allang niet meer?

      Ik vind dit wel een interessante vraag, want ik zelf een .com-domain, geregistreerd via een Amerikaanse partij, met ook de DNS daar. Val ik nu onder Amerikaans recht? Ik heb verder geen enkele band met de VS, ben er zelfs nooit geweest. O shit, ik schrijf soms wel in het Engels, ook dat nog, richt ik me dan op een VS publiek? Niet specifiek, Engels is de internationale IT-taal.

      Maar ja, eigenlijk geen nieuwe vraag, in het verleden al vaak aan de orde geweest hier.

        1. Uiteindelijk valt en staat dat bij de mogelijkheden die een land heeft om zijn recht buiten de eigen grenzen te handhaven.

          De Nederlandse rechter kan best wel vinden dat zij iets te zeggen hebben, maar als een webwinkel in Rusland zegt, daar hebben we maling aan, dan kunnen ze uiteindelijk niet veel meer doen dan de kanalen naar die webwinkel afsnijden (betalingsverkeer lijkt mij hierbij het meest efficient).

          Voor de VS geldt dat zij meestal wat sterker staan, en dus meer van hun regels kunnen afdwingen, zoals bijvoordeeld de volstrekt onredelijke last die FATCA wetgeving op buitenlandse partijen legt.

  2. Een andere ontwikkeling die dan mogelijk was geweest was dat men veel meer had geconcentreerd op het thuis self hosten van materiaal, dat je dan deelt met je vrienden en familie. Zo’n decentrale oplossing is misschien iets minder efficient, maar daarmee vlieg je wel veel makkelijker onder de radar van de diverse instellingen die menen een alleenrecht op allerlei zaken te hebben, of op een andere manier zich willen bemoeien met jouw uitingen. Ik denk dat met het aantrekken van de teugels hier in Europa (bijvoorbeeld via de nieuwe auteursrechtenrichtlijn), die een stuk van die verantwoordelijkheid terugduwt naar de platformen, dit weer meer zo gaat werken. Als steeds meer mensen een NAS hebben, en die alleen openzetten voor vrienden of kennissen, zal het het “doorgeef” netwerk een aardig alternatieve bron worden van dingen die nu nog relatief makkelijk via YouTube (en verschillende clones daarvan) zijn te vinden. Ik denk dat de auteursrechtenlobby hier wel eens van een koude kermis kan thuiskomen.

    Zo’n trend betekend mogelijk ook dat sociale controle in de eigen kring iets groter wordt, omdat ze niet meer in de gigantische echoput van Facebook worden getrokken, waar je met alleen gelijkgestemden optrekt, maar meer in je bestaande kring blijft, waar soms wat meer diversiteit in meningen bestaat.

    1. Er zal dan snel genoeg een softwarepakket populair worden voor het hosten van bijvoorbeeld video’s op je NAS. Vervolgens zou het mij niks verbazen als er een openbare zoekmachine komt om alle public video’s die gehost worden via dat softwarepakket te doorzoeken. Hier komt reclame op, grote bedrijven gaan hun PR video’s hosten, etc en vervolgens heb je weer Youtube, alleen staan de video’s bij mensen op hun NAS met alle nadelen die daaraan hangen.

      1. Om begrijpelijke redenen zullen de meesten niet toestaan dat hun NAS door willekeurige derden bezocht kan worden (uitgezonderd misschien een gekuiste eigen website); de verspreiding van materiaal zal dan voornamelijk plaatsvinden door dat mensen die bestanden overnemen om ze verder te kunnen delen met hun vriendenkring. Een zoekmachine zal eerder een soort protocol zijn dat aan al je vrienden vraagt: “heb jij zus of zo?” en dat dan na enige tijd terug geeft, ik niet, maar ik kan het wel voor je ophalen bij een van mijn andere vrienden, en zo recursief.

          1. Nee, want daarmee expose je jezelf. Wat ik bedoel is een retrieve-store-forward proces waarbij je dingen ophaalt. Vroeger had ik een buurman die altijd DVDs had voor de films zelfs maar in de bioscoop waren verschenen, hoe hij er aan kwam weet ik niet, maar de ultieme bron was meestal een Oscar screener DVD — zoiets, maar dan over internetverbindingen.

            1. Nullsoft bracht ooit WASTE als open source uit en probeerde dat binnen no time terug te draaien. Dat is niet gelukt, want het bestaat nog steeds en er wordt nog steeds – langzaam – aan gewerkt.

              Wij hadden een paar jaar met een aantal vrienden zo’n WASTE netwerk als alternatief voor bittorrent en DVD/CD’s uitlenen. Wij coördineerden wie een CD of DVD kocht. Degenen die hem kocht maakte de rip en zette het in WASTE; de rest kon het downloaden.

              Omdat WASTE een versleuteld netwerk is met een beperkt aantal uitgenodigde leden konden we onbekenden buiten de deur houden. Wel kan je deelnemen aan meerdere netwerken, een bestand kan zich zo toch langzaam als een olievlek verspreiden. Zolang je zelf zorgt dat je alleen in netwerken zit waarin je iedereen kent en vertrouwt heb je geen kans op BREIN/RIAA/MPAA op bezoek.

              Denk bijvoorbeeld aan een netwerk met vrienden en een netwerk met collega’s. Als een vriend wat deelt en jij download dat is het vervolgens ook voor de collega’s beschikbaar. De collega’s zien echter alleen dat het bij jou vandaan komt en niet jouw vrienden.

              Je zou zelfs een gedistribueerde zoekfunctie kunnen implementeren. Die stuurt dan een zoek opdracht naar jouw netwerk die het doorsturen naar alle netwerken waar zij in zitten (tot een bepaalde diepte anders krijg je performance issues). Wordt een bestand gevonden dan wordt het als een ketting doorgegeven. Degene die zoekt ziet daarvan echter alleen degene in zijn eigen netwerk, niet de oorspronkelijke aanbieder.

Geef een reactie

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren, <UL>/<OL> voor lijsten, en <em> en <strong> voor italics en vet.