Gastpost: Netneutraliteit en de Mediawet

Deze en volgende week ben ik met vakantie. Daarom vandaag een gastpost van Michel Arts over een interessant probleem rond netneutraliteit: de Mediawet heeft daar ook nog wat over te zeggen.

Een veel gehoord misverstand is dat de Mediawet 2008 niet van toepassing is op omroepdiensten die via internet worden aangeboden. Dat is echter een misverstand. Een kabeltelevisienetwerk heet in de Mediawet 2008 een omroepnetwerk en is gedefinieerd als

openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel h, van de Telecommunicatiewet, dat wordt gebruikt of mede wordt gebruikt om, hoofdzakelijk met gebruik van kabels, programma’s te verspreiden
Het internet valt dus ook onder die definitie als via internet live-streams verspreid worden (het begrip programma heeft alleen betrekking op live-uitzendingen). Nog expliciter staat het in artikel 6 van de bijlage bij de Mediaregeling 2008. In dat artikel wordt gesproken over toezichtskosten (dat zijn de jaarlijkse kosten die een commerciële omroep moet betalen aan het Commissariaat voor de Media) voor omroepdiensten die uitsluitend via het open internet verspreid worden. Dus ook voor een internetradiostation moet je toestemming hebben van het Commissariaat voor de Media. Ik heb echter de indruk dat het Commissariaat niet actief optreedt tegen internetradiostations die deze toestemming niet hebben.

Wat heeft het bovenstaande nu met netneutraliteit te maken? Volgens artikel 6.10 van de Mediawet 2008 mag de aanbieder van een omroepnetwerk (of omroepzender) geen programma’s verspreiden waarvoor degene die de programma’s verzorgt geen toestemming heeft op grond van de Mediawet 2008 of vergelijkbare buitenlandse regelgeving (voor zover die toestemming vereisen). Hiervoor is al aangegeven dat het internet een omroepnetwerk is als via internet programma’s worden verspreid. Op grond van artikel 6.10 is een internetprovider dus verplicht om omroepdiensten waarvoor geen toestemming is verleend te blokkeren. Dit is duidelijk in strijd met het beginsel van netneutraliteit (formeel niet omdat artikel 7.4a, lid 1, onderdeel d van de Telecommunicatiewet een uitzondering maakt op de netneutraliteit als dat noodzakelijk is ter uitvoering van een wettelijk voorschrift).

Het is duidelijk dat artikel 6.10 van de Mediawet 2008 geschreven is voor de traditionele kabelbedrijven. Deze stellen een zenderpakket samen en verspreiden dat via hun eigen netwerk. Dit zijn echter twee verschillende functies die door verschillende bedrijven uitgevoerd kunnen worden. Een voorbeeld was het, inmiddels failliete, Eindhovense bedrijf Iphion dat zenderpakketten aanbood die via het glasvezelnetwerk van OnsNetEindhoven verspreid werden. Volgens het beginsel van netneutraliteit zouden verplichtingen op grond van de Mediawet 2008 zich uitsluitend moeten richten tot de aanbieders van zenderpakketten en omroepdiensten maar niet tot de aanbieders van de fysieke infrastructuur.

De Tweede Kamer heeft zojuist de behandeling van een wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 afgerond (Kamerstukken 33426). Dat voorstel heeft betrekking op de regels voor de verspreiding van radio- en televisieprogramma’s. Een van de onderdelen is de introductie van het begrip pakketaanbieder waarmee de aanbieders van zenderpakketten aangeduid worden. Het kabinet en de de Tweede Kamer laten echter een kans liggen om het beginsel van netneutraliteit ook in de Mediawet 2008 vast te leggen. Artikel 6.10 blijft zich volgens dit wetsvoorstel richten tot de aanbieders van omroepnetwerken (en omroepzenders). Dus tot de aanbieders van de fysieke infrastructuur. De werking van het artikel wordt wel uitgebreid naar pakketaanbieders.

Hoe moet het dan wel? De Telecommunicatiewet kent het begrip omroepnetwerk niet meer sinds 2004. De netwerken voor telecommunicatie en verspreiding van radio- en televisieprogramma’s worden sindsdien aangeduid als (openbare) electronische communicatienetwerken. Voor de dienst die bestaat uit de verspreiding van programma’s gebruikt de telecommunicatiewet het begrip programmadienst. De Mediawet 2008 zou dezelfde aanpak kunnen volgen: artikel 6.10 zou dan alleen nog maar van toepassing moeten zijn op aanbieders van programmadiensten. Internetproviders blijven dan buiten schot als zij niet degenen zijn die de programma’s aanbieden.

Tenslotte: wat mij betreft zou de Mediawet 2008, voor wat betreft radio-omroep, alleen nog maar moeten gelden voor publieke omroepen (landelijk, regionaal en lokaal) en commerciële omroepen die uitzenden in de ether via omroepfrequenties.

Michel Arts heeft elektrotechniek gestudeerd aan de Technische Universiteit Eindhoven en is antenneontwerper bij ASTRON. Naast techniek gaat zijn persoonlijke belangstelling uit naar (de geschiedenis van) auteursrecht, mediarecht en telecommunicatierecht.