Een lezer vroeg me:
Op diverse plekken lees ik over een wet uit Texas die sociale media zou verbieden om burgers te censureren. Maar dit zijn toch gewoon private partijen, als die je niet moeten dan hebben zij toch het recht je weg te sturen?
Het is inderdaad de hoofdregel dat socialmediaplatforms hun gebruikers aan regels mogen onderwerpen, en als je die overtreedt ze de berichten weg mogen halen (of zelfs je account opheffen). Dat is in zoverre problematisch dat die platforms enorme macht hebben, waardoor verwijderd of geblokkeerd worden een enorme impact kan hebben. Als ik niet op Linkedin kan schrijven, valt 80% van mijn klantenbestand buiten mijn bereik. Dat is maatschappelijk een probleem.
In Texas zien ze dit als een zo groot probleem dat er een speciale wet is gekomen: HB 20. Deze vermeldt naast een boel regels over transparantie het volgende:
A social media platform [met meer dan 50 miljoen gebruikers, AE] may not censor a user, a user’s expression, or a user’s ability to receive the expression of another person based on:
(1) the viewpoint of the user or another person;
(2) the viewpoint represented in the user’s expression or another person’s expression; or
(3) a user’s geographic location in this state or any part of this state.
De term ‘viewpoint’ wordt niet gedefinieerd maar de strekking is duidelijk: als een ingreep door een platform gebaseerd is op een standpunt, dan is die ingreep verboden. (Punt 3 is gericht op het voorkomen dat de platforms Texanen als geheel de toegang ontzeggen.) Als het standpunt overigens ‘illegal expression, content or activity’ is, dan is het platform juist verplicht om binnen 48 uur in te grijpen. Ook een overtreding van de huisregels mag met een ban worden afgestraft. Dus hoe dit tegenover elkaar moet uitwerken, is juridisch niet duidelijk. Politiek wel: dit is natuurlijk bedoeld om de perceptie van “je mag niks meer zeggen” tegen te gaan.
Direct na invoering kregen Big Tech het voor elkaar dat de Supreme Court de wet on hold zette, maar in september werd dat ongedaan gemaakt. Nu is het dus afwachten of de Supreme Court een definitieve uitspraak gaat doen, en als die in het voordeel van Texas is dan zou iedere staat dus regels kunnen stellen die een forse beperking geven van de ondernemingsvrijheid van deze bedrijven.
De uitspraak van de 5th Circuit is, eh, apart om te lezen; ik haal er een sterk gevoel uit van “de conclusie is ‘moet kunnen’ nu nog een redenering verzinnen”. Maar dat kan aan mij liggen. De kern is deze passage, die aanhaakt bij jurisprudentie over een wet die kranten verplichtte een weerwoord te plaatsen van politici die zich aangevallen voelden door krantenartikelen. In de Miami Herald-zaak bepaalde de Supreme Court dat die wet ongeldig is, omdat je dan kranten verplicht bepaalde speech van anderen te faciliteren, met alle kosten en problemen (geen ruimte voor ander nieuws) van dien.
The Platforms are nothing like the newspaper in Miami Herald. Unlike newspapers, the Platforms exercise virtually no editorial control or judgment. The Platforms use algorithms to screen out certain obscene and spam-related content.8 And then virtually everything else is just posted to the Platform with zero editorial control or judgment. … Thus the Platforms, unlike newspapers, are primarily “conduit[s] for news, comment, and advertising.” … And that’s why the Supreme Court has described them as “the modern public square.”
Daar komt bij dat het de platforms niets kost (in tegenstelling tot die krant) om berichten te laten staan. En omdat de ruimte onbeperkt is, moet het ook geen probleem te zijn om er een bericht aan te hangen waarin je als platform afstand neemt (voor de kenners:
Pruneyard). De platforms hameren dan nog op het probleem van het weren van racisme, nazi’s en terrorismeverheerlijking, maar dat is slechts hypothetisch aldus de rechter. Oké.
Maar Section 230 dan? Die vermeldt expliciet dat platforms niet aansprakelijk zijn als ze content modereren, naast dat ze niet aansprakelijk zijn voor wat ze doorlaten. Klopt, aldus de 5th Circuit, maar let op dat Section 230 begint met vast te stellen dat een platform per definitie geen uitgever of auteur is van wat men doorgeeft. Daarom zijn argumenten van het soort “wij mogen modereren net zoals kranten” niet van toepassing. In Amerikaansrechtelijke free speech-taal: het ingrijpen door platforms telt niet als een meningsuiting van de platforms zelf. En er staat wel dat men mag ingrijpen, maar zoals de rechter het leest alleen bij illegale en semi-illegale content. (Dit klopt niet.)
Er is nog een relevant verschil, als ik de uitspraak goed begrijp:
The Platforms do not choose or select material before transmitting it: They engage in viewpoint-based censorship with respect to a tiny fraction of the expression they have already disseminated.
Kranten, radio en televisie kiezen vooraf wat ze opnemen. Platforms grijpen achteraf in, nadat de mening al is gepubliceerd. Dit is kennelijk een wezenlijk verschil? Ik zie het niet: of je nu berichten doorlaat ná controle, of achteraf op basis van klachten diezelfde controle doet, komt toch op exact hetzelfde resultaat neer? Hooguit dat je dan meer klachtgestuurd ingrijpt (als niemand over je klaagt, mag je blèren wat je wil) maar dat lijkt me juist een makkelijke manier van bepalen waar je de beperkte controlecapaciteit inzet, namelijk daar waar controverse is.
Overigens zal de Digital Services Act (DSA) in Europa ook regels stellen over moderatie door grote bedrijven. Daarbij is de insteek echter niet dat alles moet kunnen: men moet duidelijke en transparante huisregels hebben, en bij een ingreep specifiek motiveren welke huisregel is overtreden en op welke manier. Dit creëert voor mijn gevoel een betere balans tussen de belangen van het bedrijf en de gebruiker.
Arnoud