Hoe bescherm ik mijn idee tegen claims van mijn werkgever?

Photo by Nick Fewings on Unsplash

Via Reddit:

Mijn werk ligt in het bedenken, ontwerpen en het begeleiden van de productie & testen van “klantspecifieke toepassingen”. Het duurt gemiddeld meer dan 8 jaar bij de werkgever voordat iemand zelfstandig zo’n toepassing kan ontwerpen vanwege de hoge complexiteit op meerdere technische disciplines. … Ik ben er van overtuigd dat ik een generator kan programmeren die 80% van de ontwerpen kan afvangen en een reductie van 60% van het jaarlijks aantal engineeringsuren kan bewerkstelligen. … Als ik in mijn eigen tijd deze generator ontwerp en het toch anders loopt dan verwacht als ik hiermee aan kom bij werkgever. Hoe zorg ik er dan voor dat werkgever deze niet opeist mits het tot een rechtsgang komt?
Het komt vaker voor dat mensen ergens werken waar een bepaald proces handmatig gebeurt en al jaren nooit de moeite is genomen om dit te automatiseren. Dat kan zijn omdat men niet weet hoe, er geen tijd/geld voor heeft of de meerwaarde er niet van inziet. Maar dat wil niet zeggen dat als jij dat dan ineens ongevraagd gaat bouwen, het je “eigen” idee is.

Basisregel uit het IE-recht is dat wat werknemers bedenken of maken, eigendom wordt van de werkgever. Althans, als het redelijkerwijs verbonden is met het werk. Nadrukkelijk niet relevant is of je het onder werktijd dan wel in eigen tijd maakte, op eigen hardware dan wel de werklaptop of op instructie dan wel eigen initiatief.

Wat is dan “redelijkerwijs verbonden”? Dat hangt een beetje van het recht af, maar grofweg komt het er op neer of de werkgever je hád kunnen instrueren dit te gaan maken. Als dat een rechtmatige instructie was, dan is het ook van de werkgever als je het zonder had gemaakt.

Deze poster werkt aan het ontwikkelen van bepaalde toepassingen, en dat moet handmatig gebeuren. Een generator die je eigen werk versnelt, ligt voor mij zó dicht bij het eigenlijke werk dat ik altijd wel die verbinding zie. Er is dus geen ruimte om te claimen dat zo’n generator auteursrechtelijk (of octrooirechtelijk) van jou is.

Natuurlijk kun je je werkgever vragen of je dit als eigen hobbyproject mag doen. Ik blogde in 2020 over hoe je dat afspreekt, maar de voorvraag is natuurlijk waarom je werkgever dat zou willen toestaan. Van iets dat automatiseert dat nu (kennelijk) 8 jaar handwerk is, kan ik me voorstellen dat de werkgever niet wil dat de concurrent er toegang tot heeft.

Arnoud

 

 

Mag je van de GPL genullde WordPress plugins hosten, of kan Automattic dan voor een miljoen beslag bij je leggen?

“Geschil over open source software WordPress en WooCommerce”, zo opende een recent Amsterdams vonnis enigszins cryptisch. Het bleek te gaan om een beslaglegging door WordPress-eigenaar Automattic versus de eigenaar van Festinger Vault, een site die onder meer genullde premium WordPress/WooCommerce plugins aanbiedt. Dat geschil speelt in Nederland omdat die eigenaar hier woont. Wat is er aan de hand?

Het was even zoeken, maar dit is soort van een neutrale beschrijving van wat Festinger Vault doet:

Festinger Vault is a popular GPL (General Public License) site that provides access to a vast collection of WordPress themes and plugins at a fraction of their original price. Unlike traditional marketplaces where you pay for each theme or plugin individually, Festinger Vault offers these products under GPL, allowing users to download, modify, and use them freely, all within the legal framework of WordPress’s open-source philosophy.
Dat “under GPL” moet hard werken om die omschrijving legaal te houden. Want die betaalde plugins staan daar in genullde vorm, wat WordPress-jargon is voor het weghalen van de controle of jij wel betaald hebt (exacte etymologie-links welkom). En dat is een zeer discutabele praktijk.

Enerzijds: als code (zoals een WP plugin) onder GPL vrijgegeven wordt, dan mag je iedere letter daarvan aanpassen. Dus ook de letters die die controle uitvoeren. Anderzijds: dit is héél hard niet de bedoeling, botst (discutabel) met de letter van GPL artikel 2(d), en wringt nog meer als je vervolgens geld vraagt en doet of het de officiële plugin is zoals tegen geld beschikbaar gesteld door de originele ontwikkelaar.

Dat laatste is meer een merkenkwestie natuurlijk. En dat was dan ook waar Automattic (het bedrijf achter WordPress en WooCommerce) met gestrekt been mee binnenkwam bij Festinger Vault. Via een zogeheten ex parte procedure (art. 1019e Rv) overtuigde ze de rechter dat hier een evidente en grote inbreuk op IE-rechten aan de gang was, die per direct moest stoppen en niet kon wachten tot er een hele zaak over was gevoerd.

De voorzieningenrechter had dat verzoek toegewezen, met een dwangsom van € 25.000,00 per dag (gemaximeerd op een half miljoen). Een dag later legde Automattic voor € 1.078,000,00 beslag op de bankrekening, het huis en de auto van de eigenaar van de site, in afwachting van de inhoudelijke uitspraak.

Nu is het handelen van Automattic en met name haar CEO de laatste tijd nogal opmerkelijk te noemen. Ik wil niet insinueren dat Rian van Rijbroek een nieuwe scharrel heeft, maar Matt Mullenweg doet nogal opmerkelijke uitspraken over wat er mag van de GPL of het merkenrecht. Zo zei hij in een inmiddels berucht interview:

… dat GoDaddy geen gebruik maakt van de merken van Automattic, maar nadat hij heeft gezegd dat het handelen van [bedrijf] niet in strijd is met de GPL, voegt hij daaraan toe: “We were able to use the trademark basically to shut them down.
Wat GoDaddy doet, leek een heel eind op wat er bij Festinger Vault gebeurde. Het is dat licht opmerkelijk dat het ex parte verzoek uitgebreid motiveert waarom sprake is van auteursrechtinbreuk / schending GPL, en maar heel kort iets over merkenrecht zegt. Ook zegt Mullenweg dat hij normaal altijd eerst informeel contact opneemt, en dat is hier niet gebeurd.

Als achtergrond: het verlenen van ex parte toestemming en het laten leggen van conservatoir beslag is iets dat zonder wederhoor gebeurt. Rechters gaan er van uit dat een en ander eerlijk wordt voorgesteld (art. 21 Rv), en worden dus zéér sjachrijnig als dat niet het geval blijkt. Zoals ook hier:

Tot slot blijkt uit het interview dat de ‘online community’ – zoals [bedrijf] ter zitting ook heeft gezegd – forse kritiek heeft op Automattic, omdat zij haar merkrechten gebruikt om concurrent WP Engine aan te pakken (deze kritiek was de aanleiding voor het interview). De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat uit het interview blijkt dat WP Engine een grote onderneming is (in omvang vergelijkbaar met Automattic/WordPress), met een private equity fund als investeerder – terwijl [bedrijf] een eenmanszaak is – en dat dit de enige andere onderneming is waarmee Automattic in een juridische strijd is gewikkeld. Uit de door [bedrijf] in het geding gebrachte (links naar) publicaties over de strijd tussen WP Engine en WordPress maakt de voorzieningenrechter voorts op dat de website van WP Engine gewoon (weer) in de lucht lijkt te zijn, terwijl de website van [bedrijf] – door het ex parte verbod – nog steeds op zwart staat.
“Van een zekere schending van artikel 21 Rv door Automattic in dit kort geding lijkt in het licht van dit alles voorshands wel sprake”, is dan de conclusie. Dat betekent niet dat Festinger Vault inhoudelijk gelijk heeft: deze procedure gaat alleen over de vraag of het beslag er af moet.

FV krijgt hierin gelijk, mede omdat Automattic de schade als “véél te hoog” heeft geclaimd en omdat op die bankrekening ook het PGB van de directeur in privé binnenkomt. Het beslag wordt dus opgeheven en we gaan naar de volgende, inhoudelijke ronde. En dat zou zomaar eens de eerste uitspraak kunnen zijn over de scope van de GPL.

Arnoud

 

Mag je citeren uit een mail in een mailinglijst met beperkte toegang?

Photo by Castorly Stock on Pexels

Een lezer vroeg me:

Mijn vriendengroep heeft een mailinglijst waarop we onderling kletsen, maar ook sociale afspraken maken en wat filosoferen over dingen. Een van mijn vrienden deed een mooie uitspraak, die ik recent op Linkedin heb gebruikt bij wijze van citaat (met naamsvermelding). Nu stelt hij dat dat niet mocht, omdat onze mailinglijst niet openbaar was. Klopt dat?
Citeren uit andermans werk mag, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. Naamsvermelding is nodig, je mag niet meer overnemen dan nodig voor jouw doel en er moet een inhoudelijke (functionele) reden zijn. Mijn vuistregel: als je het citaat weglaat, wordt dan je eigen bericht onbegrijpelijk?

Een vaak vergeten randvoorwaarde is dat het werk “rechtmatig openbaar” gemaakt moet zijn. Dit betekent dat je niet mag citeren uit ongepubliceerd werk, zoals een op zolder gevonden brief van een ander of een foto die jij alvast mocht zien van de bruidsfotograaf.

De term “openbaar maken” betekent in principe “aan het publiek bekend maken” (art. 12 Auteurswet). “Publiek” is daar de term voor “onbepaalde groep mensen die niet aan speciale regels gebonden is”, vat ik maar even samen.

Het gaat dus niet perse om het aantal mensen: een boek dat door 3 mensen is gekocht, is “openbaar gemaakt”. Maar een manuscript dat door 5 mensen op verzoek van de auteur van commentaar is voorzien, is nog niet “openbaar gemaakt”. Die groep is door de auteur gekozen voor het speciale doel van vooraf lezen en commentaar geven. Dit lijkt op maar is niet helemaal hetzelfde als een afspraak tot geheimhouding.

Bij deze mailinglijst krijg ik het gevoel dat de groep beperkt is samengesteld. Je wordt niet zomaar ‘vriend’ van deze mensen. Anders zou dat zijn bij bijvoorbeeld de mailinglijst van de bezoekers van een café, in principe kan iedereen dat bezoeken en dus abonnee worden van die lijst.

Arnoud

Google moet gegevens van YouTube-gebruiker met Zwols bedrijf delen

mohamed_hassan / Pixabay

Google moet de gegevens van een gebruiker achter een YouTube-kanaal delen met een Zwols bedrijf dat instructievideo’s maakt waarmee cursisten zich kunnen voorbereiden op het CBR-examen. Dat meldde Security.nl vorige week. Het bedrijf meent dat sprake is van auteursrechtinbreuk door de plaatser van de video’s. Hoe zat dat ook alweer?

De vaste lezers van deze blog denken nu wellicht aan het Lycos/Pessers-arrest, al lang de vaste rechtspraak rond afgifte NAW-gegevens bij een vermoedelijk onrechtmatig handelen. Het vonnis in deze zaak kent een andere route: 843a Rechtsvordering, de zogeheten exhibitieplicht waarin je als partij mee moet werken aan bewijs overleggen. Dit kent vier eisen:

  1. de eiser moet een rechtmatig belang hebben,
  2. het verzoek moet zien op bepaalde bescheiden die
  3. zien op een rechtsbetrekking waarin de eiser partij is en
  4. de aangesproken partij moet deze tot haar beschikking of onder haar berusting hebben
De eiser had onderbouwd dat de video’s auteursrechtelijk beschermd waren, en dat de inbreuk grootschalig genoeg was om een rechtszaak over te willen voeren. Aan eis 1 was dus voldaan.

Wat eis 2 betreft moet Google de gevraagde naam, telefoonnummer, e-mail- en IP-adressen en geboortedatum afgeven. Dat is nodig en genoeg om een advocaat een dagvaarding mee te kunnen laten versturen. Maar wat Google niet heeft, hoeft ze natuurlijk niet af te geven (eis 4).

Je kunt je afvragen of er (eis 3) wel een ‘rechtsbetrekking’ is tussen Google en de eiser. Wat heeft Google te maken met de auteursrechtinbreuk door die kanaaleigenaar? Maar juridisch krijg je een ‘rechtsbetrekking’ als je iemands rechten schendt – een verbintenis tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad, in jargon. En dat is genoeg voor deze eis.

Google had nog gesteld dat men ook een notice&action verzoek had kunnen sturen. Google zou dan vast de video’s hebben weggehaald. Maar dat werkt niet voor de eiser, die wil een schadevergoeding en een verbod (ik gok met dwangsommen) op herhaalde inbreuk, bijvoorbeeld via een nieuw Youtubekanaal.

Het resultaat is niet heel verrassend. Deze benadering is vooral interessant omdat het zo een stuk makkelijker te motiveren is dat je gegevens wilt hebben. Bij de Lycos/Pessers criteria zit meer een inhoudelijke afweging en een toets of je alle andere mogelijkheden hebt uitgeput. Hier komt het neer op “dit wil ik hebben, jij weet het en er is iets serieus aan de hand, geef het”. Ik ben dus benieuwd of dit de norm gaat worden.

Arnoud

 

heeft de Rechtbank Overijssel bepaald. Op het betreffende YouTube-kanaal zijn sinds juli vorig jaar instructievideo’s te zien, waarvan het Zwolse bedrijf stelt dat zij de rechthebbende is.

 

Met een drone vanuit de lucht filmen is wat anders dan op straat zelf filmen (in Duitsland dan)

Photo by This_is_Engineering on Pixabay

Luchtfoto’s van auteursrechtelijk beschermde werken gemaakt met een drone zijn niet onderworpen aan de panoramavrijheid. Dat bepaalde de hoogste Duitse rechter onlangs. Dat is opmerkelijk, want je zou zeggen dat de vorm van je camera en de lengte van je statief niet auteursrechtelijk relevant is.

Panoramavrijheid is de auteursrechten-vakterm voor het mogen fotograferen van auteursrechtelijk beschermde gebouwen die in de openbare ruimte staan. In Nederland is dat al sinds 1912 erkend, zij het lange tijd met de beperking dat het gebouw niet het hoofdonderwerp mocht zijn. Tegenwoordig is dat breder: zolang het maar gaat om “het werk zoals het zich aldaar bevindt.”

De frustratie hierover van rechthebbenden gaat zeg maar over de koffietafelboeken. Men fotografeert al je beeldhouwwerken, gebouwen en dergelijke en draait daar dan grote, dure boeken van waar jij vervolgens geen cent van ziet. En omdat de achtergrond van het beeld origineel is, is dat dan “zoals het zich daar bevindt” en hoeft er niet eens een naamsvermelding bij.

Dit zien we ook in deze Duitse zaak. De gedaagde partij publiceert gidsen over stortplaatsen in het Ruhrgebied, en daarin staan met drones gemaakte luchtfoto’s van verschillende kunstinstallaties op afvalbergen. De eisers, verenigd in een van de vele Buma/Stemra-achtige belangenverenigingen die Duitsland kent, maakten bezwaar want dít kon toch niet de bedoeling zijn.

De hoogste Duitse rechter is het daar mee eens:

Het doel van de panoramavrijheid geregeld in artikel 59 lid 1 zin 1 UrhG is het vrijstellen van het gebruik van werken indien en voor zover deze deel uitmaken van het door het algemene publiek waargenomen straat- of landschapsbeeld.
Oftewel: als jij gewoon op straat loopt en fotografeert, zou het raar zijn dat je rekening moet houden met of er auteursrecht op een bepaald object zit. Dat staat in de openbare ruimte, dus moet gewoon op de foto kunnen. Maar let op, dit is een controversiële opinie – in België bijvoorbeeld geldt nog steeds dat ‘hoofdonderwerp’-criterium en je selfie met het Atomium vereist dus toestemming (of je bent creatief).

In Duitsland geldt ongeveer dezelfde regel als in Nederland (art. 59 Urheberrechtsgesetz):

(1) Het is toegestaan ??om werken die zich permanent op openbare paden, straten of pleinen bevinden, te reproduceren, distribueren en publiekelijk te reproduceren met behulp van schilderijen of grafische afbeeldingen, foto’s of film. Bij gebouwen strekken deze bevoegdheden zich alleen uit tot het uiterlijk.
Je zou dus zeggen: of je nou op de stoep staat en een gebouw van vooraf fotografeert, of een drone laat vliegen en van (al dan niet schuin) bovenaf, dat maakt niet uit. Maar dát ziet de Duitse rechter dus anders.

Bij het schrijven van deze blog was het paard met de usb-stick met daarop de uitspraak nog niet aangekomen. We moeten het dus doen met het persbericht:

In het geval van het gebruik van foto’s genomen vanuit de lucht met behulp van drones in boekpublicaties ten gunste van de belangen van de auteurs van de gefotografeerde werken. Met deze interpretatie van artikel 59 lid 1 zin 1 UrhG wordt op toelaatbare wijze gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte bij toepassing van de beperkingsbepaling in artikel 5 lid 3 letter h van Richtlijn 2001/29/EG.
Achterliggend is het argument dat de panoramavrijheid inherent een botsing tussen auteursrechten en informatievrijheid is. Het is onwenselijk dat makers hun werk van de openbare weg houden, maar ook dat reproduceerders daarvan onbillijk hard geld verdienen met die werken zonder dat de maker daar wat van krijgt.

De balans komt dan neer op “af en toe een passant met een camera moet maar kunnen”. In Nederland is zelfs expliciet bepaald dat je bij overnemen in een compilatiewerk per maker “niet meer mag worden overgenomen dan enkele van zijn werken”. Dat lost het koffietafelboekprobleem adequaat op.

Drones inzetten is niet slechts – zoals ik hierboven schertsend stelde – een draadloze selfiestick, maar een automatisering en industrialisering van dat handwerk. De moeite die je voorheen moest doen, is in principe weg. En dan verschuif je die balans fundamenteel.

Arnoud

Sony verliest EU-rechtszaak over verkoop cheatsoftware voor PlayStation-games

Photo by Tima Miroshnichenko on Pexels

Sony heeft een rechtszaak tegen de Britse hardwarefabrikant Datel verloren. Dat meldde Tweakers vorige week. De cheatsoftware van Datel (Action Replay voor de PSP) schendt geen auteursrecht, omdat deze enkel de interne state van de game manipuleert en geen kopie van het spel maakt. En dat is dan weer het Hof van Justitie dat dat bepaalt.

Nu hebben we het vaker over cheatsoftware gehad, en daarbij was de conclusie vaak dat de cheatmaker fors moet betalen. De cheatsoftware dringt binnen in de server, de makers hebben de software gekopieerd, men zet aan tot schending van de EULA, haakjes genoeg voor gamerechthebbenden. Hier pakt het toch even anders uit.

De ELI5 is dat deze software geen kopie maakt en nergens inlogt, geen anticheatsoftware omzeilt en ga zo maar door. Tijdens het spelen van het spel wordt in het werkgeheugen van alles bijgehouden, zoals hoe veel punten je hebt, welke items je in je bezit hebt en ga zo maar door. Dat werkgeheugen kun je overschrijven, dat zijn gewoon tellertjes.

Action Replay doet precies dat: je typt een code in, dit is feitelijk een instructie over welke geheugenlocaties aan te passen (en naar welke waarde) en het systeem doet dat op de achtergrond. Daarvoor moet je wel aparte software installeren (ik dacht een hardwarekaartje, maar toen de griffier het speelde was het een usb-stick, overweging 17).

Het spelgedrag verandert natuurlijk fundamenteel als je alle dingen kunt aanpassen (idspispopd), maar is dat auteursrechtelijk relevant? De advocaat-generaal had eerder de vergelijking getrokken met eerst het einde van een complexe misdaadroman lezen. Het Hof begint met te stellen dat auteursrecht eigenlijk gewoon gaat over het kopiëren van werken. Dát is niet de bedoeling. Maar dat gebeurt hier niet:

In casu merkt de verwijzende rechter op dat de software van Datel door de gebruiker op de PSP-console wordt geïnstalleerd en tegelijk met de spelsoftware wordt uitgevoerd. Hij voegt daaraan toe dat deze software noch de doelcode, noch de broncode, noch de interne structuur of de organisatie van de software van Sony die op de PSP-console wordt gebruikt wijzigt of reproduceert, maar enkel de inhoud wijzigt van de variabelen die tijdelijk door de spelletjes van Sony in het werkgeheugen van de PSP-console worden opgeslagen en die tijdens het verloop van het spelletje worden gebruikt, zodat het spelletje op basis van deze variabelen met de gewijzigde inhoud wordt uitgevoerd.
Er is dus geen sprake van wijzigen van het spel (zoals bij een patch) en ook wordt geen kopie (zoals bij een emulator) gemaakt. Dat werkgeheugen is gewoon een technisch iets, en daar mag je in rommelen. Er is dus geen sprake van auteursrechtinbreuk.

Natuurlijk zou het kunnen dat een speler de EULA schendt als deze de cheatsoftware gebruikt. Echter, daar kan het Hof van Justitie niets mee: inhoud van contracten staat los van auteursrechten, en daar waren geen vragen over gesteld.

Arnoud

WP Engine en WordPress in juridisch straatgevecht over ‘machtsmisbruik, afpersing en hebzucht’

Photo by GoldBJJ on Pixabay

Hostingprovider WP Engine klaagt WordPress-moederbedrijf Automattic aan voor machtsmisbruik. Dat meldde Tweakers onlangs. De aanleiding: Automattic wil 8% van de omzet van WP Engine voor gebruik van het merk “WordPress”. En dat terwijl de WordPress-blogsoftware open source is.

Het is bepaald ongezellig tussen die twee, zoals Tweakers beschrijft:

De rechtszaak is de recentste stap in een serie van publieke verwijten in het conflict tussen WP Engine en Automattic en diens ceo Mullenweg. Volgens de uitbaters van het commerciële WordPress.com lift WP Engine mee op de naam en populariteit van het blogplatform, zonder bij te dragen aan de ontwikkeling van het onderliggende opensourceproject. In het verlengde daarvan noemde Mullenweg de hostingprovider een ‘gezwel voor WordPress’.
De onderliggende wrevel gaat over het gegeven dat WP Engine gespecialiseerde WordPress-hostingdiensten aanbiedt (vergelijkbaar met het Nederlandse Savvii waar ik tot volle tevredenheid deze blog host), terwijl ze geen bijdrage doet aan wat Automattic allemaal doet om WordPress een breed succes te maken.

Verplicht is dat niet, maar het zal ongetwijfeld steken dat een groot bedrijf je software inzet én meelift op je naam. Je kunt dat als een risico van open source in je businessmodel zien, en je kunt er een merkendispuut van maken.

Maar er speelt meer. De WordPress-installatie die op WP Engine draait, roept de plugin-winkel van WordPress (het bedrijf) aan. Dat is logisch, want zo is WordPress (de software) out-of-the-box geconfigureerd. Maar WordPress (het bedrijf) ziet dat als misbruik van hun server.

Ook niet te vergeten is dat het merk WordPress in handen is van een stichting, juist om te voorkomen dat het merk misbruikt zou worden door een bedrijf voor commercieel gewin in plaats van beschermen van de community rondom WordPress (de software).

En het blijft niet bij dit incident. Iets later meldde Tweakers dat WordPress.org de populaire plug-in Advanced Custom Fields van WP Engine heeft ‘geforkt’. De makers van die plug-in laten weten dat WordPress ACF ‘zonder toestemming’ heeft afgepakt. Het gaat niet zozeer over de software (die is open source) maar overname van het account, alle statistieken een positieve recensies die ermee geassocieerd zijn. Dit lijkt te mogen van de voorwaarden, maar bepaald ongepast is het wel.

Wat me vooral verbaast is hoezeer hier de emotie mee lijkt te spelen. Dit is geen zakelijk geschil meer. En dan hebben juridische stappen soms grote onbedoelde gevolgen. Het is vast onaardig om te zeggen dat ik de popcorn klaar zet?

Arnoud

Mag je jezelf SAP-specialist noemen als je dat bent (maar SAP je niet kent)?

Photo by Alice on Unsplash

Een lezer vroeg me:

Ik vroeg me af of een softwarebedrijf mag eisen dat hun productnaam niet gebruikt mag worden in een functietitel. Ik Stel (fictief) dat ik bijzondere expertise heb in adviseren over SAP. Ik ga voor mezelf beginnen als consultant, en hanteer daarbij de titel “SAP consultant” of “SAP specialist”. Heb ik dan een merkrechtelijk probleem?
In de kern draait merkenrecht om verwarring, in het bijzonder verwarring door associatie. Oftewel: denken mensen dat jij werkt bij of erkend bent door SAP? Als mensen bij die titel denken dat jij iets met SAP te maken hebt, dan is het merkinbreuk. Als je zegt, iedereen weet dat je dan een onafhankelijke consultant bent met toevallig expertise in SAP, dan is het geen merkinbreuk.

Als ik even snel zoek, dan kom ik de functie “SAP Consultant” tegen in de generieke Nationale Beroepengids, al zeggen die dan weer “De SAP consultant is in dienst van het van oorsprong Duitse bedrijf SAP”. Ik zie op vele banensites vermeldingen voor deze categorie, en lang niet altijd inclusief een arbeidscontract met SAP.

Deze leverancier heeft vele certificeringen, waarbij ook de term “consultant” valt. Maar altijd in combinatie met andere termen, zoals “SAP Certified Associate – Enterprise Architecture Consultant”. Die pagina lezend geeft mij het gevoel dat SAP zelf de term “SAP Consultant” niet te monopoliseren vindt.

Bij het Europees Merkenbureau zie ik ook zo gauw geen merk waar “SAP” en “consultant” in staat. SAP zelf is natuurlijk wel een beschermd merk, maar in combinatie met een generieke term is dat gebruik toegestaan om naar SAP te verwijzen – hier geef ik consultancy over, hier heb ik verstand van.

Het is dan weer wel af te raden om duidelijk logo’s van SAP te gaan gebruiken op je site. Dat wekt indirect toch weer een indruk van erkenning of een zakelijke relatie met het bedrijf, en dan kom je alsnog bij merkinbreuk uit.

Arnoud

Hoe veel kost overname van andermans foto als je dat automatisch doet?

Photo by OpenClipart-Vectors on Pixabay

Hoe veel kost overname van een foto nou echt, en wat doe je als je heel verschillende tarieven ziet? Die vraag kreeg de rechtbank Gelderland recent in een zaak tussen twee fotografen en een regionale nieuwssite. De uitspraak raakt aan embedded linken, citaatrecht én de hoogte van de schadevergoeding.

De fotografen, althans de organisatie waar ze bij aangesloten waren, hadden gezien dat zo’n duizend foto’s verschenen op die nieuwssite. Reden voor een forse rekening, alleen bleek al snel dat de meesten daarvan via een embedded hyperlink (dieplink) vanaf hun eigen server werd ingeladen. Dat is dus geen inbreuk.

Van 82 foto’s (eiser 1) en 390 foto’s (eiser 2) stond vast dat ze waren gekopieerd (gedownload en ingeladen op de eigen server). Dat moet je niet doen: dat is inbreuk. Althans, tenzij je je kunt beroepen op citaatrecht, maar dat ligt moeilijker dan je zou denken, zeker als je alles volautomatisch doet:

Naar het oordeel van de rechtbank kan een beroep op het citaatrecht niet slagen als een nieuwsbericht, naast een koptekst, louter en alleen bestaat uit een foto. De gebruikte foto is dan namelijk niet van ondergeschikt belang ten opzichte van de uitlatingen van de gebruiker. Een uitlating van de gebruiker ontbreekt bovendien in dit concrete geval. Dat dit moet worden beoordeeld in de context van de gehele website en niet ten aanzien van een enkel nieuwsbericht, zoals [gedaagde] heeft betoogd, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het recht. Die opvatting zou teveel afbreuk doen aan het beschermingsniveau van intellectuele eigendomsrechten zoals gewaarborgd door de Auteursrechtrichtlijn en de Aw.
Het achterliggende argument is dat een citaat wel wat toe moet voegen. Je toont niet een foto omdat je bron dat ook doet, je doet dat omdat die foto iets toevoegt. Je hebt de foto nodig, wellicht als bewijs, wellicht om je eigen betoog te versterken of juist om in te hakken op de foto, maar zoals ik altijd zeg: een overname is pas een citaat als je eigen verhaal onduidelijker wordt zónder de overgenomen foto.

Bij sites als deze wordt eigenlijk altijd standaard de foto van het bronartikel meegenomen, en naast de eerste alinea getoond. Als dat met embedden gebeurt, is dat prima (oordeelt ook deze rechter), maar als je foto’s overneemt dan kom je dus in een spannend gebied terecht. Een hele kleine overname (niveau postzegel) is traditioneel wel een citaat in de vorm van een aankondiging, maar zo te lezen waren de foto’s hier een stuk groter.

Dan blijft over de vraag, hoe veel schade moet de inbreukmaker vergoeden. Het gaat hier om professionele fotografen, dus als hoofdregel is dat de gemiste licentievergoeding. Daar stonden twee argumenten tegenover elkaar:

  1. De fotografen stelden dat ze normaal voor zulk gebruik €285 per foto betaald kregen, en hadden facturen overlegd die daadwerkelijk dat bedrag in rekening brachten.
  2. De gedaagde had gevonden dat de opdrachtgever van die fotografen (DPG media) eerder rond de 11 euro per foto rekende.
De rechtbank volgt (weinig verrassend) de bewijzen van de fotografen. Wat marktconform is, is niet relevant. Bij schade gaat het om de schade die jij leed, niet wat men gemiddeld aan schade heeft. Als je mijn dure Spkyer auto total loss rijdt, heb ik meer schade dan wanneer dat bij mijn 15 jaar oude Opel Corsa gebeurt.

De rechter neemt hier (wel ietwat verrassend) de staffelkorting over die de fotografen hanteren. Hierdoor komt het tarief op ongeveer 192 (eiser 1) en 100 euro (eiser 2) per foto. En in het eindvonnis (er was wat procedurele discussie) gaat het dan hard – 16k respectievelijk 40k schadevergoeding.

Weliswaar zonder allerlei opslagen voor naamsvermelding, gemiste exclusiviteit en weet ik veel. Maar desondanks een enorm bedrag. Daar komen dan nog de proceskosten bij, die in auteursrechtzaken normaal neerkomen op de échte rekening van de advocaat (en niet het forfaitaire tarief). Alleen zijn er sinds enkele jaren richtsnoeren dat het bij “eenvoudige” zaken – zoals deze – gemaximeerd moet zijn op 8000 euro in een bodemprocedure. En dat doet de rechtbank dan ook.

Arnoud

LAION-datasetcollectief wint rechtszaak over fotogebruik onder TDM-uitzondering

Photo by Willian Justen de Vasconcellos on Pexels

Datasetmakerscollectief LAION heeft een rechtszaak wegens auteursrechtinbreuk gewonnen van fotograaf Robert Kneschke. Dat meldde onder meer TechnoLlama vorige week. LAION hoeft de vermeldingen van de foto niet te verwijderen omdat ze zich op de text and data mining (TDM) uitzondering in de Auteurswet kan beroepen. Een opsteker voor anderen die met datasets werken, bijvoorbeeld om er AI modellen mee te trainen. Maar de impact is beperkt.

In mei vorig jaar diende Kneschke een claim in tot verwijdering van zijn foto’s uit de dataset. Hij kreeg een factuur van de advocaat van LAION voor het afhandelen van het verzoek, en stapte daarop naar de rechter. Ik blogde toen:

Het Duitse LAION project onderhoudt een van de bekendste datasets met geannoteerde afbeeldingen, waarmee AI systemen getraind kunnen worden. De bekende afbeeldingsgeneratoren zoals Midjourney en Stable Diffusion gebruiken LAION. Een discussiepunt bij dit soort sets is of hier sprake is van auteursrechtinbreuk, wat onder meer tot deze class action rechtszaak leidde.
De LAION dataset is enorm – zo’n 6 miljard afbeeldingen. Ook populair, alle grote AI afbeeldingengeneratoren bouwen op de dataset van LAION. Maar let wel, LAION bundelt niet een berg plaatjes in een zipfile. Ze hebben alleen metadata, in een gestructureerd formaat. Zeg maar URL en annotaties. Wil jij die dataset gebruiken, dan download jij wat je nodig hebt en plak je de metadata van LAION erbij.

Een set links is natuurlijk geen inbreuk (Svensson-arrest) maar het downloaden zul je zelf moeten verantwoorden. En daar komt die TDM uitzondering om de hoek kijken. LAION deed daar een beroep op. Ja, ze hadden elke afbeelding natuurlijk een keer gedownload maar dat was voor kwaliteitsdoeleinden en daarna werden deze weer gewist.

Is dat TDM? De wet (art. 25 Aw) definieert het als volgt:

In deze paragraaf wordt onder tekst- en datamining verstaan een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden.
Afbeeldingen zijn natuurlijk dergelijke gegevens en de metadat die LAION maakt, telt als “informatie genereren”. Dus dat zit wel goed. De vervolgvraag is onder welke voorwaarden je dit mag doen.

Onderzoeksorganisaties en cultureel erfgoedinstellingen mogen TDM Doen “met het oog op wetenschappelijk onderzoek” (art. 15n Aw). De rest van de wereld mag dat ook, maar moet machine-leesbare opt-outs respecteren. LAION is een nonprofit, maar is dat genoeg om “onderzoeksorganisatie” te mogen heten? Hier wreekt zich het probleem dat termen als “wetenschap” of “onderzoek” juridisch niet gedefinieerd zijn.

In het vonnis onderbouwt de Duitse rechter waarom LAION wél een dergelijke instelling is:

Wetenschappelijk onderzoek verwijst doorgaans naar het methodisch-systematisch nastreven van nieuwe kennis (…). [Het mag] niet zo eng worden opgevat dat het alleen de werkstappen zou omvatten die rechtstreeks verband houden met het verwerven van kennis; Veeleer is het voldoende dat de betreffende werkstap gericht is op het (later) verwerven van kennis, zoals bijvoorbeeld het geval is bij talloze dataverzamelingen die eerst moeten worden uitgevoerd om vervolgens empirische conclusies te kunnen trekken. Met name de term wetenschappelijk onderzoek veronderstelt niet het succes van later onderzoek.
LAION stelt de dataset samen en verbetert deze, waarna ze de resultaten publiceren zonder bijzondere voorwaarden of licentievergoedingen. Dat voldoet al aan de omschrijving. Natuurlijk weet LAION heel goed dat de grote commerciële AI-bedrijven precies hun dataset graag gebruiken. Maar dat is irrelevant, omdat dat andere bedrijven zijn.

Het is in zoverre jammer dat hiermee de vraag over de reikwijdte van het begrip “opt-out” niet beantwoord hoeft te worden, omdat dat pas speelt als LAION géén onderzoeksinstelling zou zijn geweest.

Er wordt zijdelings ingezoomd op een aspect van die discussie, namelijk of een AI niet gewoon een zin als “niet voor TDM gebruiken” had kunnen lezen. Ik vind dat een storende aanname, kort gezegd omdat ook juristen prima van mening kunnen verschillen over de interpretatie van een zin en het dus licht absurd is te denken dat ChatGPT dan wél de beoogde conclusie kan trekken.

Arnoud