Hoe de Supreme Court 20 jaar geleden internet anders dan televisie verklaarde

Deze week twintig jaar geleden, op 26 juni 1997, verklaarde de Amerikaanse Hoge Raad het internet fundamenteel anders dan radio en televisie. Op die dag deed zij uitspraak in een zaak rond de Communications Decency Act, die internet moest reguleren. De Act verklaarde het illegaal om inhoud te versturen wanneer deze indecent zou zijn en minderjarigen deze konden lezen. Deze regel uit radio- en televisieland bleek op internet in strijd met de vrijheid van meningsuiting. En toen kon internet los.

De CDA was in 1996 de eerste serieuze internetwet. Er werden allerlei regels gesteld, maar de stukken over aansprakelijkheid van providers en het fatsoenlijk niveau van de inhoud bleken het controversieelst. Dat stuk over fatsoen ging vrij ver:

knowingly (A) uses an interactive computer service to send to a specific person or persons under 18 years of age, or (B) uses any interactive computer service to display in a manner available to a person under 18 years of age, any comment, request, suggestion, proposal, image, or other communication that, in context, depicts or describes, in terms patently offensive as measured by contemporary community standards, sexual or excretory activities or organs.

Met name optie (b) was nogal wat. Websites zijn immers voor iedereen toegankelijk, dus ook voor minderjarigen. Dit zou dus betekenen dat iedere website moest filteren op minderjarigen, of (iets werkbaarder) moest zorgen dat er niets op de site zou staan die “offensive” geacht kon worden. Vandaar dat de burgerrechtenbeweging ACLU tegen de wet ten strijde trok.

In de VS staat de vrijheid van meningsuiting op een hoog voetstuk. Men is dan ook erg kritisch tegenover wetgeving die speech reguleert. Deze moet specifiek en gericht zijn, en mag de uitingsvrijheid van volwassen mensen niet nodeloos hinderen. Er is eigenlijk geen wet de afgelopen vijftig, zestig jaar die een dergelijke toets heeft overleefd. En met dat in het achterhoofd verbaast het dan ook niets dat de CDA net zo hard sneuvelde:

The record demonstrates that the growth of the Internet has been and continues to be phenomenal, … As a matter of constitutional tradition, in the absence of evidence to the contrary, we presume that government regulation of the content of speech is more likely to interfere with the free exchange of ideas than to encourage it.

Niet de hele wet ging vervolgens onderuit. Artikel 230 bleef staan – en dat artikel is cruciaal voor het internet zoals dat nu is. Het bepaalt dat platforms zoals internetproviders, forumbeheerders en hosters geen “publishers” zijn in de zin van de wet. Kort gezegd zijn zij dan niet aansprakelijk te houden voor andermans bijdragen, zoals bijvoorbeeld een krant dat wel is voor een ingezonden brief of een televisiezender voor een reclamespotje.

Deze totale niet-aansprakelijkheid (later uitsluitend genuanceerd door de Digital Millennium Copyright Act, DMCA) maakte dat het vrijwel risicoloos werd om een platform of dienst op te zetten waar mensen dingen konden publiceren. Van discussieforum tot informatieve website of dienst, alles mocht en je hoefde niet bang te zijn dat iemand je ging aanklagen. Dat is een mooie stimulans voor ondernemers gebleken om allerlei sites op te zetten.

De downside van die ontwikkeling is dan weer dat er totaal geen inspanning is geweest om de boel een beetje netjes te houden, of zelfs maar op te treden wanneer er klachten over inhoud kwamen (behalve dus auteursrecht, waar notice/takedown al snel algemeen aanvaard werd). Als je daarbij bedenkt dat je óók niet hoefde te registreren wie je gebruikers waren, dan snap je ook een ander deel van internet: totale anarchie in wat er wordt gezegd en niemand die zich daarvoor aansprakelijk houdt. Gebruikers ontraceerbaar en beheerders wettelijk beschermd is laten we zeggen niet zo handig.

Toch denk ik dat in de basis dit model de enige reële optie was voor internet om zo’n succes te worden als het is. Het doorschieten naar die baggerputten met anonieme drek is erg vervelend maar iets dat zichzelf corrigeert (voor een deel) of nu gericht kan worden bestreden met wetgeving die rekening houdt met de kennis van nu. Zo hoort het volgens mij te gaan, je geeft iets eerst de kans zich te ontwikkelen en daarna pas ga je de excessen wettelijk aan banden leggen.

Arnoud