Nee, een prijs van 402 euro is niet geloofwaardig als de ketting 40 duizend is

Als je op de site van de Bijenkorf een diamanten ketting ziet voor 402 euro, dan kun je er niet zomaar op vertrouwen dat die prijs echt is. Zeker niet gezien de samenstelling en werkelijke waarde – namelijk 40 duizend euro. En wat dan al helemaal niet meehelpt, is dat je eerder al gekeken had in de winkel én op de site naar dergelijke kettingen, zodat je wist dat je in de tienduizenden euro’s zou moeten zitten. Die ketting heb je dan dus niet gekocht, ook al werd je betaling geaccepteerd, je aankoop per mail bevestigd en je ketting meegegeven in de winkel door een medewerker. Dat maak ik op uit een recent vonnis van de rechtbank Rotterdam. En ja, die laatste vond ik ook opmerkelijk.

Prijsfouten komen bij webwinkels vaker voor, maar zo bont als deze had ik ze nog niet gezien. Een ketting met als omschrijving ‘Phanthere de Cartier van 18k witgoud met diamanten’, uitgevoerd in wit goud en hij bevatte 176 briljant geslepen diamanten, onyx en smaragd. De ketting ging normaal voor € 40.200 en nu per abuis voor slechts 402 euro, hoe slordig wil je het hebben?

Een vrouw zag de ketting voor die prijs, bestelde en kreeg hem nog mee ook. Dat de webshop van de Bijenkorf de bestelling accepteerde, snap ik nog wel. Alles gaat immers automatisch, inclusief de ontvangst- en betaalbevestiging. Maar toen, hoe kon dit gebeuren:

[naam gedaagde] heeft op 1 april 2018 de ketting online besteld bij de Bijenkorf. Op 2 april 2018 heeft [naam gedaagde] de ketting opgehaald in de boutique van Cartier in de Bijenkorf te Amsterdam. De ketting is toen aan [naam gedaagde] geshowd door een medewerker en er is een toelichting gegeven over het product. Aan [naam gedaagde] zijn de garantieformulieren uitgereikt. De ketting is vervolgens verpakt en in een Cartiertas gedaan. Daarna is de ketting in een merkloze tas gedaan met een dichte bovenkant.

Een dag later ontdekte de winkel haar fout, waarop de vrouw werd aangesproken om de ketting terug te geven. Dat ging niet meer volgens haar, omdat deze als bruidsgeschenk aan een familielid in Marokko was gegeven. Betalen van het prijsverschil wilde ze ook niet, omdat zij meende dat de online bevestiging en het meegeven in de winkel duidelijk aangaven dat er voor €402 een rechtsgeldige koop tot stand gekomen was.

Een prijsfout kan snel voor rekening van de winkel komen. Zoals we uit het Otto-arrest weten, kan een winkel alleen aan een genoemde prijs ontkomen als blijkt dat de consument wist of had moeten weten dat de prijs niet geloofwaardig was. De consument kan daarbij een zekere onderzoeksplicht hebben, zoals de rechtbank hier aanneemt

Omdat [naam gedaagde] van plan was een aanzienlijk bedrag te besteden, had van [naam gedaagde] verwacht mogen worden dat zij een onderzoek zou doen naar de juistheid van de prijs van de ketting (artikel 3:11 BW). Zeker in deze tijd waarin via internet veel informatie beschikbaar is en het daardoor gemakkelijker is om prijzen te vergelijken, had van [naam gedaagde] verwacht mogen worden dat zij een onderzoek zou doen naar wat zij voor rond de € 400,- aan sieraden kon kopen.

Als ze dat onderzoek had gedaan, dan had ze bij het zien van deze specificatie aan de prijs moeten twijfelen. In deze samenstelling zou een geïnformeerde consument namelijk moeten weten dat dit rustig meer dan tienduizend euro kan kosten. En dan moet je aan de bel trekken.

De vrouw had nog gesteld dat de verstrekking van de ketting in de winkel een teken was dat het wél klopte allemaal. En ik moet zeggen dat ik daar wel wat in zie. Je zou verwachten dat de mensen van de afdeling Cartier die regelmatig kettingen van tienduizenden euro’s uitdelen, éven op de bon kijken. Al is het maar om te checken of de online betaling is doorgekomen, en dan zou je toch die ontbrekende nullen moeten zien.

De rechtbank vindt dat niet relevant, zeer tot mijn verbazing:

Hoewel dit het vertrouwen aan de zijde van [naam gedaagde] wel in enige mate versterkt zal hebben, is dit is echter bij de beoordeling van de vraag of sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen niet relevant. Het vertrouwen moet namelijk zijn gebaseerd op feiten en omstandigheden die aanwezig waren ten tijde van de aanvaarding. De ontvangstbevestigingen en het ophalen van de ketting in de winkel zijn pas van na de aanvaarding van het aanbod, zodat deze er niet toe doen.

En ja, het klopt dat dit bevestiging achteraf is. Maar als ik een duur product voor een lage prijs koop, en achteraf de klantenservice bel die zegt “nee hoor, die prijs klopte, veel plezier met uw dure televisie voor 99 euro” dan mag ik toch ook veronderstellen dat het alsnog allemaal klopt? Het voelt nogal onredelijk om dán achteraf te zeggen, nee klopt niet, dank voor het navragen en stuur maar terug.

Ik denk dat uiteindelijk bij de rechter de doorslag gaf dat mevrouw echt wel wist dat ze zwaar onder de prijs kocht. Dat soort onredelijk gedrag wordt je dan zwaar aangerekend. Zo lees ik:

Volgens de Bijenkorf blijkt uit [] onderzoek dat vanaf het IP-adres waarvan de ketting is besteld vaker op Cartier producten is gezocht en daarnaast ook op Gucci producten die in dezelfde prijscategorie vallen. Gelet echter op hetgeen hiervoor is overwogen staat al voldoende vast dat [naam gedaagde] er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat het de wil van de Bijenkorf was om de ketting voor € 402,- te verkopen. Daarom wordt aan dit bewijsaanbod niet toegekomen.

Hoewel dit is geformuleerd als een ten overvloede, lees ik er een sterke aanwijzing in dat de rechter de conclusie had dat mevrouw wist dat ze fout zat. En dan is de juridische redenering daarheen snel gemaakt.

Arnoud