EPO stelt zichzelf vragen over octrooi op software

Dat zal tijd worden: het Europees Octrooibureau (EPO) gaat een principiële uitspraak doen over wanneer je nu wel of niet octrooi op een software-gerelateerde uitvinding kunt krijgen. De Grote Kamer van Beroep van het EPO heeft onlangs een serie vragen van de President van datzelfde EPO voorgeschoteld gekregen over de reikwijdte van het verbod op octrooi op computerprogramma’s als zodanig””.

Over wat wel denigrerend softwarepatenten genoemd wordt, is veel te doen. Kan het, mag het, en zo ja onder welke voorwaarden. Het EPO nam begin jaren nul in uitspraak 1173/97 een beslissing waar ik nog elke keer weer hoofdpijn van krijg: een computerprogramma op zichzelf is geen computerprogramma als zodanig wanneer het een technisch computerprogramma op zichzelf is. Met “computerprogramma als zodanig” werd namelijk bedoeld een niet-technisch computerprogramma, zodat wel-technische computerprogramma’s geen computerprogramma’s als zodanig zijn. Wie heeft de Paracetamol?

In ieder geval, wat gaat het EPO nu proberen te verduidelijken?

Ten eerste: valt een computerprogramma alleen onder de uitzondering als het expliciet als “Computerprogramma” geclaimd wordt? In de octrooiclaims moet je namelijk precies aangeven waar je een octrooi op wilt hebben. Je kunt je uitvinding op verschillende manieren claimen, bijvoorbeeld als apparaat, als werkwijze of als stofje. Als het apparaat of de werkwijze software gebruikt, is het apparaat dan uitgesloten? Of alleen een claim op de software zonder het bijbehorende apparaat?

Vraag 2 gaat daarop door en wil weten of het uitmaakt of je in de claim erbij zet dat het computerprogramma op een fysieke drager staat. Dit omdat een aantal recente beslissingen bepaalt dat een uitvinding in beginsel octrooieerbaar is wanneer er technologie aan te pas komt, hoe oud die ook is.

In vraag 3 wordt gekeken naar wanneer je een computerprogramma als technologie kunt zien. Moet het criterium daarvoor zijn dat er een “technisch effect op een fysieke entiteit in de echte wereld” te meten is?

Vraag 4 begrijp ik niet helemaal. Die gaat over de activiteit van het programmeren zelf. Wanneer is daar sprake van technisch ontwikkelen, van werken aan techniek, van bouwen zeg maar. Waarom die vraag relevant is, snap ik niet. De manier van bouwen van een stoomtrein is toch ook niet relevant voor de vraag of je die stoomtrein kunt octrooieren?

In ieder geval, de antwoorden zullen erg belangrijk zijn voor de octrooipraktijk in Europa. Als de Grote Kamer een harde lijn inzet, kan dat dik de helft van alle Europese octrooien onderuit halen. Kiest men voor eenzelfde redenering als de (kleine) Kamer van Beroep in 2000 deed, dan zal de verkoop van Paracetamol flink toenemen, in ieder geval bij mij in Eindhoven.

Via Boek9.nl, dat de laatste tijd opvallend veel slashes in haar URLs heeft staan. Waarom hebben juridische informatiesystemen en CMS’en altijd zulke bizarre backends?

Arnoud

Europees Octrooiverdrag 2000 van kracht

EPC 2000Op 13 december is het gewijzigde Europees Octrooiverdrag (EOV) in werking getreden. Het EOV regelt de verkrijging van Europese octrooien. Dit verdrag is, mede dankzij Nederland, in 1973 van de grond gekomen maar was ondertussen wel eens aan een grondige revisie toe. En dat is nu EPC 2000 geworden. Geen commentaar graag dat het al 2007 is, de discussies over de wijzigingen waren al moeilijk genoeg.

De belangrijkste wijzigingen worden samengevat door CMS Derks Star Busmann. Het gaat vooral om aanpassingen in de verleningsprocedures, maar er zijn twee inhoudelijke wijzingen die van groot belang zijn.

Uitvindingen met technisch karakter: EPC 2000 vermeldt nu expliciet dat octrooien alleen op uitvindingen op gebieden van de technologie verleend mogen worden. Dit zou duidelijk moeten maken dat b.v. puur zakelijke procedures (business methods) niet geoctrooieerd kunnen worden. Software is en blijft alleen octrooieerbaar als de software onderdeel is van een technische uitvinding.

Uitleg van octrooien: Europese octrooien moeten in elk land volgens de nationale wet worden uitgelegd. Zo kan het gebeuren dat de Nederlandse rechter vindt dat er inbreuk is, en de Duitse rechter concludeert van niet. Artikel 69 van EPC 2000 bevat een uitgebreid protocol dat probeert de uitleg enigszins te harmoniseren. Vooral belangrijk is het stuk over equivalentie. Hoorneman van CMS legt uit:

Soms wordt door een (beweerd) inbreukmaker een uitvoeringsvorm van de geoctrooieerde uitvinding toegepast waarbij één kenmerk niet hetzelfde is als beschreven in de conclusie. Bijvoorbeeld in de octrooiconclusie staat als kenmerk onder meer “verlichting voor een fiets” terwijl de (beweerd) inbreukmaker een “verlichting voor een scooter” toepast. Onder omstandigheden zal de rechter kunnen oordelen dat toch sprake is van inbreuk omdat het kenmerk scooter in het licht van de geoctrooieerde uitvinding equivalent moet worden geacht met fiets. Dit zal in de rechtspraktijk van belang kunnen zijn.

Het plaatje rechtsboven is de cover van het boek van Nicholas Fox over EPC 2000, volgens IP Kitten een zeer relevant boek voor wie meer over EPC 2000 wil leren.

Er is zelfs een wiki over EPC 2000.

Arnoud