Mag een consult bij een arts worden opgenomen?

Een lezer vroeg me:

Wat mag er van de wet bij consulten bij een arts? Mag een patiënt deze gesprekken opnemen, en omgekeerd mag een arts dat ook?

De wet is vrij simpel over het opnemen van gesprekken waar je als privépersoon deelnemer aan bent: dat mag, en je hoeft je gesprekspartner(s) daar niets over te zeggen. De opnames zijn wel maar beperkt bruikbaar, in principe alleen als bewijs bij de rechter (of politie) om aan te tonen wat er is gezegd.

Deze regel geldt ook als je een gesprek voert met je arts, of een andere dienstverlener (zoals je advocaat, aannemer of hypotheekadviseur). Soms hoor je dat een organisatie huisregels stelt waarbij wordt gezegd dat je geen opname-apparatuur aan mag hebben. Ik twijfel zeer of dat rechtsgeldig is. Ik denk dat dit in strijd is met je informatievrijheid, een grondrecht.

Omgekeerd ligt het voor professionals iets ingewikkelder. Zij krijgen allereerst te maken met de Wet bescherming persoonsgegevens, en vanaf volgend jaar dus de AVG/GDPR. Deze eist dat het opnemen van gesprekken vooraf wordt gemeld en hetzij met toestemming gebeurt, hetzij een héél goede reden (eigen dringende noodzaak) kent.

Die reden zie ik niet echt, zeker niet bij een arts gezien het zeer gevoelige onderwerp (bijzondere persoonsgegevens). De arts zal dus toestemming nodig hebben van de patiënt, en de patiënt moet vrijelijk deze kunnen weigeren. Kort door de bocht lijkt dat me vrij ingewikkeld dus ik denk dat een arts gesprekken niet kan opnemen.

In oktober raadde de KNMG haar leden (59.000 artsen en studenten geneeskunde) aan om binnen deze regels te gaan werken. Hun voornaamste aanbeveling aan artsen is duidelijk te maken dat je als patiënt het recht hebt je consult op te nemen, maar tegelijk wel de discussie aan te gaan waarom de patiënt dit wil. Ook kun je dan aangeven dat publicatie (waaronder ook valt het delen op sociale media) niet toegestaan is.

Arnoud

Is het verboden te schrijven over voedingssupplementen?

codex-alimentariusDiverse lezers vroegen me bezorgd of het écht waar is dat je sinds kort niet meer mag schrijven over de vermeend geneeskrachtige werking van voedingssupplementen. De Codex Alimentarius (“Voedselboek”) zou als stiekem ingevoerde Europese censuurwet alle publicaties verhinderen waarin wordt gesuggereerd dat een levensmiddel of voedingssupplement gezond zou zijn. Dus als ik zeg dat ik me beter voel met pepermunt, dan ben ik strafbaar. En die claims zie ik niet alleen op alternatieve sites maar ook bij een toch respectabele club als Villamedia.

Die term “Codex Alimentarius” klinkt heel dreigend Latijn, en mogelijk dat de term “Codex” ergens resoneert met ouderwetse termen voor wetten of regels. Maar het is geen wet, niet Europees en niet Nederlands. Het is een lijst met normen over voedingsmiddelen. Wel is het zo dat deze lijst in de praktijk sterk overeenstemt met wél geldende wetten over voeding, vitamines en medische claims.

De Warenwet verbiedt in Nederland (art. 20) het aanprijzen van levensmiddelen met medische claims wanneer je dat “in de uitoefening van een beroep of bedrijf” doet. Een verkoper van vitamines mag dus niet zeggen dat deze verkoudheid verminderen, bijvoorbeeld. Maar iemand die twittert “voel me een stuk beter met een megadosis vitamine C” schendt de Warenwet niet. (Tenzij hij betaald wordt door die vitamineverkoper om dit te zeggen, natuurlijk.)

Ook is er Europese Verordening Nr. 1924/2006, die in Nederland geldend recht is. Deze verwijst (zie overweging 6) naar die omineuze Codex:

De definities en voorwaarden van de Codex-richtsnoeren worden naar behoren in aanmerking genomen.

Wellicht dat daardoor mensen zijn gaan denken dat de Codex zelf dus wet is. Maar dat is niet zo, ook niet via deze Verordening. De Codex stemt volgens de NVWA grotendeels overeen met de Europese en Nederlandse regelgeving, maar dat is geen automatisme. Uiteindelijk geldt alleen de tekst van de Verordening zelf. En ook deze is duidelijk over het beperkte toepassingsbereik:

Deze verordening is van toepassing op voedings- en gezondheidsclaims die in commerciële mededelingen worden gedaan, hetzij in de etikettering en presentatie van levensmiddelen, hetzij in de daarvoor gemaakte reclame (…) Zij is niet van toepassing (…) op niet-commerciële mededelingen en informatie in de pers en in wetenschappelijke publicaties.

Het moet dus gaan om commerciële mededelingen, reclame dus. En hoewel ook reclame valt onder de uitingsvrijheid, is het algemeen aanvaard dat reclame eerder aan banden mag worden gelegd dan een ‘gewone’ uiting, zoals een journalistiek stuk.

Aanvullende Verordening 432/2012 bevat een lijst met toegestane claims, waardoor het nog eenvoudiger is om onbewezen (niet-wetenschappelijk onderbouwde) claims aan te kunnen pakken. Maar het werkingsgebied wordt niet uitgebreid, de regels zijn en blijven beperkt tot commerciële mededelingen.

Dat is ook wat de NVWA schrijft onder het boze Villamedia-artikel. De discussie daar gaat vervolgens over de vraag wanneer iets journalistiek is of wanneer iets commercieel wordt: stel een artikel zegt wat over darmflorabacteriën en verderop in het tijdschrift staat een advertentie van Yakult. Maakt dat de uiting commercieel? Maakt het dan uit of het een gesponsord huis-aan-huisblad is of een ‘gewoon’ betaald tijdschrift waarbij redactie en advertentieafdeling strikt gescheiden zijn? Helaas komt er geen concrete uitspraak uit, maar het lijkt mij dat de bewijslast bij de NVWA ligt dat de journalistieke inhoud een direct verband met de advertentie/adverteerder heeft.

Iemand die op zijn eigen blog wil schrijven over hoe geneeskrachtig hij bepaalde vitamines of andere stofjes ervaart, kan dat gewoon blijven doen. Ook als er toevallig Google-advertenties bijkomen. Echter, is het doel van die blog het verkopen van die preparaten (bv. via affiliatelinks naar een online drogist) dan overtreedt hij de wet.

Arnoud