Vrijheid van meningsuiting is een groot goed, maar ook een erg lastig onderwerp. Je mag bijna alles zeggen maar er zijn grenzen. Eén merkwaardige kronkel die ik daarbij nog wel eens tegenkom, is dat mensen redeneren “als ik er ‘ik vind’ voor zet, dan is het een mening en die zijn altijd legaal”. Nou nee. Het klopt wel dat er onderscheid wordt gemaakt tussen opinie en feitelijke mededeling, maar zó eenvoudig is het niet.
De uitingsvrijheid of vrijheid van meningsuiting is in Europa niet onbegrensd. In de VS wel: daar mag je alles zeggen, en alleen als je direct en concreet oproept tot geweld kun je in de problemen komen. Natuurlijk kennen ze ook daar smaad en laster, maar die zijn een stuk lastiger te bewijzen dan hier. Wanneer het waar is, mag je het in de VS zeggen. Met name uitgesloten zijn “pure opinies”, zoals mensen eikels vinden. Pas als er feiten in het verhaal terugkomen, wordt het mogelijk een claim wegens ‘defamation’ (smaad) te construeren.
Wellicht dat “zet er ‘ik vind voor’ en alles mag” op die regel is gebaseerd. Maar dat klopt niet – niet hier en niet in de VS. Het gaat om meer dan alleen die twee woorden. Ik heb een hekel aan de frase “omstandigheden van het geval” omdat ze geen duidelijkheid geven, maar bij discussies over uitingsvrijheid ontkom je er niet aan. Zo is het relevant of iemand zich als columnist presenteert of als feitelijk nieuwsbrenger. Een columnist mag meer dan de Consumentenbond, bijvoorbeeld. Bij een column weet je dat je satire of absurditeiten gaat krijgen, bij een recensie van de Consumentenbond verwacht je dat die gewoon klopt.
Het verweer “maar ik zei er ‘ik vind’ voor” was in deze rechtszaak geen argument. Twee makelaars hadden ruzie, en de een had daarbij opmerkingen gemaakt in de trant van “heeft zich in mijn visie schuldig gemaakt aan oplichting en paulianeus handelen”. Daarop stapte de ander naar de rechter. Het verweer “ja maar er stond toch ‘in mijn visie'” hielp niet echt:
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de beperking “in mijn visie” een uiterst lichte relativering die niet of nauwelijks afbreuk doet aan de ernst van het verwijt oplichting en paulianeus handelen. Er is door [gedaagde] geen algemeen belang aangevoerd voor het geven van de kwalificaties “oplichting” en “paulianeus handelen”.
Enkel er ‘ik vind’ voor zetten, is dus niet genoeg. Je zult ook inhoudelijk moeten onderbouwen waarom je die mening zo presenteert, zeker als je kwalificaties hanteert die naar het strafrecht neigen. Er moet voldoende basis in de feiten zijn, zoals dat dan juridisch heet. Dat is niet hetzelfde als “bij de strafrechter gaat meneer veroordeeld worden voor wat ik zeg” – je mag mensen oplichter noemen terwijl ze zijn vrijgesproken van het delict oplichting, als er maar genoeg feiten waren om te mógen vinden dat iemand je opgelicht heeft.
Of het zódanig overdrijven dat geen mens het meer serieus kan nemen, natuurlijk. Hoewel dat nog best moeilijk blijkt soms. Menig artikel uit De Speld wordt voor waar rondgetwitterd, en er lopen nog stééds kettingbrieven rond met “bij duizend keer doorsturen geeft Bill Gates een miljoen aan die of die”.
Arnoud<br/> PS: Meer weten over dit onderwerp? Op 4 september geef ik een training Uitingsvrijheid.