Flink moet stoppen met flitsbezorging vanuit vestiging in Utrecht

Een vestiging van de zogenoemde ‘flitsbezorger’ Flink in Utrecht moet tijdens de bezwaarprocedure gesloten blijven. Dat meldde de rechtbank Midden-Nederland onlangs. Dit bevestigt het gemeentelijk verbod uitgesproken in februari. De flitsbezorger handelt volgens de gemeente Utrecht in strijd met het bestemmingsplan: men zit in een pand waar detailhandel is toegestaan, maar gebruikt het als distributiecentrum. Flink (en de branche) noemt het een ‘darkstore’, want dat klinkt als winkel, maar dat telt juridisch dus niet.

Het vonnis is enkel mondeling gegeven en wordt daarom niet uitgeschreven. De kern is dat Flink in bezwaar ging tegen het bevel om die donkere winkel gesloten te houden, en tijdens de bezwaarprocedure gewoon open wilde blijven. (Tot bezwaar en beroep is uitgesproken, moet je je normaal aan het verbod houden.) De rechtbank ziet geen bijzondere reden waarom Flink open mag blijven totdat het bezwaar is uitgevochten.

Gelukkig is er wel een samenvatting, die de kern goed weergeeft:

De voorzieningenrechter oordeelt dat Flink weliswaar goederen aan consumenten verkoopt, maar dat Flink niet aan alle voorwaarden van het bestemmingsplan voldoet. De vestiging op de Amsterdamsestraatweg heeft namelijk geen showroom en geen afhaalpunt, terwijl dit volgens het bestemmingsplan wel zou moeten bij webwinkels. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er sprake is van een overtreding waarop gehandhaafd mag worden.
In mijn woorden: de gemeente heeft in het bestemmingsplan gezegd dat je klanten moet ontvangen, dat gebeurt hier niet, dus dan heeft de gemeente gelijk dat ze je sluiten. Dat je het niet ééns bent met die omschrijving, daar is de bezwaarprocedure voor en de gemeente zit niet zó twijfelachtig in de wedstrijd dat je vooralsnog open mag blijven.

Pakken we even dat bestemmingsplan erbij, wie het wil opzoeken moet Amsterdamsestraatweg 255 Utrecht gebruiken. Deze heeft dus de functie Detailhandel, en daarbij gelden de volgende eisen:

  • de aard en inrichting van de winkel is afgestemd op de verkoop ter plaatse;
  • goederen worden in hoofdzaak verkocht in de winkel;
  • de klant kan in de winkel kiezen welke goederen hij wil kopen;
  • de winkel is geen bezorgdienst of distributiebedrijf, wat blijkt uit het aanbod, zoals het aanbod van een bepaald assortiment of uit de aard van de winkel, zoals bij een supermarkt of warenhuis.
Wie nu denkt, kan een gemeente gewoon zeggen “een bezorgdienst is per definitie geen detailhandel”: ja, dat kan een gemeente. Die mag immers bepalen wat er waar komt te zitten, en staat dus in haar recht als ze zegt “bezorgdiensten moeten wij niet”.

Dit handhavingsbesluit moet je in het bredere kader zien van de weerstand die in steeds meer gemeentes leeft tegen de flitsbezorgers. Zoals RTV Utrecht eerder meldde:

Overdag is de vestiging een mierenhoop. De dubbele deuren aan de voorkant staan open, door plastic lamellen die de warmte moeten binnenhouden zijn bezorgers te zien. Een door elkaar krioelende meute met grote vierkante roze rugzakken. Om de hoek komt een bezorger aangefietst, over de stoep. Aan de zijkant van het pand staan medewerkers te roken en te praten. … Meerdere keren per dag komen vrachtwagens de winkel aanvullen. ’s Ochtends vroeg, voor openingstijd, de bakker. De Makro komt vaak langs, de versleverancier.
En dit is dus niet op een industrieterrein maar in een pand gewoon in een woningstraat. In andere gemeenten zit men ook in pandjes in strakke straten in de binnenstad, wat natuurlijk de overlast nog eens versterkt. Al vorig jaar december werd bekend dat gemeenten op maatregelen zinnen, maar dat blijkt dus lastig vanwege bestemmingsplannen. Het lijkt er dan ook op dat Utrecht het voortouw wil nemen, en de uitspraak die hier bij de bestuursrechter gaat komen.

Want natuurlijk gaan flitsbezorgers met hun tegen de plinten klotsend durfkapitaal in beroep tot aan de Raad van State, om zo af te dwingen dat zij deze dienst moeten mogen leveren.

Arnoud

22 reacties

  1. Deze eisen zijn toch een ontwerp? tenminste, dat staat rechtsboven. De regels zien er ook heel modern uit, met zulke duidelijke uitsluiting van distributiecentra en “Onderdeel 1b is niet van toepassing als vanwege maatregelen van het Rijk de verkoop in het winkelpand tijdelijk niet mogelijk is.”. Kan me niet voorstellen dat twee jaar geleden iemand precies die regel zou bedenken.

    Dus kan je de grond onder iemands voeten herbestemmen? Als dat mag krijg je toch rare situaties?

  2. Het fundamentelere probleem is het volgende: als overmatig verkeer het probleem is, dan zou je als overheid DAAR iets aan moeten doen: verkeersontmoedigende maatregelen, hard optreden tegen overtredingen (op stoep fietsen, parkeren waar dat niet mag, etc). Dan gaan ze vanzelf wel weg.

    Het is wat flauw om het dan maar via het bestemmingsplan aan te pakken. Daar pak je ook anderen mee, die je niet zou willen pakken. Het doel mag natuurlijk nooit zijn om nieuwe businessinitiatieven tegen te houden, of om te reguleren omdat dat nu eenmaal mag, om dus als overheid je tanden te laten zien.

  3. @ cg: Je kunt ook beargumenteren dat het individueel aanpakken van de overlastmeldingen niets meer is dan symptoombestrijding, waar bovendien een stevig kostenplaatje aan hangt omdat je er elke keer weer een BOA of stadshandhaving op af moet sturen. Daarnaast klinkt het alsof een groot deel van de overlast inherent is aan de manier waarop Flink opereert: regelmatig bevoorraden, veel in-en-uitrijden van fietsen, bezorgers die moeten wachten op een nieuwe bestelling. Dus óf je bent heel lang bezig met boetes uitdelen totdat Flink zijn hele businessmodel op deze locatie omgooit (gaan ze niet doen) of vertrekt (wat ze kunnen uitleggen als ‘ondernemertje pesten’), óf je verschaft in één keer duidelijkheid aan alle partijen.

    Ik heb er overigens geen enkel bezwaar tegen dat de overheid nieuwe businessinitiatieven tegenhoudt als die initiatieven merkbaar ten koste gaan van de leefbaarheid in een woonwijk.

      1. Ik zie flitsbezorgers op zich als iets positief: Aan een blijkbaar bestaande vraag (don’t ask me why, maar goed) in de markt wordt voldaan. Er zijn blijkbaar dus mensen blij dat ze dit soort diensten kunnen afnemen, en andere mensen blij dat ze deze diensten kunnen leveren.

        Maar dat moet natuurlijk wel gebeuren op een maatschappelijk aanvaardbare manier.

        Het principe van ‘flitsbezorging’ is op zich goed, maar de uitvoering is (blijkbaar) slecht.

        1. Het is logisch dat ze niet tussen de winkels thuishoren. Winkels zet je bij elkaar omdat de ze samen op een bepaalde locatie meerwaarde bieden voor consumenten. Een flitswinkel biedt juist geen meerwaarde op zo’n locatie omdat een consument daar niet terecht kan.

      2. Picnic is geen flitsbezorger, maar een online supermarkt, waardoor hun distributiecentra meestal op industrieterreinen zijn gevestigd. Er is namelijk geen bezwaar om meer dan een kwartier rijden van je klant te zitten, en industrieterreinen zijn goedkoper. Echte flitsbezorgers zoals Flink en Gorillas moeten op maximaal 10 minuten van hun klant zitten (dus in de woonwijk zelf) vanwege het ‘flits’-gedeelte.

    1. Ik heb er overigens geen enkel bezwaar tegen dat de overheid nieuwe businessinitiatieven tegenhoudt als die initiatieven merkbaar ten koste gaan van de leefbaarheid in een woonwijk.

      Ik ook niet.

      Wat ik niet zuiver vindt is dat er rond de pot gedraaid wordt. Winkels waar wel klanten fysiek komen mogen wel. Ook die geven (zeker als er veel klanten komen) hinder voor de buurt, en ook die moeten beleverd worden. Blijkbaar gaat hier dus niet om de overlast, maar om iets anders. Waarschijnlijk om een soort buikgevoel dat dit soort initiatieven maatschappelijk ongewenst zijn (op de rand van sociale uitbuiting, zo-zo werkveiligheid, meer verkeer op straat, weinig ‘buurtgevoel’, consumptimaatschappij-bevorderend) en daarom bestreden moeten worden.

      Je kunt als overheid best een beetje je best doen om de vinger op de zere plek te leggen. Waarom wil je dat soort bedrijven niet? En als je dat weet, pak ze dan aan op bestaande of nieuwe wetgeving die daarover gaat, in plaats van op ‘past niet in het bestemmingsplan’.

      Want als die vestiging verhuist naar een plek waar het wel mag, dan bestaat die vestiging nog steeds, met alle onwenselijke kanten die je als overheid ziet, dus dan heb je uiteindelijk niet bereikt wat je wou.

      Kortom: als je op het verkeerde handhaaft, los je het probleem niet op maar verschuif je het alleen.

      1. Als de gemeente een beetje handig doorpakt, kijken ze naar het bestemmingsplan voor de hele wijk of stad en passen dat waar nodig aan als er plaatsen zijn waar darkstores niet gewenst zijn, of juist waar deze wél gewenst zijn. Een ‘plek waar het wel mag’ zal in dat geval neerkomen op bijvoorbeeld een industrieterrein, of een andere plek waar dit soort bedrijvigheid geen bovenmatige voor omwonenden oplevert. In dat geval is een verhuizing van de vestiging dus juist wenselijk voor de overheid. Voor de winkel minder, omdat de kans aanwezig is dat ze geen volledige dekking meer hebben om overal op tijd te kunnen bezorgen.

        1. Maar dat is nu juist het punt: Het is niet aan de gemeente om een positie te hebben mbt darkstores. Niet een positieve positie, en niet een negatieve positie.

          De gemeente mag (moet zelfs) een positie hebben mbt hoeveelheid en tijden van lawaai, of hoeveelheid en tijden van verkeer, of andere storende dingen (trillingen, stof, etc), dus met betrekking tot dingen waar de mensen last (of juist plezier, bijvoorbeeld bomen) van hebben, niet met betrekking tot welke activiteit dat veroorzaakt.

          Stel dat iemand een darkstore concept uitvindt zonder overlast. Als de gemeente zegt: darkstores mogen niet, dan hebben ze ook meteen dat zeer mooie concept om zeep geholpen. Als de gemeente zegt: verkeersoverlast mag niet, dan blijft de ‘goede’ darkstore en verdwijnt de ‘slechte’. Dat is toch juist wat je wilt?

          Vergelijk het als volgt: de gemeente mag niet zeggen: ‘wij willen alleen elektrische auto’s in het centrum’. De gemeente mag wel zeggen ‘wij willen alleen auto’s met een uitstoot minder dan X in het centrum’. Dat momenteel alleen elektrische auto’s daaraan voldoen is interessant, maar principieel niet belangrijk. Als je namelijk eenmaal definieert dat je alleen elektrische auto’s wilt, vermoord je ook meteen alle (misschien wel betere?) toekomstige alternatieven.

          En zo is het ook met de darkstores. De gemeente mag best zeggen: ‘wij willen geen overlast voor de omwonenden’, maar niet: ‘wij willen geen darkstores’. Laat de slimme ondernemer zelf bepalen hoe hij ‘geen overlast’ voor elkaar krijgt.

              1. Dank je wel WilleM

                @Arnoud: Het is logisch gesproken niet correct een kolencentrale te weigeren. Wie weet is een kolencentrale over 10 jaar wel (echt of vermeend) supergroen? [zie bijvoorbeeld hoe de mening over de rol van kernenergie in het CO2 probleem aan het veranderen is de afgelopen 10 jaar]. De logisch correcte weigering zou een weigering van een vervuilende centrale zijn. ‘Kolen = vervuilend’ is slechts een aanname.

          1. Maar dat is nu juist het punt: Het is niet aan de gemeente om een positie te hebben mbt darkstores. Niet een positieve positie, en niet een negatieve positie.

            Dat is een verdedigbaar standpunt voor een partij in een Gemeenteraad.

            Maar een gemeente heeft absoluut het recht om in een bestemmingsplan bepaalde activiteiten op bepaalde plaatsen te verbieden (geen bordeel naast een kerk bijvoorbeeld)

            Dus een gemeente mag absoluut besluiten dat ern geen darkstores in een winkelstraat mogen. Op democratische wijze, zoals de wet beschrijft dat een bestemmingsplan vastgesteld moet worden.

            1. Ik denk dat het onlogische beslissingen zijn, en daarmee per definitie dus ondeugdelijk bestuur. (Misschien is het hele concept ‘bestemmingsplan’ dat wel. )

              Waarom wil de gemeente geen bordeel naast een kerk? Wat is daar redelijkerwijs op tegen, behalve een gevoel van onbehagen dat de kerkgangers misschien krijgen? Het zijn beide legale activiteiten, en zolang ze geen overlast voor elkaar veroorzaken, zou een gemeente zich afzijdig moeten houden.

              (en als de kerkgangers zich ongemakkelijk voelen moeten ze hun bijbel maar eens open doen bij Matheus 21, 31 ‘Voorwaar, Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods.’ en nog maar eens nadenken of hun redenen om naar de kerk te gaan wel overeenkomen met de leer van hun profeet)

              De gemeente mag absoluut overlastgevende activiteiten op bepaalde plaatsen (of zelfs helemaal) verbieden. Maar niet de (legale) activiteit zelf, als die zonder overlast kan worden uitgevoerd.

              1. Er is geen plicht voor een gemeente om zich strikt neutraal op te stellen, of alle beslissingen met volstrekte Vulcaanse logica te onderbouwen. Als een gemeente zegt, wij willen een gezellig knus dorpje zijn dus alles dat de gemeenteraad met meerderheid van stemmen “ongezellig” noemt, dan is dat legitiem beleid en geen rechter die dan een afwijzing met als grondslag “ongezellig” zal vernietigen. Gemeentes mogen een kleur hebben.

                1. Als een gemeente legale activiteiten mag verbieden op emotionele gronden, dan is dat een hellend vlak. Dan vind ineens gemeente na gemeente een crematorium ongezellig zodat er nergens meer crematoria zijn.

                  Je kunt mij Vulcaanse logica verwijten, maar ook een gemeente als overheidsinstantie moet actief, niet schoorvoetend, de principes van deugdelijk bestuur naleven. Besturen op basis van NIMBY-logica is geen deugdelijk bestuur, of de gemeenteraad en de kiezers het daar nu mee eens zijn of niet. Of mag de gemeenteraad ook moskeen verbieden omdat kerken er ‘gezelliger’ uitzien?

                  1. Op zeker moment kom je in de knel met grondrechten van burgers, dat is waar. Om die reden kan een gemeente de vestiging van een geloofshuis niet zomaar tegenhouden (zonder goede gronden zoals geluidsoverlast of drukte op gevaarlijke plek). Maar “wij willen geen disco’s in het centrum” of “geen terrassen in het historisch deel”? Zeker wel.

                  2. In de gemiddelde gemeente weet het gemeentebestuur wel wat de sterke en zwakke punten van de diverse gebieden in de gemeente zijn. In vooroorlogse wijken is typisch een parkeerprobleem, er zijn slechts smalle trottoirs en de huizen zijn niet goed (geluid-) geïsoleerd. In zo’n gebied geeft de “dark store” van een flitsbezorger op meerdere punten overlast (verkeer: laden/lossen, geparkeerde fietsen; geluidsoverlast), waar de overlast op een bedrijventerrein aanzienlijk minder is.

                    Compleet verdedigbaar dat een gemeente dan zegt dat de leefbaarheid in de woonwijk niet verder achteruit moet gaan en een “dark store” naar het bedrijventerrein verwijst.

                  3. Toch zijn er nog steeds gemeenten waar winkels op Zondag gesloten blijven, terwijl in andere gemeenten winkels op Zondag drommen mensen trekken. Politieke partijen nemen op zulk terrein soms ook standpunten in.

Geef een reactie

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren, <UL>/<OL> voor lijsten, en <em> en <strong> voor italics en vet.