“We ontdekten dat mensen die de taak hadden officiële wetten te schrijven, op een ingewikkelder manier schreven dan mensen die de taak hadden onofficiële juridische teksten te schrijven met een vergelijkbare conceptuele complexiteit.” Aldus (de Googlevertaling van) een recent MIT onderzoek, dat er maar gelijk de magischespreukhypothese tegenaangooit. Maar er zit een kern van waarheid in.
Iedereen kent het probleem van de onleesbare juridische documenten. Meestal gaat het dan om voorwaarden, privacyverklaringen en dergelijke, maar ook bij wetsteksten en vonnissen is de leesbaarheid een fors probleem – zeker voor niet-juristen.
Vaak wordt dit toegeschreven aan behoudendheid. Bij een publicatie over de langste zin uit een vonnis in 2023 merkte advocaat Raimond Dufour bijvoorbeeld op dat
De langste zinnen van de rechtspraak vind je in het strafrecht: De tenlasteleggingen zijn vaak oeverloze opsommingen die om een of andere reden altijd in één zin moeten worden geformuleerd.Die reden is meestal dat het in eerdere teksten ook zo gebeurt. Maar enkel luiheid of gewoonte voelt wat mager, want je zou zeggen dat ook wetgevingsjuristen of OM-medewerkers teksten kunnen reviseren. (Er is een onderstroom die zegt dat dat riskant is zonder voordeel: als jouw nieuwe tekst afgekeurd wordt bij de rechter, dan heb jij het gedaan; de oude tekst wordt niet afgekeurd; waarom zou je.)
Het MIT onderzoek gaat heel diep terug de rechtsfilosofie in en formuleert een “Magic Spell Hypothesis”. Deze komt erop neer dat het moeilijke taalgebruik een keuze is om de wet effect te laten geven. Het moet klinken of deze wet de wereld gaat veranderen, en “Rechts houden mensen!” heeft dat effect veel minder dan “Bestuurders zijn verplicht zoveel mogelijk rechts te houden.”
Bij toverspreuken hoort een bepaald taalpatroon, zoals dat dingen rijmen of in een bepaalde cadans worden geformuleerd. Specifiek bij wetten is dat center-embedded syntax, de neiging om zinnen in elkaar te schuiven. Een voorbeeld (art. 310 Sr):
Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.Dit op enigszins dramatische toon voorlezen is geen enkel probleem. De komma’s creëren dramatische pauzes, waarbij je een strenge toon kracht kunt bijzetten. Het onderzoek verwijst hier naar “distinctive low-frequency structures”, zinsconstructies die alleen (en dan juist ook vaker) in dit soort teksten voorkomen. Die dienen als trigger bij de luisteraar dat het hier om iets bijzonders gaat.
Een bijkomende reden is dat zo’n zinsconstructie dwingt tot scherper luisteren. Het verhoogt de verwerkingsbelasting, dit is geen zin die je met een half oor begrijpt. Een manier van respect afdwingen is te zorgen dat men héél goed naar je luistert.
Maar probeer dat eens met de B1/B2 taalvariant die ik Claude.AI liet genereren:
Iemand krijgt straf als hij een goed van iemand anders wegneemt, behalve als daar een goede reden voor is. Hij moet dan wel het goed willen houden. Dit geldt ook als het goed voor een deel al van hem is. De straf kan een gevangenisstraf zijn van maximaal vier jaar. Ook kan er een geldboete worden opgelegd van de vierde categorie.Dit bevat dezelfde informatie, maar mist die dramatische komma’s en bevat ook geen triggers dat sprake is van een bijzondere tekst. Ik herken dit als jurist meteen als de tekst voor in de informatiebrochure of wanneer de rechter haar best deed om in eenvoudige taal te schrijven.
Ik vraag me nu af of de moeite om wetten en (vooral) vonnissen in eenvoudige taal te schrijven er mede mee te maken heeft dat deze magische kracht dan wegvalt. Dan is het niet meer écht.
Arnoud
Sommige juridische monsterzinnen kunnen ook veel leesbaarder gemaakt worden met een triviale wiskundige vergelijking. Het ontgaat mij waarom deze mogelijkheid niet gebruikt wordt.
Het schept ook een klassenverschil. Zij die de magische teksten kunnen lezen en vertalen, en zij die de betekenis van de wet alleen via-via meekrijgen.
En als die magiër vervolgens de vakinhoudelijke aspecten niet kent, krijg je misverstanden en (al dan niet bewust) omzeilen. Velen weten wat er in de moejleke lange AVG-tekst staat, “weten” alleen dat alles toestemming vereist want dat vraagt iedereen.
Hier zit nog wel een probleem waar de AI een domme fout maakt. De juridisch geschoolden zonder haast of slaapgebrek krijgen max 4 jaar of een boete. Henk en Ingrid (die de wet nooit gaan zien in de eerste vorm) krijgen 4 jaar en misschien ook een boete.
En dat is dan misschien wel een valide reden voor magische teksten: minder kans op misverstanden – voor het kleinere deel van de wereld dat de originele tekst überhaupt leest.
Dit is echt een fout van de AI. Om de betekenis uit de wettekst te vatten, had er geen ‘Ook’ moeten staan, maar ‘Of er kan een geldboete…’
Het lijkt me dat vrijwel alle wetsteksten en dergelijke alleen door juridisch geschoolde mensen worden gelezen. Dan de vraag is of de magische kracht sowieso nut heeft.
Wat wel werkt is het afstotende effect voor leken. Wetteksten moet ik als leek drie keer lezen om ze een beetje te doorgronden. Als het gaat om het creëren van een ‘elite’, een verschil tussen mensen die de teksten wel kunnen of willen lezen, dan werkt het erg goed.
Inderdaad, juridisch taalgebruik mag wel wat eenvoudiger. Echter, de vertaling die Claude.AI is wel erg knullig, en betekend ook gewoon echt iets anders.
En dan kom je bij wat voor wetsteksten heel belangrijk is: dat zij ondubbelzinnig zijn. Dat er staat wat je bedoelt, zodat niet later een rechter creatief moet zijn met “doe wat ik bedoel, niet wat ik zeg” interpretaties die zorgen voor rechtsonzekerheid (“ja, er staat wel X, maar ze bedoelen Y”), ik heb daar sterke staaltjes van gezien. Inclusief regels die gewoon rechtstreeks met elkaar in strijd zijn, of regels die heel ergens anders staan, en een uitzondering inhouden op wat op het eerste gezicht een heel generiek verbod is (wat je dan wel even moet weten).
De goed balans vinden tussen Popie Jopie taal en ondoordringbaar jargon is een kunst, waarbij volgens mij nog een heel ander aspect van belang is: het wetgevingsproces zelf is vaak een eindeloos gesteggel tussen verschillende belanghebbenden, waarvan het resultaat een compromis is, waarin de verschillende partijen kunnen lezen wat ze erin willen lezen, en de rechter wordt opgescheept met een warboel waar die dan gehakt van moet maken.
Misschien kan een AI het complete corpus aan wetten opzuigen, en al dit soort rare inconsistenties en tegenstrijdigheden eruit halen.
(En de logicus in mij blijft er bij dat als je een tegenstrijdigheid in je axioma’s opneemt, je alles kunt bewijzen, inclusief “true = false”.)
Het nadeel van dit soort constructies is dat een vergeten of verkeerd geplaatste komma de betekenis volledig kan veranderen.
Even een gestolen voorbeeld van language connections:
versus
In de eerste quote is distributie niet inbegrepen in de lijst. maar inpakken voor verschepen en inpakken voor distributie.
In de tweede quote is distributie inbegrepen in de lijst, maar is inpakken voor distributie geen onderdeel meer.
Een komma extra en een wet heeft een heel ander toepassingsgebied.
Ambiguïteit is zowel bij lange, complexe, van center-embedded syntax voorziene, als bij korte, heldere zinnen een probleem. Ik denk dat je juist bij korte, heldere zinnen ambiguïteit eerder signaleert. De boel wordt er wel langer van, en dat is stilisten hun eer te na.
Hier is de discussie over Oxford-comma’s niet eens mogelijk. Het enige is dat je nu een opsommingszin hebt uitgepakt naar negen vrijwel identieke zinnen in een opsomming.
Stelling: Juridische auteurs weigeren opsommingslijsten te maken omdat typemachines geen lijst-bolletjes konden typen.
Ik denk dat we het daar wel eens zijn.
Ik gebruik op mijn werk vaak opsommingen. Online minder, omdat het in de meeste forum software een hel is om een opsomming te maken. Waarom niet gewoon overal markdown?
Bioj beroeps juridische deformaties vind ik jouw voorbeeld, opbreken en nummeren in de tekst, een betere oplossing dan eindeloze komma’s.
Opsommingslijsten zijn ook niet heilig. Ik heb eens een buitenlandse zakelijke opstalverzekering moeten doorspitten van 200 pagina’s. Een belangrijk artikel was verspreid over vier pagina’s met twee kolommen, en had subniveau’s a. (1) (a) (i) i. waarbij sommige leden via een appendix werden aangepast. Elk niveau was netjes ingesprongen maar door het gebruik van kolommen was het artikel nog steeds onleesbaar, zelfs zonder die aanpassingen. Ik heb het artikel in een Worddocument moeten zetten om hem te kunnen lezen.
Ik vind die B1/B2-versie niet makkelijker te begrijpen. Eerder moeilijker. Want door de vele losse zinnen moet je gaan nadenken over wat bij wat hoort, en waar verwijswoorden nou eigenlijk precies naar verwijzen.
Nee, Nee, Nee, dat moeten we niet willen.
Ja maar edelachtbare, ik was helemaal niet van plan het goed te houden; ik wilde het meteen verkopen op marktplaats.
Jawel, dat willen we wel, en dat laatste is dan volgens mij (maar ik ben op dit forum niet de advocaat) ook gewoon strafbaar, dat is namelijk heling. Zonder die voorbehouden krijg je allemaal rare situaties, zoals dat een winkeleigenaar die fietsen die in de weg staan voor zijn leveranciersingang weghaalt en een stukje verder netjes neerzet ineens diefstal zou plegen wegens het “wegnemen” van de fiets.
Wat is het verschil tussen “met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen” en “Hij moet dan wel het goed willen houden”? Beiden komen voor mij exact op hetzelfde neer.
Omdat verkopen na toeëigenen niet rijmt met ‘goed houden’ (verkopen != houden)?
Ik zie het niet. Houden als in “niet van plan terug te geven”, zie mijn voorbeeld met de fiets. Er staat nergens “voor langere tijd houden”, of “met de intentie het goed minimaal X dagen te houden”. Sterker nog, als dat wel van belang was dan zou je kunnen zeggen “Ja maar ik wil het niet houden, over 10 jaar breng ik het terug”. Het stelen met als oogmerk het te verkopen op marktplaats is dan gewoon diefstal (je eigent het jezelf toe), en omdat je het dan “hebt” ben je daarna pas in staat het te verkopen (wat dan weer heling is). Je kan niet iets wat je niet hebt verkopen zonder het eerst te stelen (in deze context natuurlijk).
Als iemand een reep chocolade steelt bij een supermarkt en die buiten gelijk weggeeft aan een kind, dan is het toch ook nog steeds gewoon winkeldiefstal?
Er is eens een poging gedaan met: “Wie Nederlander is, staat in de wet”, maar het feit, dat niet alle inwoners van Nederland met de genoemde nationaliteit in de wet genoemd staan, heeft de overheid toch weer doen kiezen voor de omslachtigere formulering.
This is why we can’t have nice things.
“Hij moet dan wel het goed willen houden.”
Rechter, ik wilde het teruggeven, maar de wet stelt, dat ik het goed moet houden.
Ik als niet-jurist volg een cursus waarbij ik wetsteksten voorgeschoteld krijg. Wanneer je niet zelf uiterst geïnteresseerd bent in iets, moet je je er al toe zetten om het nou maar achter de rug te krijgen. Dan helpen zulke formuleringen bepaald niet uiteraard. Het B2 verhaal krijgt iets kinderlijks, daar moet toch ook een tussenweg voor mogelijk zijn. Om iets scherp, kort maar krachtig en 100% accuraat te formuleren. Iets meer wiskundig dan talig of iets..