Veroorzakers ongeval door appen tijdens het rijden nu persoonlijk aansprakelijk?

Photo by DariuszSankowski on Pixabay

Sinds kort laten vier grote verzekeraars je de schade zelf betalen als je bij een ongeval aan het appen was achter het stuur. Dat meldde het AD, dat gelijk voorrekent dat dit kan oplopen tot miljoenen euro’s en je persoonlijk faillissement. Oké dan. Maar hoe zit dat juridisch?

Als voorbeeld pak ik dan de nieuwe WA-polisvoorwaarden van Interpolis er bij. Die vermelden bij de algemene uitsluitingen:

De bestuurder vertoont zeer gevaarlijk rijgedrag zoals staat in artikel 5a van de Wegenverkeerswet. Bijvoorbeeld: de bestuurder houdt een mobiele telefoon vast of typt hierop een bericht tijdens het rijden.
Artikel 5a Wvw begint als volgt:
Het is een ieder verboden opzettelijk zich zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Als zodanige verkeersgedragingen kunnen de volgende gedragingen worden aangemerkt:
En dan volgt een lijst verkeersgedragingen, waaronder “gevaarlijk inhalen” maar ook “tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden” (sub 1 onder k). Dat is de wettelijke term voor een mobiele telefoon (zoals in art. 61a Rvv gebruikt).

Wat de verzekeraar dus zegt, is feitelijk: als er sprake is van een overtreding van artikel 5a Wvw, dan hoeven wij niet uit te keren. En appen of je mobiel vasthouden is een voorbeeld van zo’n overtreding. Oftewel: we keren niet uit wanneer bewezen is dat je je telefoon vasthield tijdens het rijden.

Dit is wat kort door de bocht (ja sorry). Enkel zo’n gedraging vertonen is niet genoeg om artikel 5a te overtreden. Allereerst moet die gedraging opzettelijk zijn begaan. Volgens de minister zal dat bij veel van die regels “niet anders dan opzettelijk” kunnen spelen. Te hard rijden kan per ongeluk, maar je telefoon springt niet zelf in je hand.

Verder moet ook apart bewezen worden dat van de gedraging “levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is”. En dat vereist meer dan een theoretische optie, het zal concreet in die situatie gespeeld moeten hebben.

Interpolis rechtvaardigt de keuze met deze zeer recente cijfers:

Daarin geeft 15% van de respondenten aan enkele of meerdere keren in een gevaarlijke situatie terecht te zijn gekomen door gebruik van de telefoon in het verkeer. Ook is 1 op de 5 het (zeer) eens met de stelling dat ze vaak afgeleid worden door de telefoon in het verkeer, zelfs als ze er niet actief mee bezig zijn. 64% van de deelnemers van het onderzoek is bereid volledig offline te rijden, maar toch wordt dat niet altijd gedaan. De mobiele telefoon leidt nog vaak tot onverantwoord gedrag.
Alles bij elkaar vind ik het dus een goede stap, zij het dat er natuurlijk altijd weer onbillijke gevallen zullen opduiken. Een risico waar ik nog bang voor ben: mensen die liegen over telefoongebruik uit angst voor personlijk faillissement, waarna de verzekeringsuitkering geweigerd wordt wegens opgeven onjuiste informatie.

Arnoud

Vandaag word ik 0x32 maar laten we het over internetrecht hebben

Photo by lil artsy on Pexels

Vandaag vier ik het heuglijke feit van mijn 0x32e verjaardag. Het is tevens een mooi moment om terug te kijken op het fenomeen internetrecht.

Ongeveer een jaar geleden mocht ik spreken bij de onvolprezen NLUUG. Met trots kijk ik terug op de videoregistratie, want het is een vrij compleet verhaal over geschiedenis en toekomst van het vakgebied.

Download en bekijk de video met je eigen player

Mocht je een video van een uur nou te lang vinden, dan kun je ook mijn boek ICT&Recht aanschaffen waarin ik alles onderbouwd en helder op een rijtje zet.

Arnoud

Maakt niet weghalen van oude, inmiddels strafbare tweets je alsnog strafbaar?

Photo by Bruno Saito on Pexels

Ten tijde van het plaatsen van berichten op Twitter was doxing nog niet strafbaar. Dat las ik in een recent vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake doxing, het verspreiden van identificerende informatie met het doel iemand bang te maken, overlast te bezorgen of in zijn beroep te hinderen. Dat doen oude berichten niet, aldus de rechtbank.

De verdachte had in december 2023 berichten  geplaatst op Twitter (“thans X geheten” aldus het vonnis). De strekking daarvan wordt duidelijk met dit geanonimiseerde voorbeeld:

“Of?cier van justitie [naam] ( [naam vereniging] [jaartal] ) is de broer van [naam] [werkgever broer].”

Onder dit bericht zijn vier afbeeldingen geplaatst, inhoudende foto’s van de officier van justitie [naam], vermelding van zijn vermeende adres, postcode en telefoonnummer (…)

Dit leest als doxing: het verspreiden van informatie over iemand met als doel dat diegene daar bang van wordt en/of diens werk niet meer goed kan doen. In dit geval die officier (die veel complotzaken doet; de verdachte is eerder veroordeeld in dat verband) hinderen door insinuaties.

Inhoudelijk valt daar vast over te twisten, maar het fundamenteler probleem was dat de berichten dus geplaatst waren vóórdat doxing strafbaar werd (1 januari 2024). Strafbaarstelling kan niet met terugwerkende kracht, dus vielen deze berichten wel onder het verbod?

Ja, aldus de officier: ze zijn ook nu in 2024 gewoon te lezen, en de verdachte had ze niet weggehaald. Dat is hetzelfde als in 2023 een poster voor je raam hangen en die laten hangen. Elke dag zullen passanten die zien, ook in 2024. Dan is het geen excuus dat je die in 2023 ophing.

De rechtbank ziet toch een fundamenteel verschil:

In het voorbeeld van de poster met strafbare teksten daarop zal de persoon die de poster heeft opgehangen zelf ook iedere dag geconfronteerd worden met de poster en zal hij iedere dag opnieuw ervoor kiezen om de poster te laten hangen zodat voorbijgangers, opnieuw en ook steeds, kennis kunnen nemen van de inhoud ervan. Het nalaten de poster te verwijderen wordt daarmee een bijna actieve handeling die kan worden geduid als (opnieuw) verspreiden met meergenoemd oogmerk. Dat ligt anders bij het plaatsen van berichten op een sociale netwerk website als Twitter waar dagelijks vele berichten worden geplaatst waarmee de verzender niet steeds opnieuw (dagelijks) wordt geconfronteerd.
Een oud Twitterbericht dat slingert nog wel rond, maar het is niet elke dag een nieuwe actieve beslissing om die te laten staan. Dat is dus anders dan die poster. Er zal echt meer nodig zijn, zoals het bericht retweeten/sharen na de inwerkingtreding van het verbod.

Ook dat de verdachte mogelijk wist dat doxing al bijna verboden was, is niet genoeg. Je moet echt alleen kijken naar wat men ná de strafbaarstelling doet, een dag voorafgaand aan de strafbaarstelling datgene doen is immers (nog) legaal.

Arnoud

 

DPG Media test betaling voor weigeren van cookies, mag dat?

DPG Media doet momenteel een ‘zeer kleinschalige test’ op een aantal media. Dat meldde Tweakers vorige week. Als je geen cookies wilt, moet je 4 euro per maand betalen. Onduidelijk is of er dan ook geen advertenties worden getoond. (Je kunt nog niet echt betalen trouwens, ze meten je klikbereidheid.) Het riep de vraag op of dat zomaar mag, geld vragen voor online content.

Ja, die voelde als de omgekeerde wereld: dat een krant geld vraagt om je toegang te geven tot haar content. Maar nu zo veel content zo lang gratis beschikbaar is geweest, heeft daar een forse normverschuiving plaatsgevonden en moet betaling als tegenprestatie weer haar rechtvaardiging verdienen.

Dit alles komt uit een arrest van het Hof van Justitie uit 2023, of Meta gezien haar machtspositie op de Europese markt mag eisen dat je je persoonsgegevens laat verwerken om de dienst te mogen gebruiken. Bij ‘normale’ diensten lijkt dat verdedigbaar (het is jouw keuze die af te nemen) maar Meta is zó groot dat het niet normaal meer is. En dan krijg je andere spelregels, moet je eerlijker doen en anderen toelaten waar je kleine concurrenten dat niet hoeven.

Het Hof zegt dan dat het eigenlijk niet mag, maar wél als “een gelijkwaardig alternatief [wordt] geboden bij het weigeren van toestemming, in voorkomend geval tegen een passende vergoeding”. Dus pay or consent, zoals dat is gaan heten, is legaal. Alleen: wat bedoelde het hof met “passende vergoeding”? Daar gaan ze niet nader op in.

Het lijkt niet de bedoeling te zijn dat Meta gewoon een willekeurig bedrag mag verzinnen. Als ze de betaalde versie van Facebook op 3000 euro per jaar stellen, dan zou dat natuurlijk niemand aantrekken. Mogelijk dat het Hof dacht aan de figuur van excessieve prijzen, wat marktmachtige partijen nog wel eens doen. De standaard daarbij is “excessive in relation to the economic value of the service provided.”, dus zeg maar onredelijk/overdreven gezien wat een normale marktprijs is.

Voor die marktprijs kun je dan benchmarken en daar zijn allerlei methodieken voor. Maar welke prijs hanteer je dan bij Meta? Wat moet een sociaal netwerk kosten, er is er niet eentje ter wereld die puur op abonnementsbasis werkt (ik sta graag gecorrigeerd).

Er is wat onderzoek geweest wat mensen zouden willen betalen voor sociale media, en grofweg kom je dan rond de tien euro uit. Dat is denk ik ook waarom Meta voor 9.99 koos (hoewel dat nu 5.99 lijkt te zijn.

Wat mag DPG vragen? Dat hangt dus af van de vraag of ze ‘machtig’ zijn. Zo niet, dan mogen ze vragen wat ze willen want dan lees jij gewoon de concurrent. Welke concurrent, vraag je gezien Wikipedia: DPG Media? Oh, dan zijn ze machtig en dan moeten ze dus een redelijke marktvergoeding vragen. Het genoemde bedrag van 4 euro per maand lijkt me vrij redelijk.

Arnoud

Mag je van de GPL genullde WordPress plugins hosten, of kan Automattic dan voor een miljoen beslag bij je leggen?

“Geschil over open source software WordPress en WooCommerce”, zo opende een recent Amsterdams vonnis enigszins cryptisch. Het bleek te gaan om een beslaglegging door WordPress-eigenaar Automattic versus de eigenaar van Festinger Vault, een site die onder meer genullde premium WordPress/WooCommerce plugins aanbiedt. Dat geschil speelt in Nederland omdat die eigenaar hier woont. Wat is er aan de hand?

Het was even zoeken, maar dit is soort van een neutrale beschrijving van wat Festinger Vault doet:

Festinger Vault is a popular GPL (General Public License) site that provides access to a vast collection of WordPress themes and plugins at a fraction of their original price. Unlike traditional marketplaces where you pay for each theme or plugin individually, Festinger Vault offers these products under GPL, allowing users to download, modify, and use them freely, all within the legal framework of WordPress’s open-source philosophy.
Dat “under GPL” moet hard werken om die omschrijving legaal te houden. Want die betaalde plugins staan daar in genullde vorm, wat WordPress-jargon is voor het weghalen van de controle of jij wel betaald hebt (exacte etymologie-links welkom). En dat is een zeer discutabele praktijk.

Enerzijds: als code (zoals een WP plugin) onder GPL vrijgegeven wordt, dan mag je iedere letter daarvan aanpassen. Dus ook de letters die die controle uitvoeren. Anderzijds: dit is héél hard niet de bedoeling, botst (discutabel) met de letter van GPL artikel 2(d), en wringt nog meer als je vervolgens geld vraagt en doet of het de officiële plugin is zoals tegen geld beschikbaar gesteld door de originele ontwikkelaar.

Dat laatste is meer een merkenkwestie natuurlijk. En dat was dan ook waar Automattic (het bedrijf achter WordPress en WooCommerce) met gestrekt been mee binnenkwam bij Festinger Vault. Via een zogeheten ex parte procedure (art. 1019e Rv) overtuigde ze de rechter dat hier een evidente en grote inbreuk op IE-rechten aan de gang was, die per direct moest stoppen en niet kon wachten tot er een hele zaak over was gevoerd.

De voorzieningenrechter had dat verzoek toegewezen, met een dwangsom van € 25.000,00 per dag (gemaximeerd op een half miljoen). Een dag later legde Automattic voor € 1.078,000,00 beslag op de bankrekening, het huis en de auto van de eigenaar van de site, in afwachting van de inhoudelijke uitspraak.

Nu is het handelen van Automattic en met name haar CEO de laatste tijd nogal opmerkelijk te noemen. Ik wil niet insinueren dat Rian van Rijbroek een nieuwe scharrel heeft, maar Matt Mullenweg doet nogal opmerkelijke uitspraken over wat er mag van de GPL of het merkenrecht. Zo zei hij in een inmiddels berucht interview:

… dat GoDaddy geen gebruik maakt van de merken van Automattic, maar nadat hij heeft gezegd dat het handelen van [bedrijf] niet in strijd is met de GPL, voegt hij daaraan toe: “We were able to use the trademark basically to shut them down.
Wat GoDaddy doet, leek een heel eind op wat er bij Festinger Vault gebeurde. Het is dat licht opmerkelijk dat het ex parte verzoek uitgebreid motiveert waarom sprake is van auteursrechtinbreuk / schending GPL, en maar heel kort iets over merkenrecht zegt. Ook zegt Mullenweg dat hij normaal altijd eerst informeel contact opneemt, en dat is hier niet gebeurd.

Als achtergrond: het verlenen van ex parte toestemming en het laten leggen van conservatoir beslag is iets dat zonder wederhoor gebeurt. Rechters gaan er van uit dat een en ander eerlijk wordt voorgesteld (art. 21 Rv), en worden dus zéér sjachrijnig als dat niet het geval blijkt. Zoals ook hier:

Tot slot blijkt uit het interview dat de ‘online community’ – zoals [bedrijf] ter zitting ook heeft gezegd – forse kritiek heeft op Automattic, omdat zij haar merkrechten gebruikt om concurrent WP Engine aan te pakken (deze kritiek was de aanleiding voor het interview). De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat uit het interview blijkt dat WP Engine een grote onderneming is (in omvang vergelijkbaar met Automattic/WordPress), met een private equity fund als investeerder – terwijl [bedrijf] een eenmanszaak is – en dat dit de enige andere onderneming is waarmee Automattic in een juridische strijd is gewikkeld. Uit de door [bedrijf] in het geding gebrachte (links naar) publicaties over de strijd tussen WP Engine en WordPress maakt de voorzieningenrechter voorts op dat de website van WP Engine gewoon (weer) in de lucht lijkt te zijn, terwijl de website van [bedrijf] – door het ex parte verbod – nog steeds op zwart staat.
“Van een zekere schending van artikel 21 Rv door Automattic in dit kort geding lijkt in het licht van dit alles voorshands wel sprake”, is dan de conclusie. Dat betekent niet dat Festinger Vault inhoudelijk gelijk heeft: deze procedure gaat alleen over de vraag of het beslag er af moet.

FV krijgt hierin gelijk, mede omdat Automattic de schade als “véél te hoog” heeft geclaimd en omdat op die bankrekening ook het PGB van de directeur in privé binnenkomt. Het beslag wordt dus opgeheven en we gaan naar de volgende, inhoudelijke ronde. En dat zou zomaar eens de eerste uitspraak kunnen zijn over de scope van de GPL.

Arnoud

 

Rechtbank wil zien welke data de politie over burgers verzamelt – maar politie weigert medewerking

geralt / Pixabay

Ondanks een bevel van de rechtbank weigert de politie een onafhankelijk onderzoeker mee te laten kijken in haar informatiesystemen. Dat meldde Follow The Money vorige week. Dat voelt raar, iedere rechtbankserie leert je dat rechters zich dan geminacht verklaren en héle stevige boetes opleggen. Maar het Nederlands bestuursrecht werkt niet zoals Suits.

De achtergrond is kort samengevat als volgt. Activist Frank van der Linde werd in 2017 ten onrechte op de Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering-lijst gezet, en probeert sindsdien zijn naam te zuiveren. Met informatieverzoeken wil hij achterhalen waarom en waar die informatie vandaan kwam.

De rechter gaf Van der Linde diverse keren gelijk, bijvoorbeeld in april nog. Nu ligt er een nieuwe kwestie: de rechtbank benoemde een forensisch deskundige die de opdracht kreeg in de systemen van de politie te kijken, want “de rechtbank twijfelde namelijk aan de kwaliteit van de ‘zoekslag’ die de politie had uitgevoerd” aldus FTM.

Volgens de politie-korpschef is zo’n benoeming niet bindend, kennelijk omdat het gaat om een onderzoek naar gebruik van persoonsgegevens en dan de Autoriteit Persoonsgegevens als enige bevoegd is. De juridische redenering is denk ik dat de Awb een medewerkingsplicht kent bij bevoegd optredende toezichthouders (art. 5:20 Awb), en de rechtbank is nu eenmaal geen toezichthouder.

De AP noemt dit heel beleefd “mogelijk een misverstand”. Maar juridisch is het vrij duidelijk: ook bij het onderzoek door een rechtbankdeskundige (art. 8:47 Awb) geldt een medewerkingsplicht, namelijk art. 8:30 Awb. Hierbij geldt geen voorbehoud voor persoonsgegevens of politiegegevens.

Alleen heeft weigeren hier geen bijzondere gevolgen. Ja, de bestuursrechter mag dan “daaruit de gevolgtrekkingen kan maken die hem geraden voorkomen” (art. 8:31 Awb) maar dat is dan hooguit “ik vonnis dat u die gegevens wél heeft” of “u handelt in strijd met de wet door ze niet te geven”. De deskundige heeft dan nog steeds niets gezien, en Van der Linde is dan dus geen stap verder.

De normale gang van zaken is de dwangsom: een fors bedrag per dag dat je de deskundige niet zijn of haar werk laat doen. Dat kan in de Awb echter alleen bij het niet nemen van een besluit, niet bij het weigeren de deskundige te helpen.

In een andere zaak speelde hetzelfde probleem: een activist wil gegevens over haarzelf, en de korpschef weigert inzage. Daarin zie je ongeveer de grenzen van wat een rechtbank kan eisen:

de rechtbank draagt de korpschef op een nieuw besluit te nemen en daarbij het volledige verzoek van eiser te betrekken. Bij de nieuw te verrichten zoekslag dient de korpschef gemotiveerd uiteen te zetten op welke persoonsgegevens is gezocht, bij welke afdelingen zoekvragen zijn uitgezet, wat het resultaat daarvan is, of naar aanleiding van dat resultaat een nadere zoekslag is, en zo ja, wat deze zoekslag inhoudt.
Als de korpschef dat nieuwe besluit – dus met die inhoud – niet neemt, dan staat daar een dwangsom op van 150 euro per dag tot 10.000 euro. Dat bedrag kan natuurlijk worden verhoogd als die nieuwe zoekslag, en dus het besluit, uitblijft. Maar als in dat besluit een beschrijving van het zoeken staat en de conclusie is “er is niets gevonden”, dan is dat conform de opdracht.

Je zou dus in theorie hier de constructie kunnen hanteren dat in het besluit de bevindingen van de gerechtelijke deskundige terug moeten komen. Dan kan de politie nog onderbouwen waarom die het fout had, of waarom er toch meer bij komt kijken. Maar dan ligt toch vast dat de deskundige hééft gekeken.

Arnoud

De webwinkel weigert een retour van een Black Friday aankoop, wat nu?

Photo by NguyenLe365 on Pixabay

Vele lezers vroegen me een variatie van deze:

Afgelopen (week|vrijdag) kocht ik een bijzondere aanbieding bij een webwinkel. Deze viel na ontvangst toch tegen vanwege $reden, dus ik wilde de koop ongedaan maken. De winkel (weigert dat echter|wil alleen een tegoedbon geven) omdat het hier gaat om een speciale aanbieding. Is dat rechtsgeldig?
Korte antwoord: nee, “aanbieding” is geen reden om een retour te weigeren. Ook niet als de korting uniek was, het er bij stond of dit exclusief voor Black Friday was. En je hebt recht op je geld terug, niet slechts een tegoedbon.

Bij een online aankoop heb je altijd recht om het product binnen 14 dagen na ontvangst terug te sturen. De winkel mag die termijn verlengen, maar niet inkorten. Let op dat de termijn begint bij het ontvangen van het product, niet de dag van bestelling. En je haalt de termijn zodra je de winkel meldt dat je het gaat terugsturen, niet pas als het binnen is.

Er zijn uitzonderingen, maar die zijn in de wet (art. 6:230p BW) genoemd:

  1. Maatwerk (zie eerdere blogs wat dat is, zoals over computers op specificatie, zonnepanelen of kleurenwaaiers)
  2. Bederfelijke waar (zie eerdere discussie en aanvullend over kamerplanten)
  3. Hygiëneproducten (dat als ze én hygiëneaspecten hebben én in een verzegelde zak zitten – een wc-bril valt hier buiten)
  4. Vermengingsproducten (tenzij je een kuub grint hebt gekocht niet relevant)
  5. Een ‘vin en primeur’ (moest ik ook opzoeken)
  6. Software of films op fysieke drager als je het zegel hebt verbroken
  7. Software of films (en dergelijke) digitaal als je al gedownload hebt én je toen een vinkje moest zetten dat je afstand deed van je recht
  8. Een krant, tijdschrift of magazine
  9. Crypto’s (financiële producten)
  10. Loten en dergelijke
Een stevige korting, een uniek aanbod, dat het speciaal voor jou uit Verweggistan is geïmporteerd of al dat soort argumenten doen dus niet ter zake.

Ook is niet relevant of je het hebt opengemaakt (inclusief bij blisterverpakkingen) of zelfs hebt uitgeprobeerd dan wel gepast. Het criterium is dat wat je deed, niet meer was dan “noodzakelijk om de aard, de kenmerken en de werking daarvan vast te stellen” – uitproberen dus. Lomp opensnijden mag niet, een laptop een keer aanzetten mag wel, net als een dagje varen met een nieuwe buitenboordmotor.

En let op: als je wél te veel hebt gedaan, of zelfs concrete schade aangebracht, dan betekent dat niet dat je retourrecht is vervallen. Het betekent alleen dat de winkel een redelijke waardevermindering mag berekenen bij het teruggeven van je geld.

Bij dat laatste zit hem natuurlijk de crux. Als de winkel vindt dat hun uitzondering wel opgaat, terwijl de wet vindt van niet, dan moet je eigenlijk naar de rechter maar dat is zelden het geld en de moeite waard. Heb je een rechtsbijstandsverzekering dan is dit het moment die aan te spreken.

Als de winkel bij een keurmerk zoals Thuiswinkel is aangesloten, dan is een klacht bij deze instantie zeker een eenvoudige manier om te proberen het snel op te lossen. En zit de winkel in een ander land in de EU, dan kan het Europees Consumenten Centrum je helpen.

Arnoud

 

 

Wat kan ik doen tegen een drone die over mijn achtertuin vliegt?

Bron: Bord verboden voor drones - reflecterend, Informatiebord.nl

Een lezer vroeg me:

Ik woon in een vrijstaand huis in een landelijk gebied. Kennelijk is het daar interessant voor dronebestuurders, want ongeveer dagelijks vliegt er wel zo’n ding over mijn achtertuin. Nu vroeg ik me af, is daar juridisch wat aan te doen? Het is toch een schending van mijn eigendomsrecht.
De lucht boven je grond is inderdaad deel van je eigendom. Art. 5:21 BW zegt “De bevoegdheid van de eigenaar van de grond om deze te gebruiken, omvat de bevoegdheid tot gebruik van de ruimte boven en onder de oppervlakte.” En daaronder valt ook het recht anderen dat gebruik te ontzeggen.

Daar zit wel een grens aan, lid 2 van dit artikel zegt dat anderen wél die ruimte mogen gebruiken als “de eigenaar geen belang heeft zich daartegen te verzetten”. En belangrijker: lid 3 bepaalt dat het voorgaande niet geldt bij vliegen. Dit is opgenomen om te voorkomen dat luchtvaartmaatschappijen met iedere grondeigenaar moeten onderhandelen bij een vliegroute.

Of een drone ‘vliegt’, is al een decennium onderwerp van discussie. Bij invoering van dit wetsartikel ging het vooral over vliegtuigen die 300 meter of hoger vliegen. Dat is wat anders dan een drone die een metertje of anderhalf over je dak vliegt, of een tijdje boven je koikarpervijver blijft hangen. Ook lijkt de bepaling alleen te gaan over bemand vliegen, afgaande op de parlementaire behandeling (“zich door de lucht voortbewegen”).

Natuurlijk is er meer regelgeving voor drones. De Rijksoverheid vat deze netjes samen, waarbij mij dan opvalt dat alleen bij open categorie A3 expliciet staat dat je “minimaal 150 meter afstand van woon-, handels-, industrie- of recreatiezones” moet houden. De regels gaan vooral over afstand houden tot mensen of gebouwen. Impliciet zit hier denk ik achter dat je enkel met je eigendomsrecht te weinig belang hebt om je tegen overvliegende drones te verzetten.

Meestal gaat de reden voor het verbod om iets anders dan enkel de eigendom. Denk aan een drone met camera die steeds opnames maakt, of een drone die de kippen van de leg krijgt door zijn gebrom. Het continue gebrom (als je bij een populaire vliegplek woont) kan ook behoorlijk irritant zijn. Die redenen kunnen op zichzelf ook het vliegen onrechtmatig maken, maar dat moet dan wel apart aangetoond worden.

Arnoud

 

 

Mag je citeren uit een mail in een mailinglijst met beperkte toegang?

Photo by Castorly Stock on Pexels

Een lezer vroeg me:

Mijn vriendengroep heeft een mailinglijst waarop we onderling kletsen, maar ook sociale afspraken maken en wat filosoferen over dingen. Een van mijn vrienden deed een mooie uitspraak, die ik recent op Linkedin heb gebruikt bij wijze van citaat (met naamsvermelding). Nu stelt hij dat dat niet mocht, omdat onze mailinglijst niet openbaar was. Klopt dat?
Citeren uit andermans werk mag, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Naamsvermelding is nodig, je mag niet meer overnemen dan nodig voor jouw doel en er moet een inhoudelijke (functionele) reden zijn. Mijn vuistregel: als je het citaat weglaat, wordt dan je eigen bericht onbegrijpelijk?

Een vaak vergeten randvoorwaarde is dat het werk “rechtmatig openbaar” gemaakt moet zijn. Dit betekent dat je niet mag citeren uit ongepubliceerd werk, zoals een op zolder gevonden brief van een ander of een foto die jij alvast mocht zien van de bruidsfotograaf.

De term “openbaar maken” betekent in principe “aan het publiek bekend maken” (art. 12 Auteurswet). “Publiek” is daar de term voor “onbepaalde groep mensen die niet aan speciale regels gebonden is”, vat ik maar even samen.

Het gaat dus niet perse om het aantal mensen: een boek dat door 3 mensen is gekocht, is “openbaar gemaakt”. Maar een manuscript dat door 5 mensen op verzoek van de auteur van commentaar is voorzien, is nog niet “openbaar gemaakt”. Die groep is door de auteur gekozen voor het speciale doel van vooraf lezen en commentaar geven. Dit lijkt op maar is niet helemaal hetzelfde als een afspraak tot geheimhouding.

Bij deze mailinglijst krijg ik het gevoel dat de groep beperkt is samengesteld. Je wordt niet zomaar ‘vriend’ van deze mensen. Anders zou dat zijn bij bijvoorbeeld de mailinglijst van de bezoekers van een café, in principe kan iedereen dat bezoeken en dus abonnee worden van die lijst.

Arnoud

Mag je de sportschool altijd per e-mail opzeggen of moet het persoonlijk aan de balie?

Photo by Danielle Cerullo on Unsplash

Via Reddit:

Een collega van mij is lid bij een sportschool, is verhuisd en heeft meerdere keren per e-mail opgezegd. Deze opzegging is geweigerd want de eigenaar heeft in zijn voorwaarden staan dat het enkel mondeling en in persoon kan worden opgezegd. … Hij heeft in de sportschool een formulier ingevuld en getekend, dus feitelijk is de inschrijving schriftelijk gegaan.

Ik licht deze vraag er vooral uit omdat het doet denken aan de discussie “is e-mail rechtsgeldig”. Die is eigenlijk te breed geformuleerd, omdat het sterk afhangt van context, doel en afspraken.

Heel algemeen geldt dat je overeenkomsten vormvrij kunt afsluiten en opzeggen. Dat wil zeggen, de wet stelt geen eisen aan hoe je dat doet, dus per e-mail is prima. Veel ondernemers stellen echter wel eisen, en dat mag ook: algemene voorwaarden mogen vormvoorschriften stellen.

Alleen zitten daar wel weer wat beperkingen aan, onder meer vanwege grapjassen zoals deze sportschooleigenaar met z’n “Om het lidmaatschap te beëindigen kunt u langskomen in de sportschool tijdens openingstijden.” En dan alleen bij de eigenaar persoonlijk ongetwijfeld.

De belangrijkste beperking is die van art. 6:236 sub o BW:

[Onredelijk bezwarend is een voorwaarde die] de bevoegdheid van de wederpartij om de overeenkomst, die mondeling, schriftelijk of langs elektronische weg tot stand is gekomen, op een overeenkomstige wijze op te zeggen, uitsluit of beperkt;
Oftewel: als de ondernemer het goed vond dat je via e-mail het contract sloot, dan mag hij niet verbieden dat je ook via e-mail opzegt. De voorwaarde uit het contract lijkt me daarmee in strijd: men sluit schriftelijk het contract, dus moet dat schriftelijk op te zeggen zijn. En e-mail is een geschrift.

Discussie kun je dan krijgen over of “een formulier aan de balie” telt als “schriftelijk”, en of een e-mail gelijk te stellen is met zo’n formulier omdat e-mail niet ondertekend wordt en ik zomaar gok dat er een handtekening gezet moest worden op dat stuk papier.

Dan is er nog art. 6:237 sub m BW:

[Vermoedelijk onredelijk bezwarend is een voorwaarde die] voor de geldigheid van een door de wederpartij te verrichten verklaring een strengere vorm dan het vereiste van een onderhandse akte stelt;
Een onderhandse akte is elk ondertekend geschrift, en dat kan ook elektronisch zijn – alleen zit je dan weer met die handtekening. Een e-mail met een PDF bijlage met daarin een opzegbrief met handtekening is wél een onderhandse akte (art. 25 eIDAS Vo), en gezien het simpele doel hier wel rechtsgeldig (art. 3:15a BW).

De sportschooleigenaar mag bezwaar maken tegen die opzegbrief als hij kan motiveren waarom bij hem het echt niet werkt dat je een ondertekende brief opstuurt. “Ik wil mensen overtuigen te blijven” is daarbij geen geldige reden, ik zeg het maar even.

(Opzeggen aan de balie is “strenger” dan een brief sturen, zie deze rechtszaak uit 2013).

Praktisch gezien is het advies dus: automatische incasso stopzetten (als die er was) en een mail sturen waarin je een PDF met ondertekende opzegging stuurt. In die opzegging-PDF vermeld je “ik vernietig hierbij uw algemene voorwaarde omtrent opzegging aan de balie omdat deze onredelijk bezwarend is”.

Arnoud