Een lezer vroeg me:
Onlangs vond ik de zogehten Do no evil-licentie. De JSON licentie zegt “The Software shall be used for Good, not Evil”. Is zoiets juridisch afdwingbaar, of wat zou de rechter hiermee doen?
De licentie voor JSON (een protocol voor data-uitwisseling in Javascript) is voor 94,9% gelijk aan de bekende simpele MIT licentie: je mag alles met de software doen wat je wilt, zolang je mij maar niet aansprakelijk houdt (en mijn naam niet weghaalt). Daar is weinig mis mee. Opensourcelicenties zijn legaal.
De unieke toevoeging dat je de software niet ten Kwade gebruikt is wel uniek. De toevoeging is politiek geïnspireerd (op George Bush’ “war on evildoers”) maar het staat in een juridisch document, dus zou het ook een juridische betekenis hebben?
De term “Kwaad” is niet echt een vakterm of algemeen bekende term (althans, de definitie). Onduidelijk dus. Bij standaardclausules (algemene voorwaarden) geldt de regel dat onduidelijke formuleringen tegen de opsteller worden gebruikt (bij ons art. 6:238 lid 2 BW). Daarnaast hebben we nog twee noodgrepen: een beding mag niet tegen de openbare orde of goede zeden zijn (art. 3:40 BW), en een beding is niet van toepassing “voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn” (art. 6:248 BW). Die laatste komt bij algemene voorwaarden neer op “niet onredelijk bezwarend zijn” (art. 6:233 BW).
Mijn eerste gedachte naar een juridisch argument is: deze term is zo overduidelijk gekozen als politiek statement en is zó vaag en archaïsch dat niemand die serieus hoeft te nemen als juridische voorwaarde. Dat is eigenlijk nóg fundamenteler: deze zin is niet bedoeld als een juridische clausule, dus hoeft hij ook niet zo opgevat te worden. Misschien was hij wel bedoeld als juridische clausule, maar hij heeft de schijn zodanig tegen dat anderen dat niet hoeven te verwachten. De zin is dus geen clausule en je hebt er niets mee te maken.
Als je zegt, het stáát er als juridisch argument en in een licentie ook nog, dus dat moet je gewoon zien als een clausule, dan kom ik uit bij die onaanvaardbaarheid: het is onaanvaardbaar dat mensen zich in bochten moeten wringen om een politiek statement van de auteur juridisch te duiden. Daarom kan en mag hij zich niet op het beding beroepen. Of nog iets sterker: het beding is religieus geïnspireerd en het is tegen de openbare orde of goede zeden om mensen te dwingen jouw religieuze opvattingen te volgen.
Vind je dat allemaal niks, dan zit je eraan vast en kom je uit bij hoe je het beding moet uitleggen. Dan krijg je dus de vraag, wat is het Kwaad. Daar kom je niet uit volgens mij. Dan gaan we de uitleg tegen de opsteller doen: de term is lastig uit te leggen dus valt er niets onder, het verbod is inhoudsloos.
Gaat dat je te ver, dan moet je ergens een grens trekken bij welke handelingen je het Kwaad vindt. Het gaat me te ver om dat te doen bij alle zaken die tegen de wet zijn, want niet alle wettelijke verboden zijn ingegeven door morele opvattingen. Maar welke dingen vinden we dan verwerpelijk? Alle ernstige misdrijven, zeg waar meer dan vier jaar cel op staat? Alleen die waarbij uit een peiling blijkt dat men ze afschuwelijk vindt? Of moet je dan juist kijken naar de moraliteit zonder de wet? Legale maar zeer verwerpelijke zaken, kunnen we die als het Kwaad zien in een contract?
Arnoud