Streamingdiensten moeten 5 procent van omzet in Nederlandse content steken

Grote streamingdiensten moeten vanaf 1 januari 5 procent van hun jaaromzet investeren in Nederlandse films en series. Dat meldde Nu.nl onlangs. De nieuwe wet geldt voor streamingdiensten die in Nederland jaarlijks meer dan 10 miljoen euro omzetten, zoals Netflix, Disney+ en Amazon Prime. Ik kreeg er vragen over: mag een land dat zo dicteren?

Het is zeker geen unieke nieuwe Nederlandse regel, dat je als contentproducent voorgeschreven krijgt dat een deel van je producties Nederlandstalig moeten zijn. Juridisch is een vergelijkbare constructie terug te vinden in de Audiovisuele Media Richtlijn die een percentage van maar liefst 30% voorschrijft:

De lidstaten zorgen ervoor dat onder hun bevoegdheid vallende aanbieders van audiovisuele mediadiensten op aanvraag een aandeel van ten minste 30 % aan Europese producties opnemen in hun catalogi en dat die producties aandacht krijgen.

Het kost enige moeite maar vrijwel alle grote platforms nemen dit zeer serieus, mede vanwege concurrentie-overwegingen:
The study argues that the increase in European titles available on streamers is due to “regulatory pressure in boosting the acquisition and production of European film and TV,” as well as the fact that global players are now competing directly with local and regional players for commissioned content. It can also be noted that streamers and broadcasters have started collaborating on ambitious series in key markets.
Maar hoe kun je een partij zo concreet verplichten om producties op een bepaalde plek te produceren? Dat lijkt te botsen met de ondernemers- en uitingsvrijheden: als onderneming bepaal ik zelf wel wat ik produceer, in welke taal en op welke plek ter wereld.

Alleen, die vrijheden zijn niet onbeperkt. De uitingsvrijheid mag bijvoorbeeld worden ingeperkt als dat noodzakelijk is om andermans rechten te beschermen (zoals bij smaadwetgeving of de AVG). Hier gaat het om een wat abstracter begrip, namelijk de pluriformiteit van het media-aanbod: het is maatschappelijk zeer wenselijk dat er mediaproducties uit Europa komen en niet alléén maar uit Hollywood, zeg maar. En gezien de machtsposities van deze productiemaatschappijen is het dan redelijk om ze zo’n verplichting op te leggen.

Arnoud

 

15 reacties

  1. kortzichtige wet. Als alle landen zo’n wet maken kan er nooit een uniforme dienst actief zijn in de hele EU. 27 * 5% is immers 135%. En dat is alleen content uit de EU, als je ook nog Britse, Amerikaanse en Japanse content will zien is het helemaal problematisch. De enige manier om deze wetten te laten werken is als je Netflix Nederland en Netflix France een afwijkende dienst maakt, wat compleet tegen het idee van EU-brede diensten in gaat. Als ik straks die Nederlandse, Spaanse, Griekse en Litouwse content wil zien moet ik 4 Netflix abbo’s afsluiten. Als het al lukt om als Nederlander een Spaanse Netflix abbo af te sluiten.

    1. Het gaat om 5% van de nederlandse omzet. Het is dus niet zo dat ze 5% van de globale omzet moeten investeren in nederlandse producties.

      Het lijkt mij niet heel onredelijk om te verwachten dat een deel van het geld wat ze in NL verdienen geinvesteerd wordt in nederlandse producties.

    2. Het gaat om de omzet, niet het aantal minuten programma. Dus zelfs als alle Nederlandse Netflix-abbonees alleen maar Litouwse documentaires keken, dan nog moet 5% van hun abbonnementsgeld naar Nederlandse producties. Die dan hopelijk in Litouwen bekeken worden 🙂

  2. Ik heb hier toch moeite mee.

    1) ‘de pluriformiteit van het media-aanbod’ is geen grondrecht, uitingsvrijheid wel, dus hoewel inderdaad de uitingsvrijheid niet onbeperkt is, zie ik niet in hoe de pluriformiteit van het media-aanbod het kan winnen van uitingsvrijheid.’

    2) Het gaat hier om persvrijheid, niet om zomaar losse uitingsvrijheid. De lat om dat te beperken zou daarom nog hoger moeten liggen dan die toch al ligt.

    1. Jawel, zie Artikel 11 Handvest:

      Vrijheid van meningsuiting en van informatie 1. Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. 2. De vrijheid en de pluriformiteit van de media worden geëerbiedigd.

      Dat eerbiedingen houdt ook in dat je als overheid het stimuleert.

      1. Maar vrijheid en pluriformiteit staan in een en dezelfde zin. Ze moeten dus beide, in gelijke mate, geeerbiedigd worden.

        In een geval, zoals in deze casus, dat eerbiedigen van de pluriformiteit als noodzakelijke consequentie heeft: niet eerbiedigen van de vrijheid, kan op basis van deze regel natuurlijk de pluriformiteit het logischerwijs niet winnen van de vrijheid.

        (dan zou namelijk de overheid een positie innemen hoeveel vrijheid mag worden opgeofferd, terwijl zij zelf op basis van dezelfde regel, zelfs dezelfde zin, die vrijheid niet mag opofferen maar moet eerbiedigen)

  3. Als je het andersom bekijkt, vanuit Netflix, dan is dat gewoon 5% van de omzet verplicht reserveren voor een maatschappelijk doel. Eigenlijk dus gewoon een extra omzetbelasting (of je nu die 5% moet afgeven of moet besteden aan iets waar je geen interesse in hebt, maakt natuurlijk voor Netflix niets uit: je had geld, en nu heb je het niet meer en je hebt ook niets in de plaats dat voor jou waarde heeft)

    Ik zou het netter gevonden hebben als dit gewoon als belasting zou zijn doorgevoerd.

    5% van de OMZET is natuurlijk ook wel raar. Dat kan zomaar de volle winst zijn (zodat de overheid de winstbelasting misloopt en zichzelf in de vingers snijdt).

    1. Het verschil is dat een nieuwe tv-serie voor Netflix niet van nul waarde is. En ze dus belang hebben om die 5% zo te investeren dat het zo veel mogelijk waarde heeft. En ja, misschien is die waarde maar 4% van de omzet, dus zouden ze het normaal niet uitgeven; toch is Netflix waarschijnlijk beter in het uitzoeken van wat populaire tv-series zullen worden dan de overheid die 5% extra omzetbelasting heft en dat geld uitgeeft aan nieuwe tv-series.

      Oh, en er is niet echt iets raars aan een omzetbelasting: het lijkt heel erg op btw en die heffen we ook gewoon; ongeacht de winst van het bedrijf.

      1. Het verschil is dat een nieuwe tv-serie voor Netflix niet van nul waarde is. En ze dus belang hebben om die 5% zo te investeren dat het zo veel mogelijk waarde heeft. En ja, misschien is die waarde maar 4% van de omzet, dus zouden ze het normaal niet uitgeven; toch is Netflix waarschijnlijk beter in het uitzoeken van wat populaire tv-series zullen worden dan de overheid die 5% extra omzetbelasting heft en dat geld uitgeeft aan nieuwe tv-series.

        Maar het gaat er niet om uit te zoeken wat populaire content is/zal worden. Daar is Netflix ongetwijfeld beter in. Het gaat erom Nederlandse contentmakers (en dan vooral diegenen die het anders niet op eigen kracht zouden redden) te steunen. En ik denk dat daar de overheid juist weer beter in is.

        En die BTW: Bij de BTW kan de onderneming zelf betaalde BTW in mindering brengen van de ontvangen BTW. En bij de BTW wordt deze apart bovenop de normale omzet gezet, is dus niet een deel van de omzet/winst/verlies.

        Bij deze ‘belasting’ kan dat niet. Dat is gewoon 5% van de omzet en leidt dus tot een lagere, of zelfs negatieve, winst.

  4. Ik heb nog eens wat nagedacht en gereflecteerd, maar het komt er voor mij op neer dat dergelijke maatregelen eigenlijk altijd als uitgangspunt hebben dat nationale (in dit geval Nederlandse) producties/cultuur een streepje voor moeten hebben op buitenlandse.

    Dat Nederlandse producties beter geschikt zijn om de pluriformiteit van de media te boverderen dan buitenlandse, met andere woorden.

    Ik vind dat een naar, nationalistisch ondertoontje, maar misschien is dat persoonlijk.

    Als je pluriformiteit van de media wilt bevorderen, dan zou je juist meer Chileense, Litouwse of Congolese producties moeten hebben. Nederlandse producties zijn er logischerwijs al relatief veel in Nederland, hoe bevorder je de pluriformiteit dan met nog meer?

Geef een reactie

Handige HTML: <a href=""> voor hyperlinks, <blockquote> om te citeren, <UL>/<OL> voor lijsten, en <em> en <strong> voor italics en vet.