Laten we ophouden te doen of het EPO ooit wat nieuws over softwarepatenten bepaalt

Naar aanleiding van het persbericht van het EPO over de laatste uitspraak inzake softwarepatenten kreeg ik vele vragen, allemaal met de strekking “zijn softwarepatenten nu alsnog legaal geworden”. Het maakt nogal indruk natuurlijk: de Grote Kamer van Beroep bepaalde dat simulatiesoftware octrooieerbaar kan zijn, en dus niet categorisch uitgesloten zijn. Maar al meer dan twintig jaar gaat het over “kan”, en nooit over “is”. Want dat is het fundamentele probleem: het EPO neemt geen harde stelling, maar interpreteert het Europees Octrooiverdrag soort van pro-softwareoctrooi maar tegelijk ook weer niet. En elke nieuwe zaak voegt weer een nieuwe kronkel toe, zoals ook hier.

Deze zaak ging over het simuleren van systemen, een op zich relevante tak van sport binnen de technologie. Het is handig als je het rijgedrag van een nieuwe auto kunt simuleren, of in een computer kunt testen of een nieuwe chip zuiniger, sneller of wat dan ook is voordat je het ding van plakjes silicium gaat maken. Dus een betere simulatie-omgeving is dan goed voor de technologie, want dan komt de simulatie dichter bij de werkelijkheid.

Het probleem zit hem al sinds 1974 in de Europese octrooiwet: daar staat dat “software als zodanig” niet voor octrooi in aanmerking komt (idem voor algoritmen, wiskundige technieken trouwens). Maar wat betekent dat nou? Vele woorden zijn erover geschreven – vaak boos – maar nooit is er een definitieve uitspraak gekomen. Het EPO heeft zelf ook not een duidelijk standpunt in willen nemen maar is blijven modderen in de marge. Het begon bij de zogeheten IBM uitspraken eind jaren negentig, waarin men soort van erkende dat software die een bestaand systeem iets technisch nieuws laat doen, dat systeem ook technisch nieuw maakt. Dit omdat diezelfde vernieuwing gebakken op een chip toch ook octrooieerbaar zou zijn, en wat is het verschil tussen software in een geheugentje en een chip die exact hetzelfde doen?

Vervolgens kom je dus in een enorm moeras terecht over zaken als “hetzelfde” en wat te doen met de niet-technische aspecten van zo’n nieuw systeem. Daar heb ik ooit een serieus artikel over geschreven, maar daarna had ik wel een week vakantie nodig. De kern van de aanpak komt op het volgende neer:

  1. We kijken allereerst of het systeem als geheel iets technisch heeft of doet. Indien niets, dan is het “software als zodanig”.
  2. Als dat wel zo is, kijken we wat er technisch nieuw aan is.
  3. We bedenken een probleem dat door dat nieuwe wordt opgelost, en we kijken of die oplossing voor de hand lag gezien dat probleem.
  4. Eventuele niet-technische dingen aan het systeem zijn deel van het probleem (“business requirements”, als het ware)
Dat punt 4 ligt niet goed bij octrooigemachtigden, omdat je normaal de nieuwe dingen niet mee mag laten doen aan het probleem. Want alles ligt voor de hand als je de oplossing kent, dus delen van de oplossing mogen niet in het probleem staan. Dus.

Maar goed, het EPO hanteert nu deze truc waardoor men vrij gemakkelijk de meeste softwarepatentaanvragen af kan schieten: je noemt iets “niet-technisch”, en je zegt vervolgens dat het probleem is hoe je dat niet-technische wilt implementeren en dan heb je eigenlijk de hele uitvinding al onderuit gehaald. Ja, dat werkt, maar om nou te zeggen dat daar diepe fundamentele redeneringen aan ten grondslag liggen, nee.

En van tijd tot tijd worden er dus nieuwe uitspraken gedaan over wat nou wel of niet “niet-technisch” mag zijn en wat dan “technisch” zou kunnen betekenen. Nu is er dus een nieuwe uitspraak aan het spectrum toegevoegd, namelijk over het simuleren van al dan niet technische systemen. Ik citeer even:

The Enlarged Board stated that a claimed feature of a computer-implemented invention may contribute to the technical character of the invention not only if it is related to a technical effect in the form of input (e.g. the measurement of a physical value) or output (e.g. a control signal for a machine). Such a direct link with physical reality is not required in every case. In particular, technical effects may also occur within the computer-implemented process (e.g. by specific adaptations of a computer or of data transfer).
Dit gaat dus over die eerste stap: een simulatiesysteem kan technisch zijn als de simulatie een technisch effect laat zien. (Ja, dat is een kwestie van labeltjes. U begint ‘m te voelen.) Dat effect hoeft niet perse te zijn dat het in de echte wereld ook zo werkt. (Precies.) Het kan ook iets zijn in de computer zelf, maar dan moet het wel meer zijn dan enkel dat er stroompjes gaan lopen in de computer. Maar wat dan? Nou ja, iets technisch. Dat zeggen we net.

Nou ja, u voelt de conclusie hopelijk al aankomen: dit voegt niets nieuws toe en hakt in ieder geval geen knopen door. Er is niets veranderd, er kon niets gepatenteerd worden dat niet al kon en er is niet ineens een categorie uitvindingen uitgesloten van octrooi. En zo zal het nog lange tijd doorgaan. Een echte gedurfde nieuwe uitspraak, ik geloof er niet meer in.

Arnoud

 

Nieuw-Zeeland gaat softwarepatenten verbieden

Het Nieuw-Zeelands parlement heeft een wet aangenomen die softwarepatenten zal gaan verbieden, las ik bij The Register. De oude octrooiwet was al een hele tijd aan een update toe, en dat gaf mooie gelegenheid om de aloude discussie over softwarepatenten nog eens over te doen. En de oplossing is precies wat we in Europa in de wet hebben staan en wat dus niet werkt.

Dé grote vraag bij het debat over softwarepatenten is altijd hoe je ze definieert. Het klinkt namelijk erg eenvoudig, verbied alle softwarepatenten, maar wanneer is iets software? Als hetzelfde algoritme met een dedicated hardwareschakeling kan worden gerealiseerd, is het dan tóch software? Dan zeg je in feite, octrooi op algoritmisch uit te schrijven uitvindingen moet verboden worden en dát sluit heel wat meer uit, van mobiele telefoons met embedded software tot auto’s met een chip. Van de softwareoctrooipuinhoop uit 2005 heb ik nog steeds hoofdpijn.

Het Nieuwzeelandse wetsvoorstel houden het simpel: “A computer program is not an invention and not a manner of manufacture for the purposes of this Act.” En dan moet er toch wat uitgelegd worden en dan begin ik mijn oude hoofdpijn weer te voelen:

… only to the extent that a claim in a patent or an application relates to a computer program as such.
(3) A claim in a patent or an application relates to a computer program as such if the actual contribution made by the alleged invention lies solely in it being a computer program.

Dat “als zodanig” is wat sinds 1973 in de Europese patentwetgeving staat en al minstens sinds die tijd tot eindeloze discussie leidt over wanneer een computerprogramma nu wel of niet “als zodanig” onder een patent gerekend wordt. Moet je dan kijken naar de bewoordingen van de claim (“A computer program product comprising machine-readable instructions for..”) of naar wat de verbetering nu exact is?

De Nieuwzeelandse aanpak lijkt de bedoeling te hebben een grens te trekken waarbij embedded software beschermd blijft maar ‘gewone’ software niet. Aan de hand van twee voorbeelden probeert men dit duidelijk te maken:

  1. Een wasmachine met nieuwe software waardoor deze energiezuiniger wast. Dat is een patenteerbare uitvinding; hoewel de hardware hetzelfde is, doet de wasmachine het beter.
  2. Een wizard waarmee een juridisch proces (de registratie of aanvraag van het een of ander) wordt geautomatiseerd is géén patenteerbare uitvinding. De hardware werkt niet beter.

Oké daar kan ik wel wat mee. De hardware moet beter werken, het moet niet alleen maar een user interface of dataverwerking zijn.

Maar dan nu mijn derde voorbeeld (schaamteloos gejat van een hele oude lezing van een EOB-examiner): een plugin voor een mailprogramma dat scant op woorden die wijzen op een bijlage bij de mail, en bij aanwezigheid van zo’n woord plus de áfwezigheid van een bijlage de verzending blokkeert. Tuurlijk, dat is gewoon een softwaretrucje maar dit laat de hardware wel beter werken: het spaart dataverkeer want er worden nu minder mails verstuurd. Meer dan de giecheltoets om dit af te wijzen weet ik niet. En dat is toch lastig dan want een goed juridisch criterium móet zoiets kunnen onderbouwen.

Een vierde: een tekstverwerker voorzien van software die de leesbaarheid verhoogt door woorden te vervangen door kortere versies. Evident pure software, maar nu formuleer ik ‘m anders, cynische schoothond van ’t patenthoudend grootkapitaal dat ik ben als octrooigemachtigde, een computer die meer data kan opslaan door korte woorden in plaats van lange te gebruiken. Minder data opslaan, is dat geen uitvinding? Zie Stacker. Is on-the-fly datacompressie zodat je wel véértig MB harddiskruimte hebt in plaats van twintig dan ook giechel?

Nog eentje: het RSA algoritme uit 1977. Of beter gezegd dan, twee apparaten die op afstand RSA-versleutelde boodschappen uitsturen zodat een eavesdropper ze niet kan lezen. Dat lijkt me toch best een hardwarematige verbetering, veilig kunnen communiceren. Maar het is pure wiskunde, dat algoritme.

Dus waar ligt dan de grens?

Arnoud

Supreme Court: geen standpunt over softwarepatenten

Wat is dat toch met hoge rechtbanken en octrooien versus software? Nadat een tijdje geleden de Grote Kamer van het EPO geen zin had in een duidelijke uitspraak, komt nu ook de Amerikaanse Supreme Court met een arrest over software patents dat in de verste verte geen standpunt inneemt.

Het arrest (via) betreft de Bilski-zaak, over een patent op een hedging-techniek (afdekken van een financieel risico van een investering door middel van een andere investering). Dit was een evidente business method (werkwijze voor het zakendoen), en business method patents zijn zo mogelijk nog discutabeler dan softwarepatenten.

Vele ogen waren dan ook gericht op het Supreme Court in de hoop dat die nu eindelijk eens een harde lijn zou trekken: verbied business method patents, en liefst meteen ook zo veel mogelijk softwarepatenten. Maar daar had men geen trek in. Men wijst de zaak af, maar op grond van de bestaande regels. Daar wordt niets aan toegevoegd of aan afgedaan.

Een opvallend argument daarbij is dat business method patents niet per definitie uitgesloten van octrooieerbaarheid zijn, omdat de Amerikaanse wetgever een paar jaar terug in de wet een expliciete defense daartegen heeft opgenomen. Wie inbreuk maakt op een business method patent, maar kan bewijzen dat hij de method al toepaste voor het octrooi werd toegewezen, kan niet worden veroordeeld. Door zo’n regel op te nemen, aldus het Hof, was de wetgever het impliciet eens met het idee dat business methods gepatenteerd kunnen worden.

Jammer. Een gemiste kans om duidelijkheid te krijgen.

Arnoud

Petitie van Vrijschrift rammelt, ga je huiswerk overdoen jongens

Stichting Vrijschrift, die streeft naar vrije informatie en kennis, heeft weer eens een petitie over softwareoctrooien opgezet. De aanleiding daarvan ontgaat me. Er is nou recentelijk niet bepaald veel gebeurd op dat gebied. In oktober besloot het EPO nog zichzelf vragen te stellen over of ze nou toch niet te ver gingen. Zou het niet productiever zijn om even te wachten tot die antwoorden binnen zijn alvorens weer eens de oude argumenten over bergen triviale octrooien van stal te halen?

Maar goed, dat ze een petitie willen starten, moet Vrijschrift zelf weten. Alleen, mag het voor de verandering eens gebaseerd zijn op feiten in plaats van stemmingmakerij?

Om haar standpunt te ondersteunen, presenteert Vrijschrift namelijk een lijst van tien ongewenste octrooien. Maar, net als tijdens dat hoofdpijndebat in 2005, het is een behoorlijk misleidende lijst: men toont de octrooiAANVRAGEN en niet de verleende octrooien. Dat er eind jaren negentig (de lijst bevat erg oude voorbeelden namelijk) veel te brede aanvragen werden ingediend, is geen nieuws. Wel nieuws zou zijn als de verleende octrooien a) nog steeds in stand zijn en b) een belachelijk brede scope zouden hebben. En dat is in de meerderheid van de geciteerde zaken niet het geval.

De helft van de tien zaken leeft nog, maar in alle vijf de gevallen zijn de toegekende claims een stuk beperkter dan wat Vrijschrift suggereert. Vier zaken op de lijst zijn gewoon keihard verlopen of ingetrokken:

  • EP0370847: overal vervallen sinds 2005.
  • EP0715740: overal vervallen in 2006.
  • EP0933892: octrooi ingetrokken door EPO zelf.
  • EP0807891: overal vervallen sinds augustus van dit jaar 2008

En dan blijft er nog eentje over: EP0927945, het roemruchte Amazon one-click, pardon anoniem-schenkenoctrooi. Dit is verleend, maar er hangt nog een oppositieprocedure. Dus om nu te zeggen dat dit toegekend is, is nogal prematuur.

Daarnaast zou het erg leuk zijn als er een voorbeeld bij zat dat na laten we zeggen 2002 is aangevraagd. We weten allemaal dat er eind jaren negentig veel troep is ingediend, maar door nu dit debat weer op te rakelen, suggereert Vrijschrift dat deze praktijken nog steeds usance zijn. Het zou dan wel zo goed zijn als er een recent voorbeeld bij zat.

Kortom, doe jullie huiswerk eens over jongens. En dit is niet de eerste keer, ook tijdens dat debat in 2005 werd regelmatig met aanvragen geschermd alsof het verleende octrooien waren. Ik vind het dus wat moeilijk om te geloven dat dit een onschuldig foutje was. Vrijschrift moet beter weten. Een zeer kwalijke zaak, deze vorm van stemmingmakerij.

Arnoud

EPO stelt zichzelf vragen over octrooi op software

Dat zal tijd worden: het Europees Octrooibureau (EPO) gaat een principiële uitspraak doen over wanneer je nu wel of niet octrooi op een software-gerelateerde uitvinding kunt krijgen. De Grote Kamer van Beroep van het EPO heeft onlangs een serie vragen van de President van datzelfde EPO voorgeschoteld gekregen over de reikwijdte van het verbod op octrooi op computerprogramma’s als zodanig””.

Over wat wel denigrerend softwarepatenten genoemd wordt, is veel te doen. Kan het, mag het, en zo ja onder welke voorwaarden. Het EPO nam begin jaren nul in uitspraak 1173/97 een beslissing waar ik nog elke keer weer hoofdpijn van krijg: een computerprogramma op zichzelf is geen computerprogramma als zodanig wanneer het een technisch computerprogramma op zichzelf is. Met “computerprogramma als zodanig” werd namelijk bedoeld een niet-technisch computerprogramma, zodat wel-technische computerprogramma’s geen computerprogramma’s als zodanig zijn. Wie heeft de Paracetamol?

In ieder geval, wat gaat het EPO nu proberen te verduidelijken?

Ten eerste: valt een computerprogramma alleen onder de uitzondering als het expliciet als “Computerprogramma” geclaimd wordt? In de octrooiclaims moet je namelijk precies aangeven waar je een octrooi op wilt hebben. Je kunt je uitvinding op verschillende manieren claimen, bijvoorbeeld als apparaat, als werkwijze of als stofje. Als het apparaat of de werkwijze software gebruikt, is het apparaat dan uitgesloten? Of alleen een claim op de software zonder het bijbehorende apparaat?

Vraag 2 gaat daarop door en wil weten of het uitmaakt of je in de claim erbij zet dat het computerprogramma op een fysieke drager staat. Dit omdat een aantal recente beslissingen bepaalt dat een uitvinding in beginsel octrooieerbaar is wanneer er technologie aan te pas komt, hoe oud die ook is.

In vraag 3 wordt gekeken naar wanneer je een computerprogramma als technologie kunt zien. Moet het criterium daarvoor zijn dat er een “technisch effect op een fysieke entiteit in de echte wereld” te meten is?

Vraag 4 begrijp ik niet helemaal. Die gaat over de activiteit van het programmeren zelf. Wanneer is daar sprake van technisch ontwikkelen, van werken aan techniek, van bouwen zeg maar. Waarom die vraag relevant is, snap ik niet. De manier van bouwen van een stoomtrein is toch ook niet relevant voor de vraag of je die stoomtrein kunt octrooieren?

In ieder geval, de antwoorden zullen erg belangrijk zijn voor de octrooipraktijk in Europa. Als de Grote Kamer een harde lijn inzet, kan dat dik de helft van alle Europese octrooien onderuit halen. Kiest men voor eenzelfde redenering als de (kleine) Kamer van Beroep in 2000 deed, dan zal de verkoop van Paracetamol flink toenemen, in ieder geval bij mij in Eindhoven.

Via Boek9.nl, dat de laatste tijd opvallend veel slashes in haar URLs heeft staan. Waarom hebben juridische informatiesystemen en CMS’en altijd zulke bizarre backends?

Arnoud

Nieuwe richtlijnen software-octrooien bij Europees Octrooibureau

Wanneer is software octrooieerbaar? Met deze vraag worstelt het Europees Octrooibureau (EOB) al jaren. Het probleem is namelijk dat het Europees Octrooiverdrag zegt dat op “software als zodanig” geen octrooi verleend mag worden, maar wat is dan “software als zodanig” – en belangrijker, bestaat er dan zoiets als “software niet als zodanig”?

In 1998 oordeelde het EOB dat een technische uitvinding die met software gebouwd werd, geen “software als zodanig was”. Het verbod op software als zodanig zou bedoeld zijn om niet-technische zaken te weren, maar niet om een uitvinding van octrooi uit te sluiten enkel omdat je bepaalde stukken met software kon implementeren. Vanaf toen verschoof de discussie van “wat is software als zodanig” naar “wat is technisch”.

En dat is een hele goede vraag. Het EOB is er nog steeds niet uit, ook niet in haar nieuwe richtlijnen die eind november in het Official Journal verschenen. Weliswaar komt men nu met concrete voorbeelden van zaken die het wel of niet gehaald hebben, maar een algemene regel ontbreekt nog steeds. En dat is jammer, want zo blijft de onduidelijkheid bestaan.

Wat moet je bijvoorbeeld als arme octrooigemachtigde hiermee:

It is notable that although the requirement for technical character is satisfied if technical considerations are required to carry out an invention (T 769/92, OJ EPO 1995, 525), such technical considerations must be reflected in the claimed subject-matter. The involvement of technical considerations, however, is not sufficient for a method which may exclusively be carried out mentally to have technical character (T 914/02).

Iets is technisch als men technische aspecten (overwegingen) meeneemt in de uitvinding, maar de technische aspecten moeten wel deel uitmaken van de uitvinding anders is deze niet technisch. Als u dit snapt, weet ik nog een leuke baan voor u.

Het artikel zet wel de nieuwe, strenge aanpak over business method octrooien goed op een rijtje. Zoals ik al in mijn artikel Taking care of business methods schreef, de nieuwe manier van het EOB om dit soort vindingen te beoordelen is zo streng dat er zelden of nooit meer een business method octrooi verleend wordt in Europa.

Arnoud

Europees Octrooibureau: computer gebruiken maakt uitvinding technisch

Octrooigemachtigde Axel H. Horns blogt over een nieuwe uitspraak van de Kamer van Beroep van het Europees octrooibureau (T 1351/04) waarin het Octrooibureau een zoeksysteem tot technische uitvinding verklaart.

Het Europees Octrooiverdrag verbiedt octrooi op “software als zodanig”, maar het Europees Octrooibureau legt dit verbod beperkt uit. Als er een computer aan te pas komt, is sprake van een technische vinding:

The claimed method requires the use of a computer. It has therefore technical character and constitutes an invention within the meaning of Article 52(1) EPC

Dit bevestigt de eerdere uitspraken van het Octrooibureau, met name de Hitachi-beslissing T 258/03. Maar het is natuurlijk wel erg kort door de bocht.

Arnoud