Ja, je mag een verdachte (licht) dwingen zijn vinger op zijn telefoon te zetten

Levert onder dwang gebruikmaken van vingerafdruk van verdachte ter ontgrendeling van bij hem in gebruik zijnde smartphone met het oog op bewijsgaring inbreuk op het o.m. in art. 6 EVRM vervatte nemo tenetur-beginsel op? Die vraag kreeg de Hoge Raad onlangs voorgelegd in een strafzaak, en het antwoord is nu gegeven: nee

We hebben het vaker over onder dwang ontgrendelen gehad. Lagere rechters hebben tot nu toe eigenlijk steeds gezegd dat dat mag, verdachte in de handboeien en dan de vinger gedwongen op de sensor om de telefoon zo te openen. (Wat je daarna mag doorzoeken, is weer een andere discussie. Maar open gaat ‘ie, want die agent is sterker dan jij.)

Het ging in deze zaak om de biometrische ontgrendeling van een in beslag genomen smartphone van een verdachte om ten behoeve van het opsporingsonderzoek (kort gezegd: diefstal in vereniging en oplichting) toegang te krijgen tot de inhoud daarvan. De iPhone die verdachte bij zijn aanhouding bij zich had, is in beslag genomen en door de politie meteen in ‘Flight Mode’ gezet, zodat de telefoon niet van afstand kon worden gewist.

Tijdens zijn verhoor heeft verdachte verklaard dat de in beslag genomen iPhone zijn toestel is en dat niemand anders dat toestel gebruikt. Aan verdachte is gevraagd, en daarna bevolen, de toegangscode van zijn telefoon te geven. Dat wilde hij niet.  Vervolgens is verdachte geboeid en is zijn rechterduim met fysieke dwang maar zonder geweld op de vingerafdrukscanner van de iPhone geplaatst. Hierdoor werd de iPhone ontsloten.

Nu dus bij de Hoge Raad de vraag: mocht dit, op deze manier? Voorop staat, aldus de HR, dat het mogelijk moet zijn om in beslag genomen voorwerpen te doorzoeken bij verdenkingen van misdrijven. Dat geldt ook voor de inhoud van smartphones, dus die moeten open kunnen als ze dicht zijn. Daarbij mag dwang worden toegepast: het afpakken van dingen die iemand vasthoudt, bijvoorbeeld. Idem voor vingers op smartphones zetten.

Alleen, dan loop je ook tegen dat rechtsbeginsel aan dat mensen niet tegen zichzelf hoeven te getuigen, of meer algemeen mee te werken aan zijn eigen veroordeling (artikel 6 EVRM, nemo tenetur voor de juristen). Maar dat is geen absoluut recht

In artikel 6 EVRM ligt besloten dat, indien ten aanzien van een verdachte sprake is van een “criminal charge” in de zin van die bepaling, deze het recht heeft “to remain silent” en “not to incriminate oneself”. Beslissend voor de vraag of in een strafrechtelijke procedure het nemo tenetur-beginsel is geschonden, is of het gebruik tot het bewijs van het onder dwang van de verdachte verkregen materiaal in een strafzaak zijn recht om te zwijgen en daarmee zijn recht om zichzelf niet te belasten van zijn betekenis zou ontdoen.
Men citeert vervolgens een zaak van een verdachte die gedwongen braakmiddelen toegediend kreeg, om zo doorgeslikte drugs uit diens spijsverteringskanaal te krijgen. Dat was géén overtreding van artikel 6, want de verdachte hoefde zelf niets te zeggen of doen. (Wel was het een overtreding van het martelverbod uit artikel 3 EVRM, omdat dit veel te invasief is voor het beoogde doel en niet vergelijkbaar met bijvoorbeeld bloed of dna afnemen.)

De HR concludeert dan ook instemmend dat de verdachte hier ook niets hoefde te zeggen of doen, zodat hij niet gedwongen werd mee te werken aan zijn veroordeling. De mate van dwang was zeer beperkt, zodat ook artikel 3 niet overtreden werd. Deze werkwijze was dus legaal.

Arnoud