Omdat ik nog steeds met vakantie ben, ook vandaag weer een gastblog. Ditmaal ICT-advocaat Lex Bruinhof in een tweeluik over internet, auteursrecht en openbaar maken.
Iemand riep eens: “Wat offline geldt, moet ook online gelden!”. Ik geloof dat het toenmalig minister van justitie Hirsch Ballin was, maar als ik zoek op Google kom ik voornamelijk verwijzingen tegen naar Arnoud (nr. 5, 7, 8 en 9!) en naar mijn kantoor (nr. 3). Hoe dan ook: de kreet was ooit wel het standpunt van de Nederlandse regering. Voor Buma was deze kennelijk niet aan dovemansoren gericht. Zij redeneert: “Als een kabelexploitant die een radio-uitzending doorgeeft geacht wordt openbaar te maken, dan geldt dat ook voor een website die dat doet”. En dus vraagt zij ten behoeve van haar aangeslotenen een vergoeding aan “radioportals” van 10% van de netto inkomsten.
Niet iedereen wil dat betalen. Zo is Buma al een tijdje verwikkeld in een procedure tegen Nederland.fm, een portal dat het mogelijk maakt online naar een Nederlands radiostation naar keuze te luisteren. Het betreffende station wordt dan embedded weergegeven op de homepage van Nederland.fm. Daar staan ook advertenties, waarmee het verdienmodel gegeven is. Buma zegt: “Dit is secundair openbaar maken” . Daar is iets voor te zeggen, zoals ik straks zal uitleggen.
Maar nu werd onlangs bekend dat Buma ook vergoeding zou willen vragen van een zustersite van Nederland.fm, genaamd Op.fm. Die site maakt het óók mogelijk naar radiostations te luisteren, maar dan niet embedded, maar door een link aan te bieden. Als je op Op.fm het radiostation van je keuze aanklikt opent je browser een nieuw venster, waarin de website van het gekozen station wordt weergegeven via welke het geluid binnenkomt. Bij Op.fm dus geen embedding, maar gewoon een catalogusje van links naar radiostations. Is dat óók openbaar maken?
Het probleem is dat onze prachtige Nederlandse begrippen “openbaar maken” en “verveelvoudigen”, waar we in 100 jaar jurisprudentie alle relevante vormen van het exploiteren van auteursrechtelijk beschermd materiaal in hebben weten onder te brengen, niet meer zijn wat ze eens waren. In 2001 is door de EU de Auteursrechtrichtlijn uitgevaardigd, met als doel het auteursrecht van de lidstaten op belangrijke punten te harmoniseren. Op die manier zouden wij allemaal auteursrechtelijk veilig door de internetrevolutie worden geloodst. Het begrip “openbaar maken” bestaat niet in de Auteursrechtrichtlijn. Wel is er het begrip “mededeling aan het publiek”. Volgens de richtlijn is daarvan sprake bij
een doorgifte of wederdoorgifte van een werk, per draad of draadloos, met inbegrip van uitzending.
De verdere invulling van het begrip is overgelaten aan het HvJEU, de hoogste Europese rechter. Zoals altijd bij Europese richtlijnen mogen de nationale rechters de begrippen en regels daaruit niet op eigen houtje gaan interpreteren. Als er vragen rijzen moeten die worden voorgelegd aan het HvJEU. Dat heeft de afgelopen jaren al tot een aantal opmerkelijke uitspraken geleid (waarover meer in deel II).
Eén ding staat wel vast. Het doorgeven van een muziekstation via internet valt absoluut onder de definitie van “mededeling aan het publiek”. Het is immers “de wederdoorgifte van (muziek)werken, per draad of draadloos”. De Nederlandse rechter zal dus (mede) op basis van de jurisprudentie van het HvJEU over de zaken van Nederland.fm en Op.fm moeten oordelen.
Is dat erg? Ja, ik vind eigenlijk van wel. Ons Nederlandse auteursrecht had kwesties als deze nu juist zo mooi in de bestaande jurisprudentie geregeld. Daarbij was weliswaar een moeilijk begrip geïntroduceerd: “secundair openbaar maken”, maar de daaraan opgehangen regels zijn glashelder. Zoals ik het tot dusver altijd aan mijn studenten heb kunnen uitleggen zat het naar (oud?) Nederlands recht aldus in elkaar.
Er is sprake van secundair openbaar maken als A een werk aan het openbaar maken is en B tegelijkertijd die openbaarmaking “verder zet” (op z’n Vlaams). “A” is dan bijvoorbeeld een radiostation dat een plaatje draait en “B” is een tandarts die de radio heeft aanstaan in zijn praktijk (secundaire openbaarmaking aan de patiënten). Óf “B” is een exploitant van een website die de mogelijkheid biedt via die site online naar het radiostation te luisteren (secundaire openbaarmaking aan de bezoekers).
Willen we daadwerkelijk van secundaire openbaarmaking kunnen spreken dat is er nog wel één vereiste: “B” moet bij dat verder gezette openbaar maken een beroeps of soortgelijk belang hebben. Grof gezegd: “hij moet er financieel beter van worden”. De tandarts wordt dat omdat zijn praktijk met muziek aantrekkelijker wordt voor zijn patiënten. En de website geniet opbrengsten uit de bij de muziek in beeld gebrachte reclame-banners. (Maar als ik via mijn ghettoblaster op het Zandvoortse strand datzelfde radiostation tot in IJmuiden hoorbaar maak, heb ik daar geen financieel belang bij en maak ik daarom niet secundair openbaar.)
Hartstikke helder. De Nederlandse rechtspraak heeft er dan ook wel een jaar of vijftig over gedaan om dit zo uitgekristalliseerd te krijgen. Eerst dacht men dat het van belang was of de secundaire openbaarmaker “een nieuwe kring van het publiek” bereikte. Dat gaf echter een behoorlijk gepuzzel (kunnen kabelontvangers nu wel of niet bepaalde signalen ook uit de ether plukken, etc.). Uiteindelijk kwam men tot het inzicht dat het eigenlijk helemaal niet om dat publiek gaat, maar om de openbaarmaker. Is dát een andere organisatie dan de oorspronkelijke openbaarmaker en profiteert hij van dat verdere openbaar maken, dán is die secundaire openbaarmaking relevant. Waarom? Heel simpel: omdat het openbaar maken dan het exploiteren van een werk is en dáár biedt het auteursrecht nu juist bescherming voor.
Niet alleen hartstikke helder dus, maar ook hartstikke eerlijk. Iedereen die er financieel van profiteert dat de tekstschrijver en componist zich in het zweet hebben gewerkt om een mooi nummer te maken moet een stukje van dat profijt aan hen afdragen.
Toegepast op de Buma-casus betekent dit dat Nederland.fm moet betalen en Op.fm niet. De eerste maakt secundair openbaar: de muziek komt binnen via de website Nederland.fm en daar genereert Nederland.fm ook zijn reclame-inkomsten. Op.fm levert daarentegen alleen een overzichtje van links naar online te beluisteren radiostations. Linken is, zolang het niet tot een embedded weergave leidt, geen openbaar maken. Het is louter verwijzen naar een openbaarmaking door een ander. Zodra de link gevolgd is, is de bezoeker weg van de oorspronkelijke site. De eigenaar daarvan maakt dus niet openbaar (waarmee het tevens irrelevant is geworden dat hij ook advertenties op zijn site had staan).
En in het kader van “Wat offline geldt moet ook online gelden”: Als ik tegen iemand roep: “Arrow Jazz 90.7 FM is een leuke zender; hier, laat me je radio daarop afstemmen” en dat vervolgens doe, dan maak ik toch ook niet openbaar? Zelfs niet als ik een T-shirt aanheb met daarop in grote letters “Wieringa Advocaten”. So there.
Of deze uitleg ook kan worden toegepast op het Europese begrip “mededeling aan het publiek” behandel ik graag in de volgende gastblog. Tot die tijd verneem ik graag jullie reacties. Vinden jullie het door mij geschetste stelsel óók zo eerlijk? Of vinden jullie dat embedded radioportals door Buma met rust gelaten zouden moeten worden?
Lex Bruinhof is advocaat en compagnon bij Wieringa Advocaten. Hij heeft jarenlange ervaring in het intellectuele eigendoms- en mediarecht, vaak toegepast binnen de wereld van Internet en ICT. Lex is daarnaast voor één dag per week verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in kunst-, cultuur- en informatieopleidingen onder andere auteursrecht en informatierecht doceert.