Mag een vereniging haar leden ongevraagd mailings toesturen?

Via Twitter: Databank en nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates gelanceerd en verplichte nieuwsbrief. Inderdaad, de Orde van Advocaten verzorgt elke twee weken een nieuwsbrief met tuchtrechtelijke uitspraken, iets waar advocaten ongetwijfeld meer over willen weten. Maar het verbaast wel dat er geen opt-in wordt gevraagd, zomaar nieuwsbrieven sturen is juridisch gezien een tikje twijfelachtig zal ik maar zeggen. Toch denk ik dat er in deze situatie meer mag dan in het algemene geval van “bedrijf wil reclame sturen aan mogelijke klanten”.

De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) lanceerde onlangs haar website Tuchtrecht Updates, met daarop uitspraken van alle tuchtcolleges voor de advocatuur gerangschikt naar onderwerp, instantie en datum. Daaraan gekoppeld een nieuwsbrief, want:

De NOvA vindt het voor een behoorlijke uitoefening van de praktijk belangrijk dat alle advocaten van deze uitspraken kennisnemen. Alle advocaten ontvangen daarom elke twee weken van Boom Juridisch per e-mail een nieuwsbrief met de meest relevante disciplinaire uitspraken. Zo bent u altijd op de hoogte van de belangrijkste tuchtrechtelijke ontwikkelingen.

Dat gaf dus wat boosheid, want hoezo stuurt men zonder voorafgaande opt-in aan de leden van deze organisatie zomaar nieuwsbrieven?

Of het netjes is, laat ik in het midden maar ik denk dat het juridisch wel mag. De regel dat nieuwsbrieven opt-in vereisen is gebaseerd op artikel 11.7 Telecommunicatiewet (het spamverbod) en dat is nadrukkelijk beperkt tot “ongevraagde communicatie voor commerciële, ideële of charitatieve doeleinden”. Andersoortige communicatie mag ongevraagd worden verstuurd.

Een nieuwsbrief met de laatste aanbiedingen is natuurlijk commerciële communicatie, maar een nieuwsbrief met relevant nieuws voor je vereniging vind ik echt een heel ander verhaal. Zeker als de Orde zich op het standpunt stelt dat je deze informatie gewoon moet weten als advocaat. Dan kom je op het niveau van de aankondiging van de ALV van de schaakvereniging of de melding van Ziggo dat dit weekend het internet eruit gaat voor werkzaamheden (het servicebericht). Daar is echt geen opt-in voor nodig.

Arnoud

Van rare websites krijg je rare vergeetrechtzaken

Een arts die op de vingers is getikt door het tuchtcollege moet verwijderd worden uit de zoekresultaten van zoekmachine Google. Dat meldde Trouw vorige week. Waarmee ze overigens bedoelen dat een bericht over dat vingertikken verborgen moet blijven in de zoekresultaten, niet dat de arts geheel onvindbaar moet worden. De rechtbank Amsterdam had in december vorig jaar bepaald dat het ging om een irrelevant en tendentieus bericht, dat de arts niet hoefde te worden nagedragen ondanks de voorwaardelijke schorsing die hem door de tuchtrechter was opgelegd. Een baanbrekende zaak, aldus zijn advocaat, maar wat mij betreft is dit niets bijzonders en klopt het helemaal met de regels die we al hadden.

De arts had enkele jaren terug een operatie uitgevoerd en daarbij een fout gemaakt. Dat leidde tot een tuchtrechtelijke procedure onder de Wet BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg). De arts kreeg in eerste instantie een schorsing opgelegd, maar in hoger beroep werd dat een voorwaardelijke schorsing.

Wie nadien op de naam van de arts zocht, vond hoog in de resultaten de site zwartelijstartsen punt nl (die zelf zegt “Deze website is niet bedoeld als leedtoevoeging of schandpaal.” maar ik zie dat anders) met daarin naam, BIG nummer en foto van de arts, plus de tuchtrechtelijke uitspraak en een citaat uit een regionale krant over de kwestie.

De arts had nogal last van die vermelding, en vroeg Google om verwijdering uit zoekresultaten op zijn maam. Die weigerde dat, omdat het om zakelijke berichtgeving ging over zijn professionele activiteiten. De Autoriteit Persoonsgegevens was dezelfde mening toegedaan, mede omdat de arts nog in zijn proeftijd van de voorwaardelijke schorsing zat en de berichtgeving daarmee nog actueel was. Bovendien zou een gemiddelde patiënt niet bij het BIG register kijken of zijn arts een tuchtuitspraak tegen zich had, maar wel in Google.

Daarop stapte de arts naar de rechter, die hem in tegenstelling tot Google en de AP wél gelijk gaf. De rechtbank zet daarbij voorop – zoals de HR eerder bepaalde – dat bij Google’s zoekdienst de privacy van daarin opgenomen personen in principe wint, tenzij er bijzondere redenen zijn om de informatie wél te tonen. Normaal is de afweging van grondrechten gelijkwaardig (persvrijheid versus privacy), maar bij Google dus niet.

Dan is dus de vraag, wat zijn hier die bijzondere redenen. De site had aangedragen dat zij juist de openbaarheid met naam en toenaam kiezen omdat het publiek te lastig falende artsen kan vinden. Beroepsfouten door artsen zijn zeer kwalijk, dus logisch dat daar aandacht voor moet komen. En het huidige systeem vanuit de wet om dat te doen, voldoet niet genoeg.

Dat laatste ziet de rechtbank anders:

[dat] de wetgever in de wet BIG een uitgekiend wettelijk systeem heeft vastgelegd om bekendheid te geven aan beroepsbeoefenaren die een (voorwaardelijke) tuchtrechtelijke maatregel opgelegd hebben gekregen. Volgens de wet BIG wordt iedere tuchtrechtelijke maatregel in het BIG-register (www.bigregister.nl) gepubliceerd, met een zeer beperkte vermelding van de reden voor de oplegging. De tuchtrechtelijke maatregelen zijn vrij eenvoudig te vinden als in het (digitale) BIG-register wordt gezocht op de naam van de zorgverlener.

Wie dus echt wil weten of er wat speelde met zijn of haar arts, kan dat met een gerichte zoekopdracht achterhalen. Maar dat is heel wat anders dan gewoon je arts googelen en al dan niet verouderde of herroepen berichtgeving vinden, en op die basis concluderen dat je te maken hebt met een sjoemelarts (nog zo’n term van die site). Zeker als die site zich ook nog eens tooit met de toch tendentieuze term ‘zwarte lijst’, wat meer impliceert dan enkel een voorwaardelijke tik op de vingers. En het helpt al helemaal niet als blijkt dat die zwarte lijst kennelijk vrij willekeurig (met eigen, niet gepubliceerde criteria) sommige berispte artsen wel en andere niet publiceert, plus ook artsen die géén tuchtrechtelijke uitspraak tegen zich hebben.

Daar staat dan grote last voor de arts tegenover. Ik schrok er een beetje van wat de rechtbank zegt over het BIG register:

Bovendien heeft [verzoekster] diverse publicaties van de artsenfederatie KNMG overgelegd waaruit blijkt dat de publicatie van een tuchtrechtelijke maatregel in (enkel) het BIG-register – door de KNMG ‘naming and shaming’ of een ‘digitale schandpaal’ genoemd – voor de artsen die het betreft een zo grote invloed heeft, zowel persoonlijk als professioneel, dat ruim de helft van hen heeft overwogen te stoppen met werken.

Als alleen al de vermelding daar zó veel impact heeft, dan snap ik wel dat je zeker niet ook nog eens in een door willekeurige mensen opgezette zwarte lijst Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank geen omstandigheden ziet om de privacy van de arts aan de kant te zetten, integendeel. Google moet dan ook binnen zeven dagen zorgen dat dit zoekresultaat niet meer wordt getoond als mensen de arts bij naam googelen.

Gezien deze feiten verbaast die uitspraak me niets. Baanbrekend zou ik hem ook weer niet noemen, de rechter past ‘gewoon’ het kader toe van alle vergeetrechtzaken. Dat het BIG register een eigen vergeet- of juist ‘herinner’-functie heeft, is wel een bijzonderheid maar ik zie die in het voordeel van de informatievrijheid. De relevante informatie over artsen is daar te vinden en wordt zorgvuldig beheerd. Wie wat wil weten of zijn arts, kan daar dus gewoon terecht. En als informatie niet meer relevant is, wordt dat door een onafhankelijke partij gescreend en weggehaald. Dat lijkt mij beter dan zelf googelen.

Arnoud