Google moet zoekresultaten met overduidelijk onjuiste informatie verwijderen

Google moet zoekresultaten verwijderen als gebruikers kunnen aantonen dat de gelinkte informatie overduidelijk niet klopt. Dat las ik bij Nutech.nl. In zaak C-460/20 oordeelde het Hof van Justitie dat je je als zoekmachine niet kunt beroepen op de uitingsvrijheid als een uiting feitelijke onjuistheden bevat.

Twee directeuren van een groep investeringsmaatschappijen zagen in Google hun naam gekoppeld aan artikelen waarin kritiek werd geuit op het investeringsmodel van de groep. Dat kan, maar er leken ook fouten in die artikelen te staan. Daarop diende men klachten in om de informatie verwijderd te krijgen, maar zoals u zult verwachten gaf Google niet thuis: zij kan vanuit haar positie niet oordelen of de gelinkte berichten (op zoekopdracht op hun naam) wel of niet juist waren en kon dus niet ingrijpen.

Een bekend maar frustrerend standpunt, daarop stapte men naar de rechter. Die besloot -in hoger beroep- de zaak aan het Hof van Justitie voor te leggen, omdat hier zowel de AVG als de uitsluiting van aansprakelijkheid van informatieproviders aan de orde is.

Het Hof begint met te herhalen dat Google zelf verwerkingsverantwoordelijke is voor zoekresultaten die als persoonsgegevens gelden. Dat was al in het bekende vergeetrecht-arrest uit 2014 uitgemaakt, maar het kan geen kwaad dat ter herhalen omdat mensen nog te vaak redeneren dat Google alleen maar een vergaarbak is van andermans informatie. Google kiest zelf wat op nummer 1 staat, met haar eigen criterium van “relevantie” en neemt daarmee de verantwoordelijkheid voor de koppelingen die ze aldus legt.

Dat wil niet zeggen dat Google dus automatisch aansprakelijk is voor alle fouten in de gekoppelde artikelen. Daarvoor moeten ze – zo beslist het Hof nu – eerst een beoordeling maken van de aard van die fouten. Er is hier namelijk sprake van een botsing tussen informatievrijheid en gegevensbescherming, waarbij een belangenafweging moet worden gemaakt die uitgaat van twee gelijkwaardige rechten. Maar de factor “de informatie is onjuist” weegt wel zwaar richting “weghalen”.

Waar zit je dan met de bewijslast? Iedereen kan immers wel zeggen dat berichten onjuist zijn. Als verweer daarop zie je de reflex bij nogal wat bedrijven om bij alles te zeggen “kom maar terug met een gerechtelijk bevel”, wat natuurlijk in de praktijk betekent “hoepel op”. Het Hof introduceert nu de juridische meetlat van “kennelijk onjuist” oftewel “overduidelijk onjuist”, het criterium dat we al kennen bij notice/takedown door hostingproviders. (En ja, die moeten dus ook overduidelijk onjuiste informatie van hun site halen, dat moesten ze al sinds 2000.)

Maar hoe bewijs je “kennelijk onjuist”?

Om te vermijden dat deze persoon een buitensporige last krijgt opgelegd die het nuttig effect van het recht op verwijdering van links kan ondermijnen, hoeft hij alleen bewijzen aan te leveren als, gelet op de omstandigheden van het geval, redelijkerwijs van hem kan worden verlangd dat hij ze opzoekt om die kennelijke onjuistheid aan te tonen.
Het gaat om een hoge lat, “overduidelijk” is niet iets dat je aantoont met een steekwagentje met dossierstukken. Sterker nog, als je meer dan een halve a4 nodig hebt dan is het volgens mij per definitie niet overduidelijk, maar ik zit er altijd vrij cynisch in.

Het is gelukkig ook weer niet zo dat je een hele discussie aan moet gaan met Google over hoe het dan wel precies zit:

Bij de behandeling van een dergelijk verzoek kan de exploitant van de betrokken zoekmachine er dus niet toe worden verplicht om de feiten te onderzoeken en daartoe een contradictoire dialoog met de aanbieder van inhoud aan te gaan teneinde ontbrekende gegevens te verkrijgen over de juistheid van de gelinkte inhoud.
Voor mij lijkt dit evenzo vanzelfsprekend: als er van alles nader onderzocht moet worden, dan is het niet bepaald overduidelijk. Even klikken of de gelinkte bronnen vermelden wat wordt geclaimd zou al de grens moeten zijn, heel misschien nog nagaan wat het voor bronnen zijn, maar je hoeft als zoekmachine zeker niet na te zoeken of er tegen-bronnen zijn die wat anders beweren.

Natuurlijk blijven er dan nog genoeg gevallen over van onjuiste informatie die in Google terechtkomt als je zoekt op een persoon. Maar voor die restcategorie zal je dan echt eerst naar de rechter moeten (dus de website dagen) om aan te tonen dat de informatie onjuist is, en pas daarna naar de zoekmachine zelf.

Arnoud

 

Het fakenews op de pijnbank van het Nederlands strafrecht

Fake news oftewel nepnieuws is als fenomeen haast niet meer weg te denken uit het discours over de online media. Steeds luider klinkt ook de roep om dergelijke valse berichtgeving ‘aan te pakken’, bij voorkeur via het strafrecht. Maar wat is nu precies nepnieuws en waarom is het zo’n probleem? En welke mogelijkheden kent het strafrecht om deze berichtgeving juridisch te bestrijden? Een voorpublicatie van mijn artikel in het Tijdschrift voor bijzonder strafrecht.

Hoewel de term nepnieuws vooral de laatste vijf jaar grote weerklank kent, is het fenomeen zeker niet nieuw. Al in de 18e eeuw werd een Nederlandse uitgever (Gerard Lodewijk van der Macht) tot vier maal toe gestraft met verbanning voor het publiceren van verzonnen berichten. De opkomst van internet heeft het fenomeen wel een stevige spurt gegeven. Hiervoor zijn grofweg twee oorzaken aan te wijzen: het middels advertenties kunnen profiteren van grote bezoekersaantallen en het beïnvloeden van politieke processen. De eerste oorzaak heeft waarschijnlijk de tweede mogelijk gemaakt.

In de literatuur zijn vele pogingen zijn ondernomen om het fenomeen nepnieuws te definiëren. Deze definities leveren zelden een écht brede classificatie op, en worden zeker in de juridische literatuur dan ook altijd keurig geciteerd en vervolgens genegeerd. Gezien de impact die nepnieuws kan hebben, weerklinkt de roep om strafrechtelijk ingrijpen met enige regelmaat. Het probleem daarbij is natuurlijk dat de term als zodanig zo lastig te duiden is, dat een specifieke verbodsbepaling niet te formuleren is. De term kan ook gewone fouten of sensatiejournalistiek betreffen.

Een specifiek delict in het Wetboek van Strafrecht is er niet. De achterliggende oorzaak van dit gebrek is natuurlijk dat er nooit echt gedacht is aan de situatie dat mensen opzettelijk legitiem uitziende berichten gaan maken die echt nep zijn en zonder een spoortje van humor of poging daartoe worden gepubliceerd. De beperkte ruimte in kranten en televisie (en de kostbare toegang daartoe) maakte de verspreiding daarvan nauwelijks haalbaar. Dit nog los van de beroepstrots van de traditionele journalist om berichten te checken en de waarheid te willen brengen.

De grote vraag bij aanpakken (bijvoorbeeld met nieuwe wetgeving) zal blijven hoe een oplossing te bieden zonder de uitingsvrijheid nodeloos geweld aan te doen. De term verwijst immers naar een breed spectrum aan uitingen, met eigenlijk als enige gemeenschappelijk kenmerk dat zij de waarheid geweld aan doen. Individuele nieuwe vormen van fakenews zijn zonder twijfel strafbaar te stellen, maar daarmee blijft men achter de feiten aanhollen omdat nieuwe vormen zo bedacht zijn. Dit nog los van de praktische handhaafbaarheid van dergelijke strafwetgeving: opsporing is vanwege de wereldwijde ICT-omgeving waarin zij plaatsvindt al zeer lastig, en uitlevering van de verdachte vanuit zijn of haar land zal lastig blijken als daar de betreffende uiting niet strafbaar is, wat vaak het geval is.

De civielrechtelijke route richting de platforms lijkt veelbelovender. Wanneer Facebook besluit een pagina te sluiten of Google een website weert, is daar geen strafproces voor nodig. Een simpel beroep op de eigen huisregels en of vrijheid van onderneming is in beginsel genoeg. Lastig hieraan is wel dat juist deze eenvoud de uitingsvrijheid veel meer bedreigt, precies omdat uitingen dan zó makkelijk gesmoord kunnen worden. Idealiter zou een tussenvorm bestaan die het gemak van ingrijpen door de grote platforms combineert met de waarborgen van het strafrecht, maar hoe dát op een eenvoudige manier te realiseren, blijft vooralsnog een onbeantwoorde vraag.

Arnoud

Facebook is verplicht post Singaporees nieuwsmedium aan te merken als ‘onjuist’

Facebook heeft in Singapore een post aangevuld met de tekst “Facebook is wettelijk verplicht te melden dat de Singaporese overheid stelt dat deze post onjuiste informatie bevat”. Dat meldde Tweakers onlangs. Facebook houdt zich daarmee aan de nieuwe Protection from Online Falsehoods and Manipulation-wet uit Singapore. De melding is dan ook alleen te zien vanaf IP-adressen die aan Singapore verbonden zijn. De wet is volgens Reuters de eerste die voorschrijft dat Facebook een correctie publiceert. En bij Nu.nl lees ik dat het inderdaad zou gaan om een feitelijk onjuist bericht.

Volgens Nu.nl gaat het om een bericht van Facebook-gebruiker Alex Tan die een bericht heeft geplaatst dat de Singaporese verkiezingen doorgestoken kaart zouden zijn en er een klokkenluider zou zijn gearresteerd. De Singaporese overheid stelt dat dit feitelijk onjuist is, maar Tan weigerde dit aan te passen, met name omdat hij in Australië woont en dus niet onder het recht van Singapore valt. Inhoudelijke onderbouwing heb ik niet voorbij zien komen.

De Singaporese POFM wet kent naast de eis aan posters om dit soort dingen te corrigeren, ook de mogelijkheid een bevel aan het platform (zoals Facebook) te geven. Dat is uniek inderdaad, dergelijke regels heb ik nog nergens in de wereld gezien. Ook niet bij andere wetsovertredingen zoals smaad of laster. De regel is kennelijk voor Facebook genoeg om tot vermelding van de correctie over te gaan.

Het voelt raar aan, maar vooral omdat we al jaren zo gewend zijn dat Facebook en consorten alles maar mag laten staan, hoe evident de onzin ook is. Ja oké, als de rechter het zegt dan nou ja vooruit maar eigenlijk blijft het raar, is toch een beetje de tendens. Ik snap dat niet helemaal. Als berichten niet juist zijn of schade toebrengen, dan is het toch niet zó raar dat daar iets van maatregelen tegen genomen worden? En als zo’n platform zo opgezet is dat je gebruikers nauwelijks aan kunt spreken, waarom zou het platform dan niet zelf aan te spreken worden?

Arnoud