Wat gaan we in het mededingingsrecht doen met de internetplatforms?

De laatste maanden zeker, maar misschien al de laatste paar jaar proef ik steeds meer politieke wil om de grote internetplatforms te reguleren. Die zijn te groot, te eigenzinnig en te onbereikbaar voor ‘gewone’ juridische maatregelen. Dat verrast wel een beetje na vele jaren waarin die platforms alles mochten zonder enige begrenzing, maar misschien gaat zoiets met grote golfbewegingen. Het instrument dat dan nu aan komt golven is het mededingingsrecht: het recht dat de markt beschermt tegen misbruik en machtsposities. Al te grote bedrijven kunnen worden opgesplitst, partijen die hun macht (dominante positie) misbruiken kunnen daar grof voor worden beboet of anders gestraft, en ga zo maar door. Maar wat doen we met die platforms?

Het grote probleem is volgens mij dat platforms niet echt voldoen aan de klassieke definitie van een monopolist of almachtige partij. Het gaat in het mededingingsrecht niet om monopolies maar om dominante posities in de markt namelijk, je kunt dus prima worden aangesproken terwijl er toch echt concurrenten zijn. Dat is niet nieuw door internet, al meer dan 100 jaar kennen we bedrijven die machtig zijn en daar graag misbruik van maken door bijvoorbeeld prijzen op te drijven, mensen dwingen ongerelateerde andere producten of diensten af te nemen of door de concurrent van de markt te pesten.

Nieuw is volgens mij wel de schaal waarop dit gebeurt. Ik ken geen enkel historisch voorbeeld dat zo groot en invloedrijk was als Facebook, Google en consorten. En tegelijkertijd doet zich hier de rare situatie voor dat die bedrijven eigenlijk een stuk makkelijker te mijden zijn dan de klassieke monopolisten. Een andere zoekmachine is maar één klik verwijderd, een stuk makkelijker dan dat je naar een ander dorp moet voor een alternatieve supermarkt, om eens wat te noemen.

Dat komt door het netwerkeffect, heet het dan. Een partij als Facebook is zo waardevol omdat iedereen er zit. Je kunt wel weg, maar je klanten of leveranciers zitten er nog dus daarom wil je niet weg. En niemand wil weg, om die reden. Dus gaat niemand weg, en dus kan Facebook alles maken. Dat is wel echt iets nieuws. Maar er zit meer achter.

Een van de lastige discussies hierbij blijf ik vinden wat “de markt” nu precies is. Neem Apple. We vinden dat die best wel agressief is in bijvoorbeeld de iTunes Store: 30% van je omzet inleveren aan iemand die “alleen maar” de appstore heeft? Is dat nu iets waar het mededingingsrecht wat van moet vinden? Misschien, als Apple de smartphonebesturingssysteemmarkt in handen heeft. Maar algemeen bekend is dat Android op veel meer telefoons staat dan Apple, dus kennelijk is Apple een kleine. Of moet je kijken naar de high end smartphones, zeg maar de Iphone en misschien een dikke Samsung? Dan is Apple natuurlijk mega-machtig in die niche, maar is dat wel een terechte definitie van de markt?

Ook de ‘echte’ platforms zijn nogal verschillend. Ik las deze analyse over de verschillende types platforms en de juridische duiding van hun positie. Hierin de interessante stelling dat platforms zoals Apple eigenlijk heel welkom zijn, omdat ze nieuwe markten creëren en daarmee echt waarde toevoegen.

Thompson says that platforms are important to society: “they create the possibility for products that never existed previously, and are the foundation for huge amounts of innovation” so there should “be more and larger platforms, not fewer and smaller.” But platforms can be abusive, so “regulators should simultaneously encourage the formation of new platforms while ensuring those platforms do not abuse their position.”

De regels zouden vooral moeten voorkomen dat platforms hun eigen producten voorrang geven of zonder enige reden extra geld gaan vragen. Maar de aandacht van regulators zou vooral uit moeten gaan naar een ander soort platforms: de aggregators, die bestaande content of diensten bundelen om zo hun bezoekers een “extra gebruikservaring” te bieden. Deze partijen zijn vooral bezig met de gebruikers bij elkaar houden en die dienstverleners te dwingen tot speciale privileges. Dat is veel ernstiger, is dan het idee.

But for Thompson, aggregators are much more suspect because “the incentives are warped from the beginning” — they incentivize third parties to make themselves attractive to the aggregator, not users (think of search-engine optimization).

Dit onderscheid had ik nog niet eerder gezien. Ik zie er wel wat in, hoewel ik ook genoeg aggegrators ken die wat mij betreft wél waarde toevoegen.

Welke uitwas van de grote internetbedrijven moet wat jullie betreft mededingingsrechtelijk worden aangepakt?

Arnoud