Gastpost: Netneutraliteit en de Mediawet, het vervolg

Deze week ben ik met vakantie. Daarom vandaag wederom een gastpost van Michel Arts over een interessant probleem rond netneutraliteit: de Mediawet heeft daar ook nog wat over te zeggen. In dit vervolg gaat hij dieper in op de situatie rond omroepzenders.

Vorige week woensdag heb ik uitgelegd waarom de Mediawet 2008 niet netneutraal is. Ik heb het toen alleen gehad over de vraag of het internet als omroepnetwerk (kabeltelevisienetwerk) beschouwd moet worden en welke consequenties dit heeft voor de netneutraliteit. Bij omroepzenders heb je hetzelfde probleem. Is een zender van een 3G- of 4G-netwerk een omroepzender als via die zender omroepprogramma’s verspreid worden?

Een omroepzender wordt in artikel 1.1 van de Mediawet 2008 gedefinieerd als

radiozendapparaat als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel kk, van de Telecommunicatiewet dat wordt gebruikt of mede wordt gebruikt voor het verspreiden van programma’s
De gebruikte frequentie is dus niet van belang. Het gaat er alleen om of de zender gebruikt wordt voor de verspreiding van programma’s. Dat zou betekenen dat zendmasten voor 3G- en 4G-netwerken ook omroepzenders zijn: via mobiel internet worden immers ook radio- en televisieprogramma’s verspreid. Artikel 6.10 van de Mediawet 2008 is ook van toepassing op de aanbieder van een omroepzender. Als een zender de status van omroepzender heeft moet de aanbieder van die zender dus omroepdiensten waarvoor geen toestemming is verleend, blokkeren. Dat is in strijd is met het beginsel van netneutraliteit als de aanbieder van die zender geen zeggenschap heeft over de inhoud die verspreid wordt.

Maar wordt de soep wel ze heet gegeten als hij wordt opgediend? Als je naar de ontwikkeling van kerkradio kijkt, blijkt dat dat niet het geval is. Kerkradio is het uitzenden van kerkdiensten via een zender naar ontvangers bij gelovigen thuis. Zij kunnen de kerkdienst dan thuis volgen. Lange tijd had Nederland slechts twee kerkzenders, namelijk die van de Geformeerde Kerk in Bloemendaal (al sinds 1924) en die van de Gereformeerde Kerk in Apeldoorn. De kerkzender van Bloemendaal zendt uit via de middengolf en die van Apeldoorn via de FM-band. De wetgever beschouwde deze zenders als een vorm van radio-omroep. De oude mediawet regelde deze zenders in artikel 161. Dat artikel stond het aan beide kerkelijke gemeenten toe om een radioprogramma te verzorgen dat bestaat uit een weergave van kerkdiensten. In de Mediawet 2008 komt een dergelijk artikel niet meer voor. Tegenwoordig zenden deze zenders uit als evenementenzender op basis van artikel 6.9 van de Mediawet 2008 (Handelingen Tweede Kamer 26 juni 2008, p. 7212).

Sinds 2005 bestaat er ook een andere vorm van kerkradio. Die is destijds ingevoerd als alternatief voor kerktelefonie via telefoonlijnen, de kabel of internet. Daarbij worden kerkdiensten niet uitgezonden via de middengolf of de FM-band maar via de 150MHz-band die vroeger gebruikt werd voor het eerste autotelefoonnetwerk (ATF1). Volgens Agentschap Telecom is dit geen vorm van omroep die onder de Mediawet 2008 valt. Op zijn website schrijft Agentschap Telecom namelijk:

Uitzendingen als bedoeld in de Mediawet, zoals bijvoorbeeld omroepprogramma’s, muziekprogramma’s, berichten van derden en reclame zijn niet toegestaan.
Ook rangschikt Agentschap Telecom op zijn website kerkradio onder de noemer Mobiele communicatie en niet onder Media en omroepen. Overigens spreekt het agentschap niet over kerkradio maar over kerktelefonie.

Het lijkt er dus op dat het onderscheid tussen kerkradio via de middengolf en FM-band enerzijds en kerkradio via de 150MHz-band anderzijds, gemaakt wordt op basis van de gebruikte frequentie. Maar zoals ik hierboven al aangegeven heb is dat voor de Mediawet 2008 helemaal geen criterium. Ook het feit dat de uitzendingen via de 150MHz-band slechts voor een beperkt publiek bestemd zijn kan geen reden zijn om deze uitzendingen anders te beschouwen dan die via de middengolf en FM-band. In de definitie van omroepdienst in artikel 1.1 wordt namelijk ook gerefereerd naar ontvangst door een deel van van het algemene publiek.

3G- en 4G-netwerken maken geen gebruik van omroepfrequenties zoals de middengolf en de FM-band. Naar analogie van de kerkzenders in de 150MHz-band moeten de zenders van 3G- en 4G-netwerken dus ook niet beschouwd worden als omroepzenders. Maar dat volgt dus niet duidelijk uit de Mediawet 2008.

Hoe kan de Mediawet 2008 op dit punt verbeterd worden? De definitie van omroepzender zou uitgebreid kunnen worden tot

radiozendapparaat als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel kk, van de Telecommunicatiewet dat wordt gebruikt of mede wordt gebruikt voor het verspreiden van programma’s en waarbij gebruik wordt gemaakt van frequentieruimte waaraan in het frequentieplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Telecommunicatiewet omroep als hoofdcategorie van gebruik is toegewezen
De betekenis van het begrip omroepzender wordt dan beperkt tot zenders die uitzenden op frequenties die speciaal voor omroepdiensten bestemd zijn. Het Nationaal Frequentieplan 2005 wijst de middengolf, de FM-band en de frequenties die voor DVB-T en DAB gebruikt worden aan als frequentieruimte met omroep als hoofdbestemming. Hetzelfde geldt voor de (in Nederland niet meer gebruikte) omroepbanden op de lange- en kortegolf. De frequenties die voor 3G- en 4G-netwerken gebruikt worden en de frequentieruimte in de 150MHz-band voor kerkradio hebben geen omroep als hoofdbestemming. Volgens de door mij voorgestelde definitie van omroepzender zijn de zenders die daarvoor gebruikt worden dus geen omroepzender.

Michel Arts heeft elektrotechniek gestudeerd aan de Technische Universiteit Eindhoven en is antenneontwerper bij ASTRON. Naast techniek gaat zijn persoonlijke belangstelling uit naar (de geschiedenis van) auteursrecht, mediarecht en telecommunicatierecht.

Gastpost: Netneutraliteit en de Mediawet

Deze en volgende week ben ik met vakantie. Daarom vandaag een gastpost van Michel Arts over een interessant probleem rond netneutraliteit: de Mediawet heeft daar ook nog wat over te zeggen.

Een veel gehoord misverstand is dat de Mediawet 2008 niet van toepassing is op omroepdiensten die via internet worden aangeboden. Dat is echter een misverstand. Een kabeltelevisienetwerk heet in de Mediawet 2008 een omroepnetwerk en is gedefinieerd als

openbaar elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel h, van de Telecommunicatiewet, dat wordt gebruikt of mede wordt gebruikt om, hoofdzakelijk met gebruik van kabels, programma’s te verspreiden
Het internet valt dus ook onder die definitie als via internet live-streams verspreid worden (het begrip programma heeft alleen betrekking op live-uitzendingen). Nog expliciter staat het in artikel 6 van de bijlage bij de Mediaregeling 2008. In dat artikel wordt gesproken over toezichtskosten (dat zijn de jaarlijkse kosten die een commerciële omroep moet betalen aan het Commissariaat voor de Media) voor omroepdiensten die uitsluitend via het open internet verspreid worden. Dus ook voor een internetradiostation moet je toestemming hebben van het Commissariaat voor de Media. Ik heb echter de indruk dat het Commissariaat niet actief optreedt tegen internetradiostations die deze toestemming niet hebben.

Wat heeft het bovenstaande nu met netneutraliteit te maken? Volgens artikel 6.10 van de Mediawet 2008 mag de aanbieder van een omroepnetwerk (of omroepzender) geen programma’s verspreiden waarvoor degene die de programma’s verzorgt geen toestemming heeft op grond van de Mediawet 2008 of vergelijkbare buitenlandse regelgeving (voor zover die toestemming vereisen). Hiervoor is al aangegeven dat het internet een omroepnetwerk is als via internet programma’s worden verspreid. Op grond van artikel 6.10 is een internetprovider dus verplicht om omroepdiensten waarvoor geen toestemming is verleend te blokkeren. Dit is duidelijk in strijd met het beginsel van netneutraliteit (formeel niet omdat artikel 7.4a, lid 1, onderdeel d van de Telecommunicatiewet een uitzondering maakt op de netneutraliteit als dat noodzakelijk is ter uitvoering van een wettelijk voorschrift).

Het is duidelijk dat artikel 6.10 van de Mediawet 2008 geschreven is voor de traditionele kabelbedrijven. Deze stellen een zenderpakket samen en verspreiden dat via hun eigen netwerk. Dit zijn echter twee verschillende functies die door verschillende bedrijven uitgevoerd kunnen worden. Een voorbeeld was het, inmiddels failliete, Eindhovense bedrijf Iphion dat zenderpakketten aanbood die via het glasvezelnetwerk van OnsNetEindhoven verspreid werden. Volgens het beginsel van netneutraliteit zouden verplichtingen op grond van de Mediawet 2008 zich uitsluitend moeten richten tot de aanbieders van zenderpakketten en omroepdiensten maar niet tot de aanbieders van de fysieke infrastructuur.

De Tweede Kamer heeft zojuist de behandeling van een wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 afgerond (Kamerstukken 33426). Dat voorstel heeft betrekking op de regels voor de verspreiding van radio- en televisieprogramma’s. Een van de onderdelen is de introductie van het begrip pakketaanbieder waarmee de aanbieders van zenderpakketten aangeduid worden. Het kabinet en de de Tweede Kamer laten echter een kans liggen om het beginsel van netneutraliteit ook in de Mediawet 2008 vast te leggen. Artikel 6.10 blijft zich volgens dit wetsvoorstel richten tot de aanbieders van omroepnetwerken (en omroepzenders). Dus tot de aanbieders van de fysieke infrastructuur. De werking van het artikel wordt wel uitgebreid naar pakketaanbieders.

Hoe moet het dan wel? De Telecommunicatiewet kent het begrip omroepnetwerk niet meer sinds 2004. De netwerken voor telecommunicatie en verspreiding van radio- en televisieprogramma’s worden sindsdien aangeduid als (openbare) electronische communicatienetwerken. Voor de dienst die bestaat uit de verspreiding van programma’s gebruikt de telecommunicatiewet het begrip programmadienst. De Mediawet 2008 zou dezelfde aanpak kunnen volgen: artikel 6.10 zou dan alleen nog maar van toepassing moeten zijn op aanbieders van programmadiensten. Internetproviders blijven dan buiten schot als zij niet degenen zijn die de programma’s aanbieden.

Tenslotte: wat mij betreft zou de Mediawet 2008, voor wat betreft radio-omroep, alleen nog maar moeten gelden voor publieke omroepen (landelijk, regionaal en lokaal) en commerciële omroepen die uitzenden in de ether via omroepfrequenties.

Michel Arts heeft elektrotechniek gestudeerd aan de Technische Universiteit Eindhoven en is antenneontwerper bij ASTRON. Naast techniek gaat zijn persoonlijke belangstelling uit naar (de geschiedenis van) auteursrecht, mediarecht en telecommunicatierecht.