De Bits of Freedom web-in voor jouw freedom.nl

Bits of Freedom heeft haar jaarlijkse donatie-actie. Hou je van internetrecht en dan met name je burgerrechten, dan wil ik je vragen om je vandaag nog als donateur aan te melden! Iedereen die vandaag meer dan 50 euro doneert, en dat hier meldt, krijgt van mij een gratis exemplaar van editie 2017 van De Wet Op Internet.

Een jonglerende tech-CEO, de Internet-of-CyberTechnoHashtagpubquiz, de geschiedenis van digitaal activisme uit eerste hand, privacy in Hollywood en de toekomst van het internet of things. Dit en meer komt 9 juni aan bod tijdens de livestream over internetvrijheid. We beginnen om 8 uur ‘s ochtends en komen twaalf uur lang het bed niet uit, zeker niet voordat er 500 nieuwe donateurs zijn voor Bits of Freedom. Die krijgen daar meekijkvrije e-mailaccounts van @freedom.nl voor terug.

Een web-in?

Geïnspireerd door de Bed-in for Peace van Yoko Ono en John Lennon? houden we een marathonsessie vanuit een hotelkamer in het Volkshotel met de boodschap dat internetvrijheid niet vanzelfsprekend is.

Dit wordt gepresenteerd door de even getalenteerde, maar minder langharige Christel van de Craats en Roel Maalderink. Zij ontvangen verschillende gasten en belichten telkens een andere kant van internetvrijheid: van praktische tips om jezelf te beschermen tot het vinden van balans in digitale tijden. Omdat het kan.

Waarom freedom.nl?

Omdat die domeinnaam lit is, en alleen al daarom wil jij er ook mee mailen. [jouw naam]@freedom.nl klinkt toch fantastisch? In samenwerking met Soverin kunnen wij vaste donateurs vanaf 10 euro per maand meekijkvrije mail aanbieden. Daarmee e-mail je zonder dat je mailprovider je profileert, en laat je zien dat ook jij geeft om internetvrijheid.

Waarom doen we dit?

Internetvrijheid is niet vanzelfsprekend: veel bedrijven en overheden offeren privacy van burgers op voor controle, om met nieuwe technologieën ons tot in extremen te profileren en in een hokje te plaatsen. Steeds vaker tasten ze onze vrijheid steeds verder aan. Het is belangrijk dat er dan een tegenstem is die opkomt voor het belang van de burgerBekijk hier de dossiers waar wij ons voor inzetten. Die tegenstem zijn wij. Wij komen op voor jouw internetvrijheid.

Dus voor die ene dag in het jaar richten wij de aandacht op onszelf. Want Bits of Freedom is onafhankelijk, maar om onafhankelijk te blijven zijn we afhankelijk van donateurs. Kijk op 9 juni live mee en help ons om die 500 nieuwe donateurs te vinden!

Gastbloggers gezocht, en onderwerpen voor mijn nieuwe boek!

boek-wetopinternet-arnoudengelfriet.jpgZoals elk jaar ga ik deze zomer er een paar weken tussenuit, en ik nodig dan ook hierbij graag mensen uit die een gastblog willen schrijven. Vrees niet, de tiradeweek blijft erin (suggesties welkom). Het onderwerp mag alles zijn zolang er maar een link met internetrecht is. Is het vergeetrecht dikke onzin, hoe beteugel je online trollen en is bitcoin een hype of juist een revolutie? Of: waarom bestaat internetrecht eigenlijk niet. Leef je uit – maar zonder voetnoten als het even kan.

Verder is mijn boek (De wet op internet) écht aan een update toe. De laatste editie is uit 2013 immers. En dan denk ik gelijk, een úpdate, kan ik niet beter een nieuw boek beginnen. Is dat version 2.0-syndroom of gewoon een goed plan, de focus in het internetrecht is immers een aardig eind verschoven. De hyperlinks- en filesharingruzies zijn wel zo ongeveer beslecht, online privacy wordt belangrijker en we zitten met een internet der dingen die zomaar uitgezet worden. Slimme contracten onderhandelen zichzelf en netneutraliteit blijft onder druk staan.

Welke onderwerpen zouden jullie willen lezen in een actueel boek over internetrecht?

Arnoud

Gastbloggers gezocht! (En onderwerpen voor een tirade)

Zoals elk jaar ga ik deze zomer er een paar weken tussenuit, en ik nodig dan ook hierbij graag mensen uit die een gastblog willen schrijven. Oh, en de tiradeweek komt er ook weer aan, dus wie onderwerpen heeft: graag!

Het onderwerp mag alles zijn zolang er maar een link met internetrecht is. Je eigen ervaringen als hoster met juridisch bijdehante klanten, je ergernis over onleesbare contracten of een filosofische beschouwing over digitalisering en het recht: leef je uit!

(Het hoeft geen juridisch essay te zijn, liever niet zelfs. Voetnoten worden afgeraden.)

Arnoud

Help Bits of Freedom vandaag voor jouw internetvrijheid op te komen!

bits-of-freedomVandaag een speciaal ingelaste gastpost van Bits of Freedom. Hou je van internetrecht, lolcats en/of burgerrechten dan wil ik je vragen om je vandaag nog als donateur aan te melden!

Zomaar een greep uit de nieuwsberichten van de afgelopen dagen: De Nederlandse regering houdt vast aan de bewaarplicht, gaat een voorstel doen voor een massale tap voor geheime diensten en onze mooie, Nederlandse netneutraliteit loopt gevaar in Europa. Onze handen jeuken. Ons lijstje met plannen groeit. Maar we komen simpelweg capaciteit te kort om alles ook daadwerkelijk uit te voeren. Daarom zetten we vandaag alles op alles om 256 nieuwe donateurs aan ons te binden. Help ook!

Steun Bits of Freedom nu!

Hoe kan ik helpen?

  • Nog geen donateur? Check bof.nl/doyourbit.
  • Al donateur? Overtuig één andere persoon om ook Bits of Freedom te steunen. Is er iemand in je omgeving die zich het afgelopen half jaar zorgen heeft gemaakt over diens internetvrijheid? Nu is het moment om diegene te wijzen op bof.nl/do-your-bit. Stuur een bericht via mail, Facebook, Twitter, WhatsApp, Telegram, Threema, Jabber, IRC of in een nieuwsgroep. Of op welke manier jij dan ook het prettigst vindt. En vraag om, net als jij, ook Bits of Freedom te steunen. Je kunt ook makkelijk verwijzen naar onze Waarom-pagina.

Meer doen? Bekijk op onze Help ook-pagina wat je nog meer kunt doen.

Namens het hele team, alvast bedankt!

Wat gaat Bits of Freedom doen?

Met 256 structurele donateurs erbij kunnen we een hoop goede dingen doen. Zo willen we: mensen nog beter helpen hun eigen gegevens te beveiligen, campagne voeren tegen de Nederlandse bewaarplicht, de privacyverordening verder verbeteren, het voorstel voor de overheidshack kraken en voorkomen dat inlichtingendiensten ongebreideld mogen tappen.

Wat heeft Bits of Freedom eerder voor me gedaan?

In de afgelopen jaren hebben we bewezen met succes te werk te gaan. Met een groep toegewijde vrijwilligers organiseren we regelmatig Privacy Cafés waarbij we mensen helpen hun eigen gegevens te beveiligen, we bieden succesvol weerstand tegen de lobbystorm rondom de privacyverordening, we verankerden netneutraliteit in de Nederlandse wet, we zetten internetvrijheid op de kaart tijdens verkiezingen en tot slot zetten we de grofste privacyschenders in de schijnwerpers met de Big Brother Awards (en reiken we een prijs uit aan privacyhelden).

Hoe kan ik de campagne volgen?

Vandaag blijven we regelmatige updates geven op ons liveblog. Je kunt de voortgang ook volgen op Twitter, @bitsoffreedom, en op onze Facebook-pagina. Want ook lolcats hebben een waakhond nodig!

Gastpost: Videogames na Usedsoft v. Oracle

pacman-spelletjes-gewelddadig.pngOmdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag wederom jurist Bas van der Geld over tweedehands verkoop van videogames versus het auteursrecht.

Als videogame liefhebber was ik na de uitspraak in Usedsoft v Oracle aangenaam verrast. Ik was in de veronderstelling dat net als software, nu ook videogames mochten worden doorverkocht. Anders dan bijvoorbeeld e-books en digitale muziekbestanden zijn videogames namelijk software, toch?

Nee, volgens het Hof van Justitie zijn videogames meer dan software. Videogames zijn namelijk:

complex materiaal dat niet alleen een computerprogramma bevat, maar ook grafische en geluidselementen die, hoewel zij in computertaal zijn gecodeerd, een eigen scheppende waarde hebben die niet tot deze codering kan worden beperkt.

Men zou verwachten dat de auteursrechtelijke bescherming van het computerprogramma onder de Softwarerichtlijn (Richtlijn 2009/24) valt. Dat digitale audiovisuele elementen beschermd worden op basis van de Auteursrechtrichtlijn is niet verwonderlijk. Maar hoe zit het dan met de auteursrechtelijke bescherming van de videogame in zijn geheel?

Voor zover de delen van een videogame, in casu de grafische en geluidselementen, bijdragen aan de oorspronkelijkheid van het werk, worden zij samen met het volledige werk auteursrechtelijk beschermd op grond van de bij richtlijn 2001/29 ingestelde regeling.

Bepalend zijn de audiovisuele elementen van de videogame en de mate waarin zij bijdragen aan de oorspronkelijkheid. De gehele videogame wordt beschermd op grond van de Auteursrechtrichtlijn (Richtlijn 2001/29), zelfs het computerprogramma. Juist op dit punt knelt de toepassing van het Usedsoft arrest met het doorverkopen van videogames. Terwijl het hof bepaalt heeft dat software mag worden doorverkocht op basis van de Softwarerichtlijn, bestaat er nog veel onzekerheid over de doorverkoop van zaken die onder de Auteursrechtrichtlijn vallen. Denk hierbij aan de zaak Tom Kabinet over het doorverkopen van e-books. Hoe merkwaardig ook, laat het nu net zo zijn dat videogames in het geheel onder dezelfde richtlijn vallen.

Zo bevestigde ook de Duitse rechter in een geschil tussen de Duitse consumentenbond en videogame platform Steam. In een procedure beriep de consumentenbond zich op het Usedsoft arrest om de doorverkoop van videogames op Steam mogelijk te maken. Wijzend op het unieke karakter van videogames bepaalde de rechter dat de Auteursrechtrichtlijn van toepassing was. Uitputting van het auteursrecht zoals in het Usedsoft arrest was volgens de rechter beperkt tot software onder de Softwarerichtlijn. Zodoende werd de consumentenbond in het ongelijk gesteld. Ook in een Duitse zaak over e-books en digitale muziekbestanden werd uitdrukkelijk gewezen op het onderscheid tussen beide richtlijnen.

Met spanning wacht ik momenteel de bodemprocedure in de zaak Tom Kabinet af. Ik hoop dat in deze zaak de reikwijdte van het Usedsoft arrest eindelijk duidelijk wordt. In tegenstelling tot de Duitse rechter, die simpelweg de werking van Usedsoft op de Auteursrechtrichtlijn afwees, realiseerde de Nederlandse voorzieningenrechter dat:

op dit moment niet met zekerheid kan worden gezegd wat de reikwijdte van het UsedSoft arrest is en of de betekenis van dit arrest zich ook uitstrekt tot de handel in e-books.

Daarbij, het:

Voor de hand ligt dat, zoals Tom Kabinet ook heeft betoogd en in een op onderdelen vergelijkbare bodemprocedure voor de rechtbank te Den Haag mogelijk zal geschieden, hierover in een bodemprocedure prejudiciële vragen worden gesteld.

Tot het HvJ zich uitlaat over de toepassing van Usedsoft op andere zaken dan software, bestaat er onzekerheid over het doorverkopen van videogames. Toch heb ik na het Usedsoft arrest wel een omslag geconstateerd in de benadering van videogame ontwikkelaars/platforms ten opzichte van digitale “eigendom”. Zo stelde Blizzard, tot een aantal maanden geleden, spelers in staat virtuele goederen (of ja licenties) voor echt geld te verhandelen. Daarnaast biedt het zojuist besproken Steam sinds kort de mogelijkheid om via haar online platform videogames uit te lenen. Een handeling die voorheen alleen in traditionele eigendomsverhoudingen denkbaar was.

Met de woorden van Neelie Kroes, vice-president van de Commissie (Digital Agenda), zou ik graag afsluiten:

the legal framework needs to take account of the needs of society. Users’ interest and expectations matter alongside creators’ rights. Rules cannot be impractical, uncertain, or unreasonable for ordinary users.

Bas van der Geld is recent afgestudeerd in de master Nederlands recht aan de Universiteit Maastricht. Hij is gefascineerd door intellectueel eigendom en IT, zowel op juridisch als technisch vlak. Met een achtergrond in Europees recht, houdt hij de Europese ontwikkelingen in deze rechtsgebieden nauwkeurig in de gaten. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar ontwikkelingen op het gebied van videogames.

Gastpost: Kostbare privacy op internet

privacy-statement.jpgOmdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag advocate Nine Bennink over haar privacyzorgen en onze laksheid met dit grondrecht.

Een tijdje terug haalde ik mijn internetbestelling op in een winkel van een bekende modeketen. Het meisje achter de kassa vroeg naar mijn paspoort. Ik overhandigde het, waarop zij het documentnummer noteerde op een papiertje. Het papiertje verdween in een rode map. Verontwaardigd vroeg ik haar wat zij met die gegevens ging doen. “Geen idee”, kreeg ik als antwoord. Thuis heb ik direct de winkelketen gemaild. Ik wil weten waar die gegevens worden opgeslagen en waarom. Terecht. Privacy vind ik een belangrijk goed. Toch betrap ik mijzelf op inconsequent gedrag. Op internet ben ik namelijk niet zo oplettend waar mijn gegevens blijven. Bovendien accepteer ik klakkeloos de privacyvoorwaarden van verschillende social media waarmee ik mijn gegevens eenvoudig en zonder tegensputteren aan de desbetreffende dienst weggeef. Aan de hoeveelheid gebruikers van social media te zien ben ik niet de enige. Want ach, wie geeft er daadwerkelijk nog iets om privacy op internet?

Als jurist is het voor mij teleurstellend dat het begrip ‘privacy’ niet wordt gedefinieerd in de wet. Ik ben dan ook aangewezen op de algemene uitleg van het begrip. Privacy schijnt tenminste uit twee onderdelen te bestaan, namelijk: het recht om alleen te zijn en de bescherming van onze gegevens. Ik voel mij vrijwel altijd onbespied en alleen op internet. Ik weet echter niet precies wat er over mij bekend is en waar mijn gegevens zich allemaal bevinden. Ik scherm mijn gegevens slecht af op internet. Niet omdat ik niets te verbergen heb, in tegendeel! Het is een soort struisvogelpolitiek die ik ook niet kan verklaren. Het online beschermen van privacy voelt voor mij minder noodzakelijk dan offline bescherming. Het slachtoffer worden van cybercriminaliteit overkomt toch alleen naïevelingen?

Veel mensen zijn zich niet bewust van alle gevolgen die het delen van gegevens met zich meebrengt. Veel anderen zullen zich verschuilen achter het feit dat zij niet weten hoe de techniek werkt om bijvoorbeeld gegevens te kunnen versleutelen. Is de overheid de aangewezen instantie om ons te informeren en te beschermen tegen het ‘boze’ internet? De overheid heeft naar mijn idee alleen geen macht om daadwerkelijk de privacy op internet de beschermen zolang de burgers niet zelf zeer actief gegevens versleutelen. Internet is een ongrijpbaar en enorm medium waar de overheid (nog) niet op kan anticiperen. De gebruiksvriendelijke techniek is er. Ik ben er dan ook van overtuigd dat vrijwel iedereen kan leren hoe hij zijn gegevens moet versleutelen. We hebben er alleen geen zin in. Het zorgen voor een beveiligde opslag van gegevens, het doorlezen van privacyvoorwaarden die meer dan dertig pagina’s beslaan is te inspannend. Zonder WhatsApp en Facebook hebben we geen sociaal leven. We delen, linken en gebruiken diensten zonder na te denken. Volgens mij willen we niet echt weten wat er met onze gegevens gebeurt.

Bedrijven zullen ons zo min mogelijk wijzen op onze online privacy. Onze laksheid is hun marketinginstrument. Ondernemingen zijn dol op onze zoekgeschiedenis, cookies en aangeklikte links. Met deze informatie kunnen zij mij overhalen om toch dat ene paar schoenen aan te schaffen dat weer als gesponsorde advertentie verschijnt. Zolang bedrijven het hier bij houden, vind ik het acceptabel. Wanneer ‘mijn’ vrienden op Facebook (niets is immers van mij op Facebook) mij die schoenen aanprijzen, gaat het voor mij te ver. Zolang wij als burgers te laks zijn en de overheid ons niet écht informeert, kan deze situatieschets werkelijkheid worden.

We geven daadwerkelijk niets om onze online privacy. We zijn ook nog niet klaar voor een anoniem internet. Foto’s uploaden, delen, webwinkelen, klikken en zoeken op de manier zoals wij dat nu doen, is in ons dagelijks bestaan ingebakken. We accepteren dat we online net iets meer delen dat dat we dat in de kantine tijdens de lunchpauze zouden doen. Prima. Zolang we offline en online letten op de gevaren die er kunnen spelen, zie ik geen problemen. Toch koop ik mijn kleding bij die bewuste winkelketen nooit meer online. Ik winkel wel offline. Dat is tenminste lekker anoniem.

Mijn naam is Nine Bennink. Na mijn studie Recht en ICT bij de RUG ben ik sinds februari 2014 werkzaam als advocaat bij Damsté op de sectie handels- en ondernemingsrecht. Ik houd mij voornamelijk bezig met IE/IT recht. Na werktijd dans ik salsa en kook ik graag.

Gastpost: Mogen advocaten bloggen en reclame maken?

bonaparteOmdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag jurist Rogier Pieters over een vraag die ik ook wel eens heb: waarom maken advocaten zo weinig (online) reclame, mogen ze dat soms niet?

Een maand geleden was ik op bezoek bij mijn oud-professor Arno Lodder. Enthousiast vertelde ik hem dat ik advocaten en juristen help met internet marketing. “Oh, mogen advocaten dat eigenlijk wel doen?”, vroeg hij. “Ja”, antwoordde ik zonder het fijne ervan te weten. Maar hoe zit dat nu eigenlijk?

Voordat ik inga op die vraag, wil ik eerst een onderscheid maken tussen marketing en reclame. Marketing is een containerbegrip. Waarbij het naar mijn mening – er zijn veel definities – draait om: het verbinden van de behoefte van de consument en het aanbod van de leverancier. De behoefte van cliënten verplaatst zich naar online, maar het aanbod van de advocatenkantoren sluit daar nog niet op aan. Tenminste van de meeste kantoren… Arnoud was daar al vroeg achter!

Reclame is communicatie met als doel om klanten over te halen tot het kopen van de product of dienst. Voorbeelden van online reclame zijn AdWords (adverteren bij Google’s zoekresultaten), adverteren op social media en natuurlijk banners.

Na keizerlijk decreet van 19 december 1810 van Napoleon waren de regels voor advocaten op dit gebied strict. Tot 1980 golden de Ereregelen voor de Advocaten 1968 (en vergelijkbare regelgeving sinds de tijd van Napoleon). Regel 7 luidde: “De advocaat behoort de opdracht van de cliënt af te wachten en noch direct, noch indirect zijn diensten aan te bieden”. Regel 8 lid 1: “Het maken van reclame, in welke vorm ook, is ontoelaatbaar”. En regel 9 lid 1: “Het is de advocaat verboden mede te werken aan of toe te stemmen in enige publiciteit waarin de aandacht wordt gevestigd op zijn optreden als advocaat”.

In de huidige tijd, waarin sommige advocaten zaken (cliënten) kiezen op basis van de hoeveelheid media aandacht, is dat bijna niet voor te stellen. In die tijd maakten advocaten echter deel uit van de sociale bovenlaag. De intellectuele activiteit woog veel zwaarder dan de commerciële kant. Via het netwerk van de vaak individueel opererende advocaten kwamen de zaken binnen. De inkomsten waren geen loon, maar een honorarium. Advocaten waren geen echte ondernemers, dus was reclame ook niet nodig. Geen Moszkowicz, Spong, of Plasman dus.

Als bloggen mogelijk was geweest in die tijd, dan was dat volgens mij toegestaan. Immers het delen van kennis viel niet onder het verbod. Maar dan moest het bloggen wel terughoudend geschieden: nooit actief de diensten aanbieden en niets over lopende zaken of cliënten delen.

Pas sinds 1989 is het voor advocaten toegestaan om te adverteren en de publiciteit op te zoeken. In de Gedragsregels van de Nederlandse Orde van Advocaten 1992 zijn deze regels zelfs weggelaten, waarmee de toestemming nog ruimer werd. Alleen als de cliënt niet in de publiciteit wil, dan is publiciteit (een ruimer begrip dan reclame) niet toegestaan (regel 10).

Deze achtergrond is, denk ik, een belangrijke reden waarom relatief weinig advocaten bloggen. Er wordt sowieso weinig aan marketing gedaan en dan valt bloggen al snel buiten de boot. Toch denk ik dat er meer achter zit. Immers advocaten schrijven verder juist wel veel: natuurlijk beroepsmatig, maar ook voor juridische tijdschriften en columns.

Van de dappere advocaten die wel een blog zijn begonnen, zijn er vooral veel verlaten ruïnes over. In het begin is het leuk om aan iets nieuws te beginnen. Maar om het vol te houden, moet er iets tegenover staan. Bij juridische tijdschriften en columns zijn dat de uitgevers (die het faciliteren) en de lezers (er is al een publiek). Bij een blog ontbreken beide. Er zijn andere stimulansen, zoals toenemende bezoekersaantallen, reacties op de blog en meer cliënten. Dat kun je inzichtelijk maken, maar de meeste advocaten zijn geen marketeers en al helemaal geen online marketeers. Ik vermoed dat het gebrek aan ondersteuning, de advocaten hier opbreekt.

Kortom, advocaten mogen al ruim 20 jaar reclame maken. Toch zien we nog geen “Amerikaanse toestanden”. Sterker nog, buiten het opzoeken van kranten en televisie, zien we eigenlijk helemaal niet zoveel promotie. Ik zou dolgraag meer bloggende advocaten en juristen willen zien. Welke andere redenen zouden hiervoor kunnen zijn? En zouden advocaten juist meer of minder aan marketing moeten doen?

Rogier Pieters is internet consultant en jurist. Hij is de oprichter van Pieters van der Heide*. Afbeelding: ”LouisBonaparte Holland”. Licensed under Public domain via <a href=http://commons.wikimedia.org/wiki/File:LouisBonaparte_Holland.jpg” target=”_blank”>Wikimedia Commons

Gastpost: Cameratoezicht goed bekeken

dome-camera.jpgOmdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag IT-er Sander van Loosbroek over cameratoezicht vandaag de dag.

Het gebruik van beveiligingscamera’s door onze overheid is aan duidelijke regels gebonden. Voor burgers zijn er striktere regels van toepassing maar een gebrek aan kennis over de technische mogelijkheden van camera’s bij de wetgever en een evenzo groot gebrek aan toezicht op het naleven van de regels verklaren de bespioneerde burger vogelvrij. De alsmaar dalende prijs van deze camera’s maken ze toegankelijk voor iedereen en met dit artikel wil ik toelichten wat een burger volgens de wetgever wel en niet mag met een beveiligingscamera en hoe daar in de praktijk (niet) mee wordt omgegaan.

Beveiligingscamera’s inzetten op of rondom de werkplek mag, maar moet voldoen aan de criteria zoals vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens. Daarin staat onder andere dat de werkgever moet kunnen beargumenteren waarom het bedrijfsbelang zwaarder weegt dan de privacy van de medewerkers, dat het gebruik van camera’s aan medewerkers duidelijk kenbaar moet worden gemaakt en dat het filmen van de openbare ruimte niet is toegestaan.

Dat kenbaar maken wordt lastig als er sprake is van diefstal en je de dader middels beelden op heterdaad wil vastleggen. De wet biedt daar een uitzondering voor maar helaas gaat deze uitzondering gepaard met een meldplicht aan het College Bescherming Persoonsgegevens waarvan de werkgever over het algemeen is gevrijwaard zolang hij voldoet aan de voorwaarden in artikel 38 van de Wet Vrijstellingsbesluit Wbp. Daarin staat ook dat beelden na een maand moeten worden vernietigd en dat alleen directe leidinggevenden toegang mogen hebben tot de beelden. Bent u er nog?

De praktijk ziet er anders uit. Bedrijven filmen dat het lieve lust is en cameratoezicht op personeel en klanten wordt verondersteld in plaats van kenbaar gemaakt. Het CBP is belast met de handhaving van de Wbp en in hun beleidsregels van 17 januari 2011 is een prioriteitenlijst opgenomen waarin het toezicht op cameratoezicht niet te vinden is. Geen wonder dus dat u nog nooit een ambtenaar van het CBP heeft gezien die een camera inspecteerde. Het houden van toezicht op het naleven van de Wbp is dus geen taak van de politie, die maakt echter wel dankbaar gebruik van de aan hun toegekende bevoegdheid in de Wbp om beelden op te vragen van camera’s van burgers in het kader van onderzoek, ook als die camera’s “per ongeluk” de openbare ruimte filmen.

Privacyschending als gevolg van cameratoezicht levert vooralsnog alleen problemen op voor burgers c.q. werknemers. Deze laatste groep is zich er onvoldoende van bewust dat camera’s niet mogen worden gebruikt om ze aan te spreken of te beoordelen op hun functioneren. Op afstand toezicht houden of iedereen op tijd komt mag dus niet. De dalende prijs van camera’s zorgt er verder voor dat iedereen een camera aan de gevel kan hangen en daarmee de privacy van passerende burgers verder aantast. Dit leidt tot steeds meer zaken waar ook sommige rechters zich geen raad mee weten. Recentelijk verscheen op dit weblog een artikel waar het raam van de buren werd gefilmd omdat daar weleens inbrekers langs zouden kunnen lopen. De rechter stond dit toe terwijl IP camera’s tegenwoordig allerhande functionaliteit bieden waarmee een deel van het beeld altijd onherkenbaar wordt vastgelegd. Had de rechter dit geëist dan was iedereen blij geweest.

Is het tijd voor een herziening van de Wbp waarin de werkelijkheid van het filmen van de openbare order door burgers beter gereguleerd wordt of moet het CBP de privacy van burgers serieus gaan nemen en cameratoezicht tot prioriteit verheffen. Reguleren of handhaven dus, wat zien jullie graag dat het CBP doet?

Sander van Loosbroek is een freelance IT consultant en volgt momenteel een MBA opleiding aan de Nyenrode Business Universiteit. Zijn IT interesses gaan uit naar infrastructuur en beveiliging en in het bijzonder de juridische implicaties van de door zijn klanten gevraagde IT oplossingen. Hij houdt een weblog bij van losse hobbyprojecten en schrijft momenteel een scriptie over de mogelijke toepassingen van Bitcoin technologie in bestaande financiële transactieplatformen.

Gastpost: Niet-inbreukmakende modchips legaal na Nintendo v PC Box

modchip.jpgOmdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag jurist Bas van der Geld over de legaliteit van modchips na een recent arrest van het Hof van Justitie.

Herinnert u zich die zaak nog waarin verkopers van flashcards en modchips op de vingers werden getikt? De rechter bestempelde het omzeilen van de beveiliging, ofwel ‘technische voorziening’, zondermeer als onrechtmatig (art. 29a (2) Auteurswet). De winkelier handelde eveneens onrechtmatig door het aanbieden van deze modchips (art. 29a (3) Aw). Het gevoerde verweer, dat modchips niet alleen dienen voor het gebruik van illegale kopieën, ten spijt.

Het feit dat modchips ook gebruikt worden voor niet-inbreukmakende handelingen, zoals het installeren van ‘homebrew’ werd zelfs in zijn geheel niet relevant geacht. De nadruk lag met name op de doeltreffendheid van de technische voorziening. Dat daarbij ook niet-inbreukmakende handelingen onmogelijk werden gemaakt, moest maar op de koop worden toegenomen.

Nu blijkt echter uit een vrij recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie dat dat er naast doeltreffendheid (art. 6 (1) Richtlijn 2001/29), ook naar de proportionaliteit van een technische voorziening moet worden gekeken.

De zaak Nintendo v PC Box betrof een winkelier die ‘gemodde’ Nintendo game consoles verkocht waaronder de Wii en de DS. Naast de modchip werd er ook homebrew voorgeïnstalleerd op de consoles. Nintendo stelde zich op het standpunt dat de omzeiling van de technische voorziening onrechtmatig was, aangezien hierdoor illegale kopieën van haar videogames konden worden gespeeld. Volgens PC Box was Nintendo er echter voornamelijk op uit niet-inbreukmakende handelingen, zoals het gebruik van homebrew, te verbieden.

Het hof redeneerde dat de producent inderdaad het recht heeft om door middel van technische voorzieningen zich te beschermen tegen auteursrechtinbreuken. De voorziening moet echter wel proportioneel zijn. Dit houdt in dat deze specifiek gericht moet zijn op auteursrechtbescherming en daarbij niet verder mag gaan dan noodzakelijk.

Als gevolg rust er een verplichting op de producent om de werking van de technische voorziening te beperken tot auteursrechtbescherming. Hierdoor zijn modchips die de beveiliging omzeilen, met een commercieel doel of nut anders dan het faciliteren van auteursrechtinbreuken, niet meer per definitie onrechtmatig. De technische voorziening zou zelfs als te ruim en niet-proportioneel kunnen worden geacht.

Het is uiteindelijk aan de nationale rechter om een concrete beslissing over de proportionaliteit te nemen. Zo dient deze te onderzoeken of er minder ingrijpende mogelijkheden bestaan om de technische voorziening vorm te geven. Factoren die hierbij een rol spelen, zijn onder meer: “de kosten, effectiviteit en het effect van alternatieve technische voorzieningen”. Eveneens moet het doel van de modchip in aanmerking worden genomen. Betekenis komt onder andere toe aan het feitelijk gebruik van de modchip. Wordt deze nu juist gebruikt voor inbreukmakende handelingen of niet-inbreukmakende handelingen?

Zo zijn modchips, die het mogelijk maken om: ‘homebrew te gebruiken, een ander OS te installeren en MKV’s af te spelen’ doorgaans legaal. Mits er een minder ingrijpende mogelijkheid voor de technische voorziening is én de modchip niet tevens gebruikt wordt voor het spelen van illegale kopieën. Middels ‘firmware’ updates zal in veel gevallen de technische voorziening relatief eenvoudig aangepast kunnen worden en is een minder ingrijpende mogelijkheid ook voorhanden. Er bestaat echter wel een risico dat de modchip, in weerwil van de ontwikkelaars, feitelijk gebruikt dreigt te worden voor het spelen van illegale kopieën. De modchip omzeilt immers de technische voorziening die dit normaal hoort tegen te gaan. De ontwikkelaar doet er daarom verstandig aan om de modchip dusdaning te ontwerpen, zodat inbreukmakende handelingen worden verhinderd.

Toch blijven er een aantal vragen onbeantwoord. Wat nu als het aanpassen van de technische voorziening hoge kosten voor de producent met zich meebrengt? Of de effectiviteit van de technische voorziening aanzienlijk afneemt? Kortom, er is een alternatieve technische voorziening beschikbaar, maar met zwaarwegende negatieve consequenties voor de producent. Wegen dan de belangen van de producent zwaarder of die van de modchip ontwikkelaar?

Niettemin lijkt de uitspraak van het hof een welkome vooruitgang voor de liefhebbers van modchips en homebrew. Door technische voorzieningen onderhevig te maken aan proportionaliteit ontstaat er voor modchips een juridische opening. Ik houd me in ieder geval sterk aanbevolen voor een niet-inbreukmakende modchip. Linux weer op mijn PS3, dát zou wat zijn.

Bas van der Geld is recent afgestudeerd in de master Nederlands recht aan de Universiteit Maastricht. Hij is gefascineerd door intellectueel eigendom en IT, zowel op juridisch als technisch vlak. Met een achtergrond in Europees recht, houdt hij de Europese ontwikkelingen in deze rechtsgebieden nauwkeurig in de gaten. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar ontwikkelingen op het gebied van videogames.

Gastpost: Wet Van Dam? Voor Rendement Uitgeverij ben jij geen consument!

Omdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag Alex de Kruijff over een ergernis die ik vaker zie: hoe sommige uitgeverijen omgaan met de Wet Van Dam.

Update (4/11) Lees ook de reactie van uitgeverij Rendement hieronder.

Sinds de Wet Van Dam zijn veel uitgevers ongelukkig: zij kunnen abonnementen met consumenten niet langer jaarlijks verlengen. Sommige zijn op zoek gegaan naar trucs om de wet te omzeilen. Zo ook Rendement Uitgeverij. Ze brengt tijdschriften uit die werkgerelateerd zijn. Rendement Uitgeverij wil de wet pareren door in de algemene voorwaarden het volgende op te nemen: “Alle producten en Diensten van Rendement zijn bedoeld voor zakelijk gebruik en derhalve is de consumentenwetgeving niet van toepassing.”

Oftewel, je zegt gewoon dat je product zakelijk is en hup de Wet Van Dam is niet van toepassing… toch?

Standpunt Rendement Uitgeverij

De Wet Van Dam is van toepassing op overeenkomsten tussen een bedrijf en een consument. Onze producten zijn bedoelt voor zakelijk gebruik en wij gaan er daarom vanuit dat u deze gebruikt voor uw beroep of bedrijf. Wij zien u daarom niet als consument.

Wanneer ben je een consument?

De wettelijke definitie van consument is: een natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Bij het begrip beroep gaat het volgens de Hoge Raad om persoonsgebonden werkzaamheden en bij begrip begrip bedrijf gaat het om werkzaamheden die uitgevoerd worden voor een ondernemingsgewijze bedrijfsuitoefening. In de praktijk betekenen de begrippen in grote lijnen ongeveer hetzelfde. Typische beroepen zijn notaris, jurist en dokter.

Als er betwist wordt dat je een consument bent dan zul je dat moeten bewijzen. Voor de meeste zal dit redelijk eenvoudig zijn. Met een kopie van het aanmeldforulier kun je aantonen hoe je dit destijds hebt gecommuniceerd. Consumenten geven geen ondernemings- of afdelingsnaam op. Dit bewijsstuk kun je extra kracht bij zetten met een salarisstrook of uitkeringsopgave. Dat is een goede indicator dat je een werknemer en dus consument bent. Overigens is het niet van belang of de tegenpartij wist dat je een consument bent; “is dit voor hem van belang, dan ligt het op zijn weg zich daarvan te vergewissen en zijn bereidheid tot contracteren daarvan te laten afhangen.” (bron)

Alleen als je een eenmansbedrijf of vereniging onder vennootschap (VOF) hebt dan zul je het lastig krijgen. Je zult dan aannemelijk moeten maken dat je het abonnement hebt afgesloten voor privé doeleinde. Als je een stoel koopt voor je wachtkamer dan ben je geen consument, maar als je diezelfde stoel koopt voor je woonkamer dan ben je weer wel een consument (bron). Je kunt dan met een foto laten zien waar de stoel staat. En vrienden en familie kunnen natuurlijk ook getuigen. Maar ik verwacht dat dit voor een blad als dat van Rendement Uitgeverij niet erg overtuigend zal zijn.

De Wet Van Dam voor dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften

Voor dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften geldt een soepeler regiem dan voor de meeste overeenkomsten. Uitgevers van dergelijke bladen kunnen kiezen tussen stilzwijgende verlenging of stilzwijgende omzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur. Er kan stilzwijgend worden verlengt met drie maanden, mits de opzegtermijn voor de vervaldatum maximaal een maand is. Of er kan stilzwijgend worden omgezet, mits de opzegtermijn maximaal drie maanden is en er op ieder moment kan worden opgezegd. Wel geldt dat proefabonnementen altijd automatisch moeten stoppen. (Dit laatste had wat mij betreft ingevoerd mogen worden voor alle overeenkomsten die onder de Wet Van Dam vallen.)

Hoe om te gaan met Rendement Uitgeverij?

Tot voor kort had Rendement Uitgeverij in haar voorwaarden staan dat overeenkomsten met haar stilzwijgend werden verlengt indien er niet was opgezegd twee maanden voor de vervaldatum (dus een opzegtermijn van twee maanden). Proef- en reguliere abonnementen werden verlengt met vijf of twaalf maanden. Rendement Uitgeverij handelde daarmee in alle gevallen in strijd met de Wet Van Dam.

Recentelijk heeft ze dit beleid aangepast. Proef- en reguliere abonnementen worden nu stilzwijgend verlengt drie of zes nummer of met een heel jaar. En haar opzegtermijn is één of twee maanden. Dit alles is afhankelijk van de duur. In de theorie handelt Rendement Uitgeverij een heel enkele keer in overeenstemming met de Wet Van Dam, maar in de praktijk bijna nooit.

Al is het maar omdat klanten bij haar binnen komen op een proefabonnement. Maar ook een opzegtermijn van twee maanden is in strijd met de Wet Van Dam. Het zelfde geldt met de verlenging van zes nummer of twaalf maanden. Zelfs de verlenging met drie nummers is in de zomermaanden in strijd met de wet. Dan valt er namelijk een nummer uit, zodat de duur van de verlenging daarmee op vier maanden is komen te liggen.

Bij Uitgeverij Rendement is het goed om even na te gaan of je een consument bent. Als je een werknemer bent bij een of meerdere bedrijven en daarnaast geen andere werkzaamheden uitvoert dan is dat zeker het geval. Mijn advies is dan: betaal gewoon die rekeningen niet. De extra bladen mag je houden als zijnde gratis, omdat je hier niet om hebt gevraagd (art. 7:7 BW).

De oplossing is toch zo eenvoudig. Vraag gewoon met behulp van radio buttons of de klant een consument is of niet. Als deze aangeeft een consument te zijn, dan zeg je “Sorry, wij willen met u geen overeenkomst sluiten omdat wij ons niet kunnen vinden in de Wet Van Dam.” Dan loop je natuurlijk wel een aantal overeenkomsten mis, maar daar moet je dan maar bereid toe zijn.

Alex de Kruijff is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. In het verleden blogde hij hier meer dan twintig intrigerende gastartikelen over consumentenrecht, waaronder de ongeldigheid van EULA’s. Nu komt hij met een eigen blog: consumentenrecht.kruijff.org.