Googles gebruik van de Java API packages is geen fair use, las ik bij ITenRecht. Dit is de vierde stap in hoger beroep van de Google/Oracle rechtszaak over auteursrecht op de Java API die al enige jaren loopt. In eerste instantie bleek de API niet beschermd, in hoger beroep wel, toen bleek Googles gebruik een fair use en nu dus weer niet. Waar staan we nu met deze zaak?
De centrale kwestie is of Google de API van de taal Java van een eigen implementatie mag voorzien, om zo Java-compatibel te worden zonder een licentie van Oracle nodig te hebben. Dat kan alleen als op de API zelf geen auteursrecht rust, of als het gebruik van Google onder de Amerikaanse noemer van “fair use” gerechtvaardigd is.
In de eerste serie rechtszaken ging het om de vraag of er of de API auteursrecht rust. Een API is op zich een set creatieve keuzes (welke functie doet wat, hoe heet hij en welke variabelen zijn relevant), maar er zit ook een sterke technische component in. Daarom bepaalde de rechtbank in eerste instantie dat er geen sprake was van (Amerikaans) auteursrecht. In hoger beroep werd dat teruggedraaid, omdat weliswaar de functies zelf technische dingen doen, maar de keuze voor wélke functies en hoe dat te organiseren voldoende creatief te noemen is.
Heb je auteursrecht op een API, dan mogen anderen die dus niet gebruiken zonder een licentie. Echter, in Amerika geldt de algemene uitzondering van “fair use”: alle zeg maar legitieme, normale vormen van gebruik zijn legaal. Daarbij wordt een vierstappentoets langsgelopen waarbij zaken als de hoeveelheid overgenomen werk, de mate van aanpassing/transformatie en de aard van het werk meegewogen worden. Met deze open norm is in principe alles als “fair” aan te merken als je maar hard genoeg je best doet, maar er zit ook het nadeel aan dat je het nooit zeker weet tot de rechtbank er wat van gevonden heeft.
In het vervolg van de zaak beriep Google zich natuurlijk op fair use. Kern van het argument is dat als iemand een API maakt, het de bedoeling is dat mensen moeten weten wat deze kan. Daar een applicatie op schrijven is dan gewoon legitiem, normaal, zeker als je het argument interoperabiliteit meeweegt. Daar staat tegenover, aldus Oracle, dat Google met deze gratis weggegeven herimplementatie de hele markt voor de betaalde Java-licentie ondermijnde en vanwege de gigantische marktmacht van Google zou dat een enorme impact hebben op Oracle.
De rechtbank (en de jury) gaf Google gelijk, maar Oracle ging in hoger beroep. En nu wordt het even complex, want in de VS geldt een strikte scheiding tussen wat juries mogen zeggen en wat het primaat van de rechter is. De jury beslist wat de feiten zijn, de rechter past het recht toe. En bij fair use is dat ingewikkeld, omdat je daarbij feiten juridisch kwalificeert. Het Hof in hoger beroep moet dan ook de feiten en de juridische analyse uit elkaar trekken en vooral op die laatste gaan schieten.
Uiteindelijk weegt dan de vierde factor – het effect op de markt voor het origineel – het sterkste: Googles herimplementatie geeft een grote impact op de betaalde licentiemarkt voor Java (zelfs als je de open implementatie van Oracle zelf erbij betrekt), en daarmee blokkeert men eigenlijk de mogelijkheden voor Oracle compleet om geld te verdienen met haar werk. En iets waarmee de rechthebbende volledig met lege handen komt te staan, kan niet fair use zijn.
In Europa ligt het compleet anders. In de SAS-zaak werd bepaald dat de functionaliteit, de programmeertaal en de bijbehorende bestandsformaten geen deel van de beschermde code zijn, maar meer achterliggende ideeën of uitgangspunten waarmee je die code maakt. Zoals het Hof het formuleerde:
… neither the functionality of a computer program nor the programming language and the format of data files used in a computer program in order to exploit certain of its functions constitute a form of expression of that program and, as such, are not protected by copyright in computer programs for the purposes of that directive.
Hiermee zou een API dus wél vrij bruikbaar zijn omdat het dan enkel gaat om de functionaliteit die in de API ligt. Het ging in de SAS-zaak om het gebruik van een programmeertaal waarop auteursrecht werd geclaimd. Het schrijven in die taal zou dan inbreuk opleveren, omdat een programma in die taal immers de beschermde functionaliteit aanroept. En dát wijst het Hof van Justitie af. Dit lijkt mij 1-op-1 door te trekken naar API’s van een programma. Immers wat is het verschil tussen een instructie in een taal en een aanroep van een API?
Arnoud