Dankzij mijn lawyerbot weten we nu eindelijk hoe de eerste geheimhoudingsovereenkomst eruit zag

Zoals u weet, lanceerde ik in 2017 lawyerbot NDA Lynn: een online dienst die geheimhoudingscontracten oftewel NDA’s screent en direct advies geeft. De dienst is populair, ondertussen heb ik meer dan 14.000 NDA’s verzameld en ze blijven maar binnenkomen. Je ziet enorme variatie in zo ongeveer elke clausule. Sommige NDA’s zijn één kantje, andere veertien. Lijstjes en clausules worden ook steeds langer, lijkt het wel. Dus toen kreeg ik de gedachte: hier moet ik eens een statistische analyse op loslaten en zien of ik terug kan vinden wat de eerste geheimhoudingsovereenkomst moet zijn geweest. En dat is me gelukt.

Dankzij digitale historische taalkunde is het mogelijk om op basis van tekstfragmenten een serie teksten te herleiden tot “het origineel”. Ik gebruik aanhalingstekens want zeker weten doe je dat natuurlijk nooit, maar als we uitgaan van de aanname dat juristen andermans werk copypasten en daar dan dingen aan toevoegen – dus niet weghalen, want waarom zou je iets weghalen – dan kun je van clausules de steeds langere versies als ‘jonger’ beschouwen. Maar daar staat tegenover dat ook oude advocaten breedsprakig konden zijn. Je moet dus op meer zaken letten.

Een voorbeeld: een praktijk die we de laatste tien à twintig jaar zien, is dat men werkt met afkortingen. Die herken je aan hun hoofdletters. Bijvoorbeeld:

“Confidential Information” means information disclosed by the discloser or its subsidiaries to the receiver in relation to the Purpose, which is identified as confidential, or which can reasonably be considered confidential due to its nature, or the circumstances surrounding disclosure.
Tevens zijn er duidelijke scheidslijnen op basis van andere toevoegingen te trekken, zoals dat op zeker moment exportwetgeving ineens “een ding” wordt, er Supreme Court arresten komen over “entire agreement” clausules en dat NDA’s op zeker moment vaker over elektronische kopieën gaan spreken. Door naar dat soort zaken te zoeken, kun je grofweg NDA’s van een datum voorzien. Als beginjaartal houd ik daarbij 1979 aan, omdat dat het jaar was dat de eerste ‘echte’ wetgeving omtrent trade secrets van kracht werd.

Vervolgens volg ik de technologie van Gerhard Jäger, die deze truc uithaalt bij Romaanse talen:

Computational approaches to historical linguistics have been proposed since half a century. Within the last decade, this line of research has received a major boost, owing both to the transfer of ideas and software from computational biology and to the release of several large electronic data resources suitable for systematic comparative work. In this article, some of the central research topic of this new wave of computational historical linguistics are introduced and discussed. These are automatic assessment of genetic relatedness, automatic cognate detection, phylogenetic inference and ancestral state reconstruction. They will be demonstrated by means of a case study of automatically reconstructing a Proto-Romance word list from lexical data of 50 modern Romance languages and dialects.
De details zal ik u besparen, maar het komt neer op vele avonden stampwerk van mijn computer, die lange en korte versies van formuleringen vergelijkt, een hoop geblader in juridische wikipedia’s en lang gepeuter in halve clausules om te zien welke versie waar van afgeleid is. Maar het is me gelukt, en u mag hieronder klikken voor het resultaat: (Het echte nieuws is trouwens dat er kennelijk 14.000 keer een bedrijfsjurist of advocaat was die dacht, een NDA dat kan ik beter. Het is erger dan Javascript frameworks.)

Arnoud

 

“Overnemen van nieuws mag niet, ook niet een paar regeltjes”

ineens-krant-niet-meer-van-mijAuteursrechtminnende advocaten: dit is dus waarom mensen een steeds grotere hekel aan dat uitsluitend recht van de maker krijgen. Gisteren in de Volkskrant een stukje van Walther Ploos van Amstel die een “stevig schikkingsvoorstel” kreeg van een jurist, tussen de regels doorlezend van Auxen (voorheen Cozzmoss). Ploos van Amstel gebruikte op zijn blog artikelen uit de VolkskrantTrouw (excuses), en tsja dat mag niet hè meneertje. Volgens de brief “ook niet een paar regeltjes met een verwijzing”. En nee, dat klopt natuurlijk niet want dat is vrijwel altijd juist wél legaal als citaat.

Natuurlijk, complete artikelen overnemen op je blog mag niet. Maar bij de meeste mensen is dat gevoelsmatig hetzelfde als ’s nachts door rood rijden, en niet hetzelfde als een worst meepikken uit de Hema. Wie wordt aangesproken op dat ’s nachts door rood rijden, zal dan ook eerder verontwaardigd reageren dan meteen inzien dat hij fout is geweest en nu moet betalen. Precies wat hier nu gebeurt.

Daar komt bij dat ik niet echt het gevoel krijg dat rechthebbenden, althans hun advocaten en ingehuurde claimbriefstuurders, de noodzaak gevoelen mee te denken met waarom iemand toch meent auteursrechten te moeten gaan schenden. Het gebeurt, dat mag niet, dús sturen we een claim gebaseerd op 300% van 35 cent per woord, dreigen met 8000 euro proceskostenvergoeding en eisen betaling binnen drie werkdagen. En wie dat niet bevalt is eigenlijk gewoon ook een dief.

Waar die opmerking over “een paar regeltjes” vandaan komt weet ik niet. Als er daadwerkelijk een advocaat is losgelaten zou je verwachten dat die de wet kent én toepast in zijn brief, dus zou uitleggen waarom wat Ploos van Amstel zou willen geen citeren is. Maar ik ken genoeg advocaten die redeneren “citeren is een verweer, het is niet in het belang van mijn cliënt om alvast verweren aan te dragen dus dat mag ‘ie zelf bij de rechter bedenken.” Grmbl.

Ik word steeds cynischer van dat hele auteursrechtgehandhaaf. Een genuanceerde discussie verzandt te allen tijde binnen vijf minuten in “jullie zijn dieven” versus “jullie zijn dinosaurussen” en hoewel er altijd lovend over nieuwe businessmodellen en oplossingen wordt gesproken, komt daar in de praktijk bar weinig van terecht. Dus ja, laten we vooral zo doorgaan, dan kan het écht ontploffen en dan moeten we wel wat nieuws.

Arnoud

De schade bij een online auteursrechtinbreuk

groep-claim-geld.jpgHoe groot is de schade bij online auteursrechtinbreuk? Die vraag houdt me al een hele tijd bezig, vooral omdat ik me gigantisch erger aan de scrabbleclaims van menig rechthebbende: drie keer het normale tarief, plus uit de duim gezogen administratiekosten én een voorschot op de proceskosten. Met BTW er overheen ook nog, gewoon omdat het kan. De rechtspraak is nogal wisselend, vooral omdat alles op kantonrechtersniveau blijft steken. Maar nu is er dan toch een duidelijke uitspraak in hoger beroep.

Deze zaak was een Cozzmoss-claim: Cozzmoss, tegenwoordig Auxen, treedt op namens kranten tegen overnames online en claimt dan een grote schadevergoeding, plus allerlei kosten. En ja, dat mag. Auteursrechtschending is voor de wet niet anders dan iemands auto bekrassen: je moet de schade vergoeden. Je hoeft niet eerst te waarschuwen als rechthebbende, en géén kans te geven om het eerst te verwijderen – je mag meteen een claim indienen voor je schade. (Dat van weghalen komt uit het notice/takedownregime voor tussenpersonen.)

De grote vraag is dan: Wat is precies die schade? Daar zijn allerlei theorieën over uitgeprobeerd in de rechtspraak. Bij die autokras kun je nog wel een paar offertes van overspuitbedrijven opvragen en als richtprijs gebruiken, maar bij auteursrechten kan dat niet. Soort-van uitgekristalliseerd is het principe dat de normale licentievergoeding leidend is: vraag je normaal 300 euro voor overname, en neemt iemand het nu zonder te vragen over, dan is je schade dus 300 euro.

Dit voelt voor rechthebbenden onrechtvaardig: zo kun je immers makkelijk gewoon overnemen, en achteraf sorry zeggen en betalen wat je eigenlijk vooraf had moeten betalen. Vandaar de push om méér te claimen dan enkel die vergoeding. Soms met creatieve theorieën over uitgeholde exclusiviteit, soms gebaseerd op ontbrekende naamsvermelding (want dat is net zo duur als het hele artikel, ahem) en soms gewoon botweg met de motivatie dat inbreukmakers afgeschrikt moeten worden.

Dat laatste kan écht niet: afschrikken is een principe van het strafrecht, niet van het civiele recht. De autobekraste persoon mag ook niet drie keer die offerte als schade vorderen om de andere buurjongens af te schrikken. Hij krijgt zijn auto overgespoten en de wijkagent moet die jongens afschrikken. Alleen, strafrechtelijke handhaving is in het auteursrecht vrijwel volstrekt afwezig. Hoewel formeel de opzettelijke schending van het auteursrecht een misdrijf is, komt het Openbaar Ministerie pas in actie bij een zéér grootschalige inbreuk die de volksgezondheid bedreigt of banden lijkt te hebben met georganiseerde misdaad. En het overnemen van een artikel of foto is dat volstrekt niet.

In dit arrest gaat het Hof uit van het juiste standpunt: de licentievergoeding die verschuldigd zou zijn geweest indien de auteursrechthebbende toestemming zou hebben verleend voor de inbreukmakende handeling. Ook meegenomen mogen worden de kosten voor opsporing en onderzoek, dat staat immers apart in de wet als schadepost.

De grote vraag is dan, hoe veel is die verschuldigde licentievergoeding. Cozzmoss had in deze zaak € 0,47 per woord naar voren geschoven, wat mij nogal veel lijkt maar dat volgens het arrest “niet (voldoende) gemotiveerd betwist” is en dus wáár is. Even googelen geeft me een NVJ-onderzoek uit 2012 waarin 40 cent als gemiddeld wordt gepresenteerd, met als laagste prijs 11 cent. Let wel: voor een freelancer om het werk te máken. Ik geloof er geen bal van dat het overnemen van zo’n artikel dan duurder moet zijn dan dat. En ja, je mag als inbreukmaker eisen dat die 47 cent dan wordt onderbouwd met facturen etc om te bewijzen dat dit werkelijk gekrégen wordt. Een tarief op je website zetten is niet genoeg.

Het Hof gooit er nog een opslag van 0,25% als schade bovenop. Die is gebaseerd op het idee van “verlies aan misgelopen inkomsten van potentiële abonnees”, wat overeenkomt met de door Cozzmoss gestelde ‘uitgeholde exclusiviteit’. Kennelijk is het idee dat als de inbreukmaker het artikel zou hebben gekocht, die potentiële abonnees het óók zouden hebben gekocht. Maar waar dan die kwart vandaan komt?

Uiteindelijk komt het Hof dan op dik negenduizend euro aan schade. En daar komt dan nog eens proceskosten bij: € 8.355,47 voor de eerste aanleg en € 7.026,50 voor het hoger beroep. Goedemiddag. Maar dat klopt wel, juridisch – dat staat in de wet, dat je de werkelijke proceskosten vergoed krijgt. En als je zegt, er moet een afschrikmiddel zijn tegen dit soort inbreuken dan vind ik het zuiverder om dat via de proceskosten te doen dan via zelfverzonnen opslagen.

Update (24 juli) eerste vonnis waarin de 25% terugkomt, hoewel zonder expliciete verwijzing naar dit arrest. Eis: €2000, toegewezen €513 plus een dikke 1600 euro proceskosten.

Arnoud