Hoe bewijs je of er met bewijs op een PC geknoeid is?

In een zaak over cyberbelaging uit december vorig jaar werd de verdachte verweten dat ze zeer lasterlijke e-mailberichten, zogenaamd afkomstig van het slachtoffer, had verstuurd naar diens vrienden en kennissen. Bovendien waren er op allerlei onfrisse seks- en SM-sites contactadvertenties geplaatst -met foto.

Eén van de verweren was dat het toch mogelijk was dat de PC van de verdachte gehackt was door een onbekende derde. Die had zo het bewijs (de logs, de verzonden e-mails, bezochte webpagina’s etcetera) kunnen aanpassen of zelfs in zijn geheel kunnen vervalsen.

Hoe bewijs je dat nu? Je vraagt het een deskundige.

[De technisch rechercheur] heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 7 november 2006 verklaard bij het technische onderzoek geen sporen van hacken te zijn tegengekomen. Gezien het aantal en de verschillende data van de op de pc’s aangetroffen webmailpagina’s is het volgens hem onwaarschijnlijk dat die berichten in één handeling van buitenaf op deze pc’s zijn geplaatst. Ook verklaart hij op de pc’s geen programma’s te zijn tegengekomen die van buitenaf toegang tot de desbetreffende pc verschaffen.
Tegen het feit dat [een tweede deskundige] ter terechtzitting in hoger beroep, sprekend over de theoretische mogelijkheid dat hem sporen van hacking zouden zijn ontgaan, heeft opgemerkt dat hacken niet uit te sluiten is, weegt op dat hij voor het feit dat dat zou zijn gebeurd (te weten dat die computers wèl gehackt zouden kunnen zijn geweest) geen enkele aanwijzing heeft gevonden en dat de aangetroffen sporen op de computers dermate in elkaar grijpen en interne consistentie vertonen dat het onwaarschijnlijk is dat de sporen anders dan door normaal gebruik van de computers – en dus niet door manipulatie van buitenaf – op die computers terecht zijn gekomen.

Oftewel, theoretisch gezien kan niet met absolute zekerheid worden uitgesloten dat “hacking” heeft plaatsgevonden. Maar gezien deze feiten is de kans dat ook echt gebeurd is, dermate klein dat deze verwaarloosd mag worden. Het gaat bij het recht nooit om absolute zekerheid, dat zou ook niet kunnen.

Arnoud

Hoe bewijs je internet-oplichting?

In september 2006 werden op markplaats.nl o.a. X-box 360 Premium pakketten, Sony PSP’s en Ipods te koop aangeboden. Eerst betalen, dan zou het product opgestuurd worden. Helaas voor de kopers ging het in dit geval niet om een bona fide aanbod, maar om “één of meer listige kunstgr(e)ep(en) en/of een samenweefsel van verdichtsels”. Oplichting dus.

Meestal is het lastig om iemand op te sporen als hij via Internet dingen uithaalt. Bij oplichting ligt dat iets anders. Je moet uiteindelijk wel het geld krijgen van je slachtoffers, anders heeft het niet zo veel zin om iemand op te gaan lichten. Nu kun je natuurlijk zeggen -zoals de verdachte hier ook deed- dat je van niets wist maar tot je verbazing ineens allemaal bedragen overgemaakt kreeg. Dat kan op zich, alleen zou je dan mogen verwachten dat je dat terug gaat proberen te storten. Als je het dan uitgeeft “aan leuke dingen”, roep je de verdenking over je af dat je te kwader trouw bezig bent.

Bovendien is er nog het IP-adres. De politie kan aan de hand van IP-adres en datum/tijdstip bij de provider opvragen welke persoon hier gebruik van maakte:

Uit het mailcontact, voorafgaand aan de koop van een XBOX pakket door een van de slachtoffers, is gebleken dat de verkoper onder het hotmail adres [adres] gebruik maakte van een IP adres 89.98.17.252. Blijkens een algemeen proces-verbaal d.d. 11 december 2006, is dit IP adres van de provider Chello gekoppeld aan het woonadres van verdachte te weten [adres en woonplaats].

Ook kun je het een en ander afleiden uit de tijdstippen van de oplichtingen versus de tijdstippen dat de verdachte een eerdere gevangenisstraf wegens oplichting uitzat(!).

Verdachte is eerder veroordeeld ter zake van oplichting op dezelfde wijze als thans aan de orde. De onderhavige oplichtingen zijn begonnen slechts enkele dagen nadat verdachte in vrijheid was gesteld na tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde gevangenisstraf. De oplichtingen zijn vervolgens gestopt op het moment dat verdachte in verzekering werd gesteld voor de nieuwe feiten.

Alles bij elkaar genoeg bewijs om te concluderen dat de verdachte inderdaad degene was die achter de oplichting zat. In het vonnis werd hij dan ook veroordeeld tot 15 maanden cel en het betalen van een schadevergoeding aan de slachtoffers.

Arnoud