Hoe bewijs je dat een webpagina bestond op een bepaald moment?

Dat kan geen toeval zijn: gisteren kreeg ik drie keer (in iets verschillende bewoordingen, dat wel) de volgende vraag:

Wat moet je eigenlijk doen om de inhoud van een webpagina op een bepaald moment rechtsgeldig vast te leggen i.v.m. schadeclaims e.d.? Een “Akte van Inhoud” laten opmaken door een notaris, of op een andere manier ergens deponeren waardoor een rechter dit als feit kan hanteren, ook al is de pagina nadien veranderd?

In Nederland gelden geen formele regels voor bewijs: alles dat je kunt aandragen om je standpunt te onderbouwen, is welkom. Het verhaal “dit is onrechtmatig verkregen want” zal je weinig helpen. Hooguit kun je er een rechter achterdochtiger mee maken over de échtheid van het bewijs. Maar als partijen geen punt maken van die echtheid dan mag de rechter er gewoon op afgaan. Ook bij iets triviaals als een MSN-chatlog.

Als mensen wél gaan betwisten dat iets de waarheid is, dan wordt het lastig. Want hoe bewijs je dat een website echt wél online was met bepaalde inhoud op een bepaald moment. Ik herinner me een vonnis (helaas het LJN vergeten) waarin een webwinkel de bewijsopdracht kreeg aan te tonen dat haar bestelprocedure zoals gehanteerd bij de procederende klant anderhalf jaar geleden een aanvinkvakje voor de algemene voorwaarden bevatte. Nou, succes. Wie heeft er überhaupt screenprints of een filmpje van zijn bestelprocedure?

In de andere zaak werd de gedaagde verplicht om iedere verwijzing naar het merk van de eiser van zijn site te verwijderen. Na de deadline waren er in Google nog zoekresultaten zichtbaar met de merknaam in de URL, dus dat gaf een executiegeschil. Daarbij werden screenprints overlegd, maar die waren onvoldoende als bewijs:

Allereerst geldt dat op grond van de schermafbeelding niet is vast te stellen of de getoonde URL daadwerkelijk toegang gaf tot de website van het ’t Stokertje, die volgens het oordeel van de rechtbank in haar bodemvonnis inbreuk maakte op de merkrechten van Smeedatelier De Jong.

Het was dan ook een screenprint van de Google zoekresultaten. Ja, mijn eerste gedachte was ook, wtf, waarom niet een screenprint van de pagina zelf. Mogelijk dat het idee was dat Google-zoekresultaten er officiëler uitzien, of mogelijk was de site zelf onbereikbaar en was dit de enige optie.

En in een zaak uit 2012 stond ter discussie wie de ontwerper was van een set lampen. Daar had de eisende partij een mooie oplossing voor: registratie bij de Belastingdienst (wat niet meer kan tegenwoordig). Maar

de door [appellante A.] overgelegde registraties bewijzen niets meer dan dat [appellante A.] in 2008 en 2010 foto’s bij de Belastingdienst heeft gedeponeerd.

Dat is juist maar wel érg formeel: wie als eerste een registratiedatum kan laten zien, mag toch gevoeglijk worden vermoed de maker te zijn. Wat pijnlijker was dat de registratie door een Commanditaire Vennootschap was gedaan en niet door [appelante A].

Ook had zij screenprints uit Windows Photo Viewer en uit Windows Picture and Fax Viewer overlegd, waarbij per foto tevens de eigenschappen zichtbaar waren, zoals de aanmaak-, bewerkings- en toegangsdatum. Deze screenshots bewijzen niet dat het [appellante A.] was die de lampen had ontworpen. Het Hof komt met diverse scenario’s:

– de screenshots kunnen afkomstig zijn van een andere computer dan die van [appellante A.];
– de ontwerpenkunnen door een ander vervaardigd zijn op [appellante A.]s computer;
– de afbeeldingen kunnen afkomstig zijn van bestanden welke elders, op een andere computer of door iemand anders, zijn vervaardigd en vervolgens op deze computer zijn gezet en al dan niet (op al dan niet onderge-schikte onderdelen) zijn aangepast,
– ongeacht wie de op de screenshots zichtbare ontwerpen heeft “vervaardigd” kan het ook gaan om het resultaat van een poging om lampen welke degene die achter de computer zat elders had gezienna te maken;
– de datum op de computer kan zijn gemanipuleerd.

Daarvan zeggen ze meteen, we wéten niet of dat is gebeurd maar deze mogelijkheden geven zo veel twijfel dat we er geen overtuigend bewijs in zien. Wederom, wat erg formeel. Maar in deze context wel kloppend: de gedaagde hád er een punt van gemaakt dat niet vaststaat dat de eiser de maker/rechthebbende was. En dan is een screenshot inderdaad wat weinig.

Hoe dan wel? Allereerst lijkt me een objectieve datumbron van belang. Dus niet een screenshot vanaf je eigen PC, maar een i-depot, een akte door de notaris of proces-verbaal van constatering door de deurwaarder. Dan staat in ieder geval vast wáár het om gaat en wannéér. Maar bij al deze diensten geldt dat ze geen verificatie doen, geen verificatie kúnnen doen van het werkelijke makerschap. Ik kan een ontwerp stelen en de deurwaarder laten constateren dat het in mijn bezit is of op mijn website staat. Zolang de bestolene niet hardop piept, zou ik dan kunnen claimen maker te izjn.

Bij bewijs over wat de inhoud van een site was (zoals die merkinbreukzaak hierboven of bij zeg smaad) zou zo’n proces-verbaal wél kunnen helpen. De deurwaarder gaat dan zelf naar de site, leest wat er staat en zet dat in zijn proces-verbaal (al dan niet met screenshot). Dan staat vast dat die tekst online stond toen de deurwaarder ging kijken. Een i-depot lijkt een goedkoop alternatief, maar je kunt een webpagina natuurlijk snel even bewerken voor je ‘m i-deponeert dus dat zou iets minder bewijskracht geven.

Algemeen denk ik dat er geen keiharde oplossing is voor het probleem. Hebben jullie suggesties?

Arnoud

Internet Archief als prior art – ja, maar met extra bewijs

Regelmatig worden octrooien verleend die niet nieuw en inventief zouden zijn, omdat ze al lang beschreven zijn in wat heet de prior art. Dat wil zeggen dat er een publicatie is die ouder is dan het octrooi waar de uitvinding al in staat, of op zijn minst de uitvinding tot een trivialiteit maakt.

Bewijzen dat iets op een gegeven moment in een boek of tijdschrift staat, lukt nog wel. Maar hoe doe je dat met Internet-publicaties? Die kunnen immers op elk moment worden aangepast, en er is geen betrouwbare manier om te zien wanneer welke wijziging plaatsvond.

Recentelijk kreeg het Europees Octrooibureau een zaak voorgelegd waarbij een octrooiaanvraag werd afgewezen omdat er een Internetpublicatie was gevonden waar de uitvinding al in zou staan. De publicatie was via het Internet Archief gevonden in 2003, en IA vermeldde de datum 20 juni 2000 bij het document. De octrooiaanvraag was ingediend op 28 juli 2000, dus als die datum zou kloppen, dan was de uitvinding niet nieuw en de afwijzing dus terecht.

Nu kent het EOB wel meer situaties waarin het onduidelijk is wat wanneer is gepubliceerd. Mensen komen nog wel eens met de stelling dat zij de uitvinding in het openbaar hebben getoond of gebruikt, bijvoorbeeld op een beurs of op de markt. Of ze zouden de uitvinding al in de handel hebben gehad. Dan is het aan die persoon om te bewijzen hoe dat zat: wanneer is wat gepubliceerd, en onder welke omstandigheden?

De Kamer van Beroep heeft nu in uitspraak T 1134/06 beslist dat deze zelfde strenge eis moet gelden voor mensen die met Internetpublicaties aan komen zetten. Er moet bewijs “beyond any reasonable doubt” zijn dat de Internetpublicatie ouder was dan de datum van indiening van de octrooiaanvraag.

Een Internetpublicatie van een “reputable or trusted publisher” die elektronische versies van zijn papieren uitgave(s) online zet, of een website die opereert onder “recognized regulations and standards”, wordt geacht gepubliceerd te zijn op de datum die er bij staat. Wel moet er dan worden aangetoond dat de site “reputable or trusted” is of onder die “recognized regulations and standards” opereert natuurlijk.

Voor een archief zoals het Internet Archief werd het volgende beslist:

Where a disclosure has been retrieved from a resource such as the Internet Archive, further evidence concerning the history of the disclosure, whether and how it has been modified since the date it originally appeared on a web site will be necessary. This could be in the form of an authoritative statement from the archivist. Alternatively, an appropriate statement as to the content, either from the owner or author of the archived web site which included the disclosure may suffice.

Het was niet genoeg dat de publicatie in kwestie onder de URL “http://web.archive.org/web/20000620174023/http://www.boersenspiel.de” gevonden was om aan te nemen dat de tekst werkelijk die van 20 juni 2000 was. Wie kijkt wat IA allemaal heeft over deze site, zal zien dat er overal een asterisk bij staat. Dat betekent dat de site tussen de archiveringen door gewijzigd is. Dan is het dus nog maar de vraag wat er nu op welk moment op de site stond.

Arnoud