Een lezer vroeg me:
Ik ben door een vriend gevraagd sfeerimpressies te maken tijdens een optreden in een café. Ze vragen geen toegangsgeld, het café is voor iedereen toegankelijk tijdens het optreden. Het komt neer op het publiek filmen vanaf de achterste rij, ik ga niet inzoomen op individuele aanwezigen. Mag dit van de AVG? Moet ik bordjes plaatsen, toestemming vragen, een bezwaarregeling optuigen?Als je met een (digitale) camera mensen gaat filmen, en de resultaten daarvan publiceert als video, dan valt dat handelen inderdaad in beginsel onder de AVG. Vanwege het publiceren kun je je niet beroepen op de uitzondering voor strikt privégebruik. En omdat mensen gezien de context soort van herkenbaar zijn, is sprake van een verwerking van persoonsgegevens. (Als je vanuit de hoogte met een drone filmt dan wellicht niet.)
Tegelijkertijd is een videoregistratie een vorm van vrije nieuwsgaring, en dat is een beschermd grondrecht net als privacy en gegevensbescherming. Je hebt dus het recht die video te maken, en de AVG kan niet zomaar dat categorisch verbieden. Gelukkig is dat ook niet zo: in gevallen waarin een gegevensverwerking zou botsen met de informatievrijheid, moet een oplossing komen die recht doet aan beide grondrechten (art. 85 AVG).
Dat is nader uitgewerkt in art. 43 Uitvoeringswet AVG, dat een aantal zaken buiten werking stelt: geen informatieplicht of recht van inzage, correctie of verwijdering bijvoorbeeld. Ook mag je bijzondere persoonsgegevens gebruiken als dat strikt noodzakelijk is voor je journalistieke productie. Wel moet je nog steeds een AVG-grondslag hebben, dat zal hier het legitiem belang (art. 6 lid 1 sub f AVG) moeten zijn met als invulling de bijdrage aan de maatschappelijke informatiebehoefte. Je hoeft dan weer geen rekening te houden met bezwaren (art. 21 AVG geldt niet).
Bij dit soort vragen krijg je altijd de discussie wanneer een verwerking nou “voor uitsluitend journalistieke doeleinden en ten behoeve van academische, artistieke of literaire uitdrukkingsvormen” is, zoals art. 43 UAVG het noemt. Met name dat “uitsluitend” zit vaak lastig in de discussie. Maar specifiek hier heb ik er geen twijfel over, omdat het alleen gaat om een publicatie (aan het publiek bekend maken) van een verslag van een in ieder geval lokaal interessante gebeurtenis (een concert in een café). Ik weet niet waar de ondergrens zit van wat “nieuws” is, maar gevoelsmatig zit deze er boven.
Het is wel netjes en verstandig een bordje te plaatsen, ook omdat je gewoon niet zit te wachten op discussie hierover. Dat kan het concert verstoren en het is een kleine moeite.
Arnoud
Je ziet ook meestal in de huisregels (bij horeca) of algemene voorwaarden (bij festivals) een bepaling in de trant van: “Hier worden video-opnames gemaakt voor promotiedoeleinden. Iedereen die het lokaal bezoekt, gaat hiermee akkoord.”
Akkoord gaan suggereert toestemming. Dat is een andere grondslag. En die toestemming zo (middels huisregels en/of algemene voorwaarden) verkrijgen lijkt me niet valide. Hoe zie je dit zelf?
Toestemming is tenzij je een nieuwsbrief hebt sowieso een vrij achterhaald principe om te gebruiken als je een andere grondslag hebt. Lijkt me dat het hier vooral zal gaan om het voorkomen van discussies van het kaliber “Jij mag mij niet filmen!” door simpelweg naar een bordje te wijzen.
Ik snap dat toestemming hier niet handig is. Maar als je je erop beroept, krijg je m.i. juist discussie, omdat die toestemming zo niet geldig lijkt.
Ik vermoed dat degene die weet dat een op zodanige wijze verkregen toestemming ongeldig is, ook voldoende juridisch onderlegd zal zijn om te weten dat er zat andere grondslagen zijn. En voor de overige 90% dronken malloten werkt “Het staat op een bordje, dus het is zo” prima.
De nadruk in deze blog ligt erg op het produceren van de video, maar weinig over het publiceren. Het lijkt me dat het nogal uitmaakt of je het op je eigen website zet, of op facebook of Youtube met alle bijkomende voorwaarden van Meta of Google, welke zijn samen te vatten als ‘je geeft toestemming voor zo’n beetje alles’. Met dus wel weer toestemming als grondslag. Lijkt mij niet dat de video maker met een beroep op gerechtvaardigd belang, toestemming aan een derde kan verstrekken. Hoe werkt dat precies?
Die toestemmingszin is uitsluitend een auteursrechtelijke toestemming, die je moet geven als rechthebbende bij publicatie. Ze is volledig irrelevant bij een AVG-beoordeling van wat er vervolgens gebeurt.
Een video is journalistiek, artistiek of literair – of niet. Het publicatiemedium maakt niet uit. Of ik de video nu blog, Twitter of deel op Facebook, het gaat om de inhoud en als die journalistiek is, dan val ik onder de beperking van artikel 43 UAVG / 85 AVG. Hierdoor vervallen heel veel plichten en beperkingen, waaronder de regels over export van de persoonsgegevens buiten de EU (hoofdstuk V).
Ik mis aandacht over de herkenbaarheid. Er wordt snel gezegd ‘mensen zijn herkenbaar dus de AVG is van toepassing.
De AVG spreekt van persoonsgegevens als gegevens terug te leiden zijn naar een persoon; en bij beeldmateriaal als de verwerking gericht is op het herkennen/identificeren. Ook zei de minister voor de invoering dat bijvoorbeeld een foto van de Dam geen probleem zou zijn, omdat je niet zonder onevenredige inspanning iets terug te leiden naar een persoon.
(En nee, ik vind ook het niet juist om te zeggen “Ik kan die man op de video terugleiden naar die man op de video maar ik heb verder geen idee wie het is”)
Dus ‘beeldmateriaal van een persoon is AVG’ vind ik vrij kort door de bocht.
De opmerking “als de verwerking gericht is op het herkennen/identificeren” gaat over de vraag of beeldmateriaal bijzondere persoonsgegevens opleveren. Een beeld waar een herkenbaar persoon op staat, is een persoonsgeven ook al was je doel iets heel anders vast te leggen.
Je hebt gelijk dat als de mensen niet herkenbaar zijn, dat het dan géén persoonsgegevens zijn. Herkenbaarheid kan ook indirect, of volgen uit context en gegevens van elders. Een hossend poppetje op de Dam op Koningsdag met vier pixels voor het gezicht, nee dat is geen persoonsgegeven. Een publiek in een typisch cafézaaltje tijdens een optreden van Rowwen Hèze, ja dat is herkenbaar aan kleding, postuur, partieel gezicht et cetera. Zeker in die context, een zaaltje in Weert op dinsdagavond is wat anders dan de Dam op Koningsdag.
Bedenk ook dat met gezichtsherkenningssoftware je van volstrekt onbekenden op een foto kunt achterhalen wie hef zijn (als je genoeg andere foto’s hebt, dus meta en Google wel). Dus een “random persoon” op een foto is echt te herkennen als Piet van Leeuwarden.
Het probleem ontstaat meestal wanneer de opname gebruikt wordt als reclame voor een volgend optreden of een ander element in het café.
Dan is “voor uitsluitend journalistieke doeleinden” niet meer van tel.
Blijft het dan geen journalistieke weergave van een eerder evenement?
Dit raakt aan de oude en lastige discussie in hoeverre handelsreclame een meningsuiting is. De korte versie is dat dat zo is, maar dat we het minder erg vinden als handelsreclame gecensureerd (of anderszins aan banden gelegd) dan andere uitingen, zoals politieke betogen. Onze Grondwet beschermt handelsreclame eigenlijk in het geheel niet (art. 7 lid 4 sluit reclame uit van de grondrechtelijke beschermde uitingsvrijheid).