Waarom moeten artsen binnenkort hun BIG nummer op Twitter zetten?

Huisartsen en andere zorgverleners zijn verbaasd over de manier waarop ze vanaf 1 april hun registratienummer moeten tonen. Dat las ik bij RTL Nieuws. Als voorbeeld noemen ze dat dit nummer onder meer bij hun Twitter-account moeten staan als ze zich daar als arts bekendmaken. Grote ophef en protest, niet alleen bij artsen maar ook bij fysiotherapeuten, verpleegkundigen en andere beroepsbeoefenaars die in het BIG-register zijn ingeschreven. Vanwaar deze consternatie?

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (‘Wet BIG’) bestaat al heel wat jaartjes en reguleert, inderdaad, beroepen in de gezondheidszorg. Een belangrijke component daarvan is het register, waar je als gereguleerde zorgaanbieder ingeschreven moet staan. Een beetje vergelijkbaar met de KVK voor ondernemers, maar strenger want als je eruit wordt gehaald dan mag je je beroep niet meer beoefenen.

Door een wijziging in de wet BIG zijn BIG-geregistreerde zorgverleners per 1 april 2019 verplicht hun BIG-nummer actief bekend te maken, aldus de Rijksoverheid in februari. Die wetswijziging is vorig jaar aangenomen, en daarbij is dit punt niet echt onder de aandacht gekomen volgens mij. Ik denk dat dat komt omdat er in de wet alleen iets vaags stond:

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze de beoefenaar van een beroep als bedoeld in artikel 3, eerste lid, het publiek kenbaar maakt onder welk BIG-nummer hij is ingeschreven.

Die informatie van de Rijksoverheid is voor zover ik kan nagaan niet op een AMvB gebaseerd, maar het ministerie van VWS loopt vooruit (aldus NVZ Kennisnet) met deze publicatie. En wat veel mensen helemaal overvalt, is dat dit zonder overleg met het veld en al per 1 april is besloten. Nog los van de algemene negatieve opinie dat dit niets toevoegt, zie bijvoorbeeld het t-shirt van huisarts Marco Blanker (topicfoto) die tegenwoordig als Twitternick zijn BIG-nummer heeft.

Het ministerie noemt als motivatie dat het transparanter voor zorgafnemers is om meteen het BIG-nummer te hebben. Je kunt dan meteen opzoeken wat voor kwalificaties iemand heeft (of heel basaal of een nepnummer is gebruikt), en dat gaat sneller dan alleen een achternaam of Twitternick. Achternaam en geboortedatum zou wel werken, maar veel zorgverleners vinden dat net iets privacygevoeliger, zo lees ik. En dan is dit nummer dat toch al openbaar is, misschien een betere oplossing. Tegelijkertijd heb ik geen idee welk probleem dit dan zou oplossen want het lijkt vrijwel niet voor te komen dat mensen zich met andermans BIG-nummer als arts voordoen, of dat patiënten werkelijk hun zorgverlener niet kunnen vinden.

Arnoud

Van rare websites krijg je rare vergeetrechtzaken

Een arts die op de vingers is getikt door het tuchtcollege moet verwijderd worden uit de zoekresultaten van zoekmachine Google. Dat meldde Trouw vorige week. Waarmee ze overigens bedoelen dat een bericht over dat vingertikken verborgen moet blijven in de zoekresultaten, niet dat de arts geheel onvindbaar moet worden. De rechtbank Amsterdam had in december vorig jaar bepaald dat het ging om een irrelevant en tendentieus bericht, dat de arts niet hoefde te worden nagedragen ondanks de voorwaardelijke schorsing die hem door de tuchtrechter was opgelegd. Een baanbrekende zaak, aldus zijn advocaat, maar wat mij betreft is dit niets bijzonders en klopt het helemaal met de regels die we al hadden.

De arts had enkele jaren terug een operatie uitgevoerd en daarbij een fout gemaakt. Dat leidde tot een tuchtrechtelijke procedure onder de Wet BIG (Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg). De arts kreeg in eerste instantie een schorsing opgelegd, maar in hoger beroep werd dat een voorwaardelijke schorsing.

Wie nadien op de naam van de arts zocht, vond hoog in de resultaten de site zwartelijstartsen punt nl (die zelf zegt “Deze website is niet bedoeld als leedtoevoeging of schandpaal.” maar ik zie dat anders) met daarin naam, BIG nummer en foto van de arts, plus de tuchtrechtelijke uitspraak en een citaat uit een regionale krant over de kwestie.

De arts had nogal last van die vermelding, en vroeg Google om verwijdering uit zoekresultaten op zijn maam. Die weigerde dat, omdat het om zakelijke berichtgeving ging over zijn professionele activiteiten. De Autoriteit Persoonsgegevens was dezelfde mening toegedaan, mede omdat de arts nog in zijn proeftijd van de voorwaardelijke schorsing zat en de berichtgeving daarmee nog actueel was. Bovendien zou een gemiddelde patiënt niet bij het BIG register kijken of zijn arts een tuchtuitspraak tegen zich had, maar wel in Google.

Daarop stapte de arts naar de rechter, die hem in tegenstelling tot Google en de AP wél gelijk gaf. De rechtbank zet daarbij voorop – zoals de HR eerder bepaalde – dat bij Google’s zoekdienst de privacy van daarin opgenomen personen in principe wint, tenzij er bijzondere redenen zijn om de informatie wél te tonen. Normaal is de afweging van grondrechten gelijkwaardig (persvrijheid versus privacy), maar bij Google dus niet.

Dan is dus de vraag, wat zijn hier die bijzondere redenen. De site had aangedragen dat zij juist de openbaarheid met naam en toenaam kiezen omdat het publiek te lastig falende artsen kan vinden. Beroepsfouten door artsen zijn zeer kwalijk, dus logisch dat daar aandacht voor moet komen. En het huidige systeem vanuit de wet om dat te doen, voldoet niet genoeg.

Dat laatste ziet de rechtbank anders:

[dat] de wetgever in de wet BIG een uitgekiend wettelijk systeem heeft vastgelegd om bekendheid te geven aan beroepsbeoefenaren die een (voorwaardelijke) tuchtrechtelijke maatregel opgelegd hebben gekregen. Volgens de wet BIG wordt iedere tuchtrechtelijke maatregel in het BIG-register (www.bigregister.nl) gepubliceerd, met een zeer beperkte vermelding van de reden voor de oplegging. De tuchtrechtelijke maatregelen zijn vrij eenvoudig te vinden als in het (digitale) BIG-register wordt gezocht op de naam van de zorgverlener.

Wie dus echt wil weten of er wat speelde met zijn of haar arts, kan dat met een gerichte zoekopdracht achterhalen. Maar dat is heel wat anders dan gewoon je arts googelen en al dan niet verouderde of herroepen berichtgeving vinden, en op die basis concluderen dat je te maken hebt met een sjoemelarts (nog zo’n term van die site). Zeker als die site zich ook nog eens tooit met de toch tendentieuze term ‘zwarte lijst’, wat meer impliceert dan enkel een voorwaardelijke tik op de vingers. En het helpt al helemaal niet als blijkt dat die zwarte lijst kennelijk vrij willekeurig (met eigen, niet gepubliceerde criteria) sommige berispte artsen wel en andere niet publiceert, plus ook artsen die géén tuchtrechtelijke uitspraak tegen zich hebben.

Daar staat dan grote last voor de arts tegenover. Ik schrok er een beetje van wat de rechtbank zegt over het BIG register:

Bovendien heeft [verzoekster] diverse publicaties van de artsenfederatie KNMG overgelegd waaruit blijkt dat de publicatie van een tuchtrechtelijke maatregel in (enkel) het BIG-register – door de KNMG ‘naming and shaming’ of een ‘digitale schandpaal’ genoemd – voor de artsen die het betreft een zo grote invloed heeft, zowel persoonlijk als professioneel, dat ruim de helft van hen heeft overwogen te stoppen met werken.

Als alleen al de vermelding daar zó veel impact heeft, dan snap ik wel dat je zeker niet ook nog eens in een door willekeurige mensen opgezette zwarte lijst Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank geen omstandigheden ziet om de privacy van de arts aan de kant te zetten, integendeel. Google moet dan ook binnen zeven dagen zorgen dat dit zoekresultaat niet meer wordt getoond als mensen de arts bij naam googelen.

Gezien deze feiten verbaast die uitspraak me niets. Baanbrekend zou ik hem ook weer niet noemen, de rechter past ‘gewoon’ het kader toe van alle vergeetrechtzaken. Dat het BIG register een eigen vergeet- of juist ‘herinner’-functie heeft, is wel een bijzonderheid maar ik zie die in het voordeel van de informatievrijheid. De relevante informatie over artsen is daar te vinden en wordt zorgvuldig beheerd. Wie wat wil weten of zijn arts, kan daar dus gewoon terecht. En als informatie niet meer relevant is, wordt dat door een onafhankelijke partij gescreend en weggehaald. Dat lijkt mij beter dan zelf googelen.

Arnoud

Moment, ik app even uw huiduitslag naar mijn collega

dokter-doctor-stetoscoop-gezondheidIn veel ziekenhuizen wisselen artsen informatie over patiënten uit via WhatsApp, meldde NRC Q op gezag van diverse medici uit verschillende ziekenhuizen. Ze gebruiken de app bijvoorbeeld voor het versturen van foto’s van aandoeningen, om aan collega’s op afstand om hulp te vragen bij een acute diagnose. Eh, wacht, wàt?

Foto’s van aandoeningen, en chatberichten met beschrijvingen van patiënten of problemen, zijn al heel snel persoonsgegevens. Zodra gegevens één persoon betreffen, is dat namelijk het geval. Ook als er geen naam of patiëntnummer bij staat. Waar het namelijk om gaat, is of identificatie redelijkerwijs mogelijk is. En met een foto van een specifieke huidaandoening of een ongelukje met een shampoofles wil dat nog wel lukken.

Dit soort gegevens zijn niet zomaar persoonsgegevens, ze zijn bijzonder. En daarvoor geldt een speciaal regime: die mag je niet gebruiken tenzij in de Wbp of andere wet expliciet staat van wel (art. 16 Wbp).

Voor medisch personeel is er een uitzondering: “voor zover dat met het oog op een goede behandeling of verzorging van de betrokkene, dan wel het beheer van de betreffende instelling of beroepspraktijk noodzakelijk is”. Wel moeten ze nog steeds een grondslag kunnen aanwijzen, zoals toestemming of de uitvoering van de behandelovereenkomst. Je zou dan als arts moeten zeggen, dit overleg met een collega is noodzakelijk want anders weet ik niet welke behandeling te starten. Dat kan.

Maar dan het kanaal WhatsApp, mag dat dan? Dan kom je bij de algemene eis dat persoonsgegevens veilig moeten worden behandeld. En je kunt je afvragen of dat wel goed zit bij WhatsApp. Niet dat ik gelijk NSA-niveau spionage bedoel: gewoon heel simpel, mensen kunnen je telefoon vinden en berichten lezen. Of je stuurt een bericht naar de verkeerde persoon, of diens partner leest het bericht toevallig. Of de ander vindt het een bijzondere foto en plaatst hem op Figure 1 (twijfelachtig SFW). En ja dat is dan jouw schuld want jij moest dat voorkomen.

Maar om nou te zeggen, WhatsApp bij deze verboden voor collega-overleg, dat gaat ook weer wat ver. NRC citeert een neurochirurg uit Utrecht:

“Het komt zeker veel voor dat artsen via WhatsApp overleggen en patiënteninformatie delen. Ik heb zelfs wel eens levens gered doordat we via een mobiel bericht veel sneller over een noodsituatie konden overleggen en beslissen dan via de oude systemen. Maar er zijn duidelijke privacy-bezwaren.”

En daar zit vandaag de dag precies het dilemma: het kanaal is erg handig, snel en bruikbaar, maar de privacy is bepaald niet ingeprogrammeerd en je moet maar hopen dat het goed gaat. (Goh, het lijkt internet als zodanig wel.) Terwijl de voor privacy ontworpen kanalen bepaald niet handig of snel te noemen zijn – een brief in dubbele envelop, vervoerd per koerier bijvoorbeeld – en daardoor in de praktijk dus niet werken. Wat moet je dan?

Arnoud