Gisteren maakte ik de opmerking dat de Wbp ‘dwingend recht’ was, waarop ik een paar vragen in de mail kreeg met als strekking “eh, álle wetgeving is toch verplicht”? Dat klopt, maar de mate waarin een wet dingen voorschrijft kan wel degelijk verschillen.
Een wet heet ‘dwingend’ als wat daarin staat, de enige manier is waarop het mag gebeuren. De Wet bescherming persoonsgegevens is bijvoorbeeld dwingend: alleen op grond van de in artikel 8 genoemde gronden (toestemming, contract, dringende noodzaak en nog een paar) mag je persoonsgegevens verwerken. Andere afspraken of mogelijkheden zijn er niet.
Daar tegenover staat ‘regelend’ recht: de wet bepaalt hoe het geregeld is als je niets afspreekt, maar het is toegestaan om af te wijken van die regeling met dus een eigen afspraak. Zo bepaalt de wet (art. 7:405 BW) dat wie een opdrachtnemer inschakelt, een vergoeding moet betalen voor de gewerkte uren. Maar je mag van die regel afwijken, bv. door een vast bedrag af te spreken of juist vast te leggen dat de opdrachtnemer om niet (gratis) werkt. Die afspraak moet er wel zíjn – en bewezen worden natuurlijk.
Een wet kan ook gedeeltelijk dwingend zijn. Vaak zie je dan termen als half-dwingend of driekwart-dwingend: er mag dan van worden afgeweken maar slechts een beetje. Zo moet je (dwingend recht) de consument bij een koop op afstand zeven werkdagen gunnen om de koop te annuleren, maar mág je hiervan afwijken in het voordeel van de consument, oftewel mág je ook na veertien dagen de annulering nog aannemen.
Een soort van variant hierop is het vormvereiste: iets mag wel, maar alleen als je het op een bepaalde manier afspreekt. Een concurrentiebeding in je arbeidscontract mag wel, maar alleen als je dat schriftelijk vastlegt. Zo introduceer je net een soort van drempel om de situatie tegen te houden of te beperken.
Lastig blijft hoe je weet dat een wet dwingend, regelend of iets daar tussenin is. Soms staat het erbij (“Van het eerste lid kan niet bij overeenkomst worden afgeweken” of juist “Tenzij tussen partijen anders is overeengekomen”) maar meestal niet. En soms staat het ergens anders: in artikel 7:6 BW staat hoe dwingend een hele trits artikelen uit het consumentenrecht zijn, maar je moet maar net weten dat dat artikel bestaat. En dáár is geen eenvoudige oplossing voor.
Arnoud
Het lijkt me toch vrij eenvoudig voor de wetgever om wetten.overheid.nl uit te breiden met een icoontje voor dwingend, regelend, half-dwingend en vormvereisend. Of staat zoiets voor vele wetten überhaupt niet vast? Dat lijkt me sterk, want dat lijkt me in strijd met de rechtszekerheid.
Wetgevers zijn geen ICT’ers die aan gebruikersvriendelijkheid moeten denken. 🙂
“ICT’ers die aan gebruiksvriendelijkheid denken” is in mijn ervaring een contradictio in terminis. De meeste ICT’ers die ik ken (niet alleen de cartoonversies uit The Big Bang Theory) vinden dat gebruikers maar naar hun niveau moeten klimmen. (En ja, ik weet dat er ‘moeten’ tussenstond, op exact dezelfde manier gebruikt als in “de kleuter wil het niet, maar moet op tijd naar bed”.)
Ach, als ICT’er denk ik best vaak aan gebruikersvriendelijkheid, maar los het op als “WimTenBrinkVriendelijk”… 😉
Denken aan gebruiksvriendelijkheid is niet het zelfde als schandalen over de klant/gebruiker. Of je het nu heb over ICT of een heel ander vak. Overal wordt er op enige manier negatief gesproken over de klant (in de ICT de gebruiker). Ja we zijn nu eenmaal ICT’er en iedereen denkt op zijn tijd wel eens. “Mens wat ben je dom”.
Toch streven de meeste ICT’ers wel naar een gebruiksvriendelijke omgeving. Dat heb ik zelf ook het liefst. Ik kan er zelf ook niet tegen als ik 200 moeilijke stappen moet doorlopen om te komen tot een resultaat
Punt is wel dat ICT-ers niet noodzakelijkerwijs dezelfde opvatting van ‘vriendelijk’ hebben als menig gebruiker. Zo willen veel ICT-ers alles kunnen instellen, dus krijg je menu’s met tientallen opties. Mijn moeder (een TNO-geijkte gemiddelde Nederlander) wil gewoon typen of printen of het filmpje van haar koor terugzien, en niks opties.
Ik had járen geleden een Palm Pilot waar wél goed nagedacht was over de interface. De veelgebruikte dingen waren direct beschikbaar, en hoe minder vaak je iets zou moeten willen doen, hoe meer je moest aanstippen met je pennetje. Volstrekt logisch. Vergelijk dat met een gemiddeld Windowsprogrammamenu waarbij Tools > Web developer net zo diep zit als File > Save. Want ik wil net zo vaak webdevelopmenttools als dat ik een webpagina wil opslaan. Of zo. Nee.
Opslaan van webpagina’s doe ik nu nooit. De webdevelopertool gebruik ik iedere dag. Ze zouden opslaan verder weg moeten stoppen dus? De ontwikkelaar zoekt een manier om beide kanten van de doelgroep bevriend te houden. De ontwikkelaar en de thuisgebruiker.
Ja alles makkelijk toegankelijk dus.
En nu zit ik te filosoferen wat het verschil is tussen a) “tenzij anders overeengekomen mag X niet” (een regelend-rechtconstructie) b) “X mag niet behalve met toestemming van de wederpartij” (bv. de dwingende constructie uit de Wbp)
Iemand?
Praktisch zal er geen verschil zijn. Maar in theorie lijkt het mij dat a) een bespreking met afspraken heeft en b) alleen toestemming van wederpartij nodig heeft
Beide lijken mij regelend recht (van jouw definitie uitgaande). Door wie en waarom wordt de tweede dwingend genoemd?
Een groot verschil zit in art. 5 Wbp: “Een toestemming kan door de betrokkene of zijn wettelijk vertegenwoordiger te allen tijde worden ingetrokken.”
Leuk stukje. Dit soort dingen zijn ook wel eens handig te lezen.