Eigenaar webwinkel opgepakt op verdenking van oplichting, maar is het wel oplichting?

De politie heeft een 27-jarige man uit Vleuten gearresteerd op verdenking van oplichting via zijn webwinkel telefoondiscounter.nl. Dat meldde Nu.nl vorige week. Meer dan driehonderd mensen kochten een telefoon via de website, maar hebben deze nooit ontvangen. Slachtoffers die zich bij consumentenprogramma Radar hadden gemeld hebben deze zomer hun geld teruggekregen van de verdachte, maar overigen niet. Maar zoals ik in 2020 blogde: let op, de bekendste vorm van online oplichting, namelijk gewoon het geld pakken en niet leveren, is juridisch geen oplichting.

Het onderzoek naar de verdachte kwam tot stand na een melding van het Landelijk Meldpunt Internet Oplichting (LMIO), zo meldt de politie via een persbericht. De oplichting zou al langere tijd plaatsvinden via een online webshop gericht op mobiele telefoons: telefoondiscounter.nl. De site is uit de lucht, maar via de Wayback Machine nog te bekijken: een typische webshop, gericht op refurbished telefoons kopen. Je zoekt op merk of type, je krijgt het beschikbare aanbod en als je koopt krijg je niet alleen 14 dagen retourrecht maar ook 2 jaar garantie. Velen bestelden, maar zo te lezen kreeg niemand werkelijk een telefoon geleverd want overal waar ik zoek, regent het klachten.

Radar besteedde deze zomer aandacht aan de site. Opmerkelijk:

Opvallend is overigens dat mensen ondanks de slechte reviews wel een telefoon bij de prijsvechter bestellen. De reden wordt al snel duidelijk: in het verleden hebben mensen eerder een iPhone hier besteld en toen was er nog niets aan de hand. Dezelfde klanten kwamen terug bij de website voor een nieuwer model, maar ontvingen na betaling geen telefoon.
Bij een huisbezoek bij de winkel komt men achter de werkelijke reden; “het bedrijf is namelijk bijna failliet. Er wordt nog onderzocht of er een doorstart geregeld kan worden, met behulp van coronasteun.” Als dat de werkelijke reden is waarom de telefoons niet geleverd werden en er ook na ontbindingsverklaringen geen geld terug werd gegeven, dan zie ik niet hoe deze meneer aan het oplichten was. Dit is wat de wet zegt (art. 326 Strafrecht):
Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels, iemand beweegt tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld, wordt, als schuldig aan oplichting, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
In 2016 zette de Hoge Raad de principes hierover nog eens op een rijtje. De kern is dat je niet iedere vorm van bedrog tot het misdrijf oplichting (vier jaar cel) wil verheffen. Het moet wel een ernstig geval zijn. Men citeert een voorbeeld van een internetondernemer die wist dat hij niet kon leveren maar desondanks de webshop open hield:
Niet elke vorm van bewust oneerlijk zakendoen levert het in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde misdrijf ‘oplichting’ op. Dat geldt eveneens wanneer kan worden bewezen dat men is benadeeld door een persoon die niet van plan of in staat was zijn verplichting na te komen en die zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een bonafide (ver)koper.
Die ondernemer zat ook met geldproblemen, hij gebruikte de betalingen van klanten om rekeningen te voldoen en kon daarna geen nieuwe producten meer inkopen. Ja, dat is oneerlijk en het hoort niet maar dat was volgens de Hoge Raad dus géén oplichting:
Het Hof heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat de verdachte via een website goederen te koop aanbood en bestellingen en betalingen van kopers accepteerde in het besef dat hij niet (langer) aan zijn leverings- of restitutieverplichtingen kon voldoen, niet kan worden aangemerkt als het aannemen van een valse hoedanigheid als bedoeld in art. 326 Sr van, in dit geval, een bonafide internetondernemer. Dit oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
(Die laatste zin is hogeraads voor “dat is juist”.) Ook als je weet dat je nooit van z’n leven een order kunt uitvoeren, dan nog is dat ‘gewoon’ een civiele kwestie. Pas als je kwade trucs gaat gebruiken kan het strafbaar worden. En ik zie hier dus een sterke vergelijking met die ondernemer uit de HR-zaak, en vraag me daarom zeer af wat hier dan wél de truc is geweest. Misschien hoe lang hij doorging? Dat klanten lang aan het lijntje werden gehouden (in plaats van een of twee berichten) waardoor een strafbaar “samenweefsel van verdichtsels” ontstond? Ik ben heel benieuwd.

Arnoud