Een Canadese man kreeg een boete omdat hij een Apple Watch bediende terwijl hij auto reed, las ik bij Webwereld. Het is in Canada net als bij ons verboden om een telefoon in je hand te houden, en de beboetende agent was van mening dat een smartwatch die praat met je telefoon, op zich aan die definitie voldoet. De man gaat in beroep, en ik vraag me dan gelijk af: hoe zit dat bij ons?
Het verbod uit de wet (art. 61a RVV) vermeldt inderdaad letterlijk:
Het is degene die een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een motor bestuurt verboden tijdens het rijden een mobiele telefoon vast te houden.
De eerste gedachte is: hij zit om je póls en dus niet in je hand. Maar zo medisch-letterlijk wordt er in het recht niet geredeneerd. In deze zaak bij het Hof Leeuwarden uit 2006 werd bepaald dat het begrip ‘vasthouden’ breed moet worden uitgelegd:
Inherent aan deze vorm van telefoneren is dat de afstand van de gebruiker tot het toestel direct van invloed is op de kwaliteit van het contact. Dat brengt met zich mee dat niet alleen het telefoongesprek afleidt van de verkeerssituatie, maar ook het risico toeneemt dat de bestuurder fysiek te veel betrokken is bij het voeren van het telefoongesprek en daardoor minder goed in staat is de benodigde verkeershandelingen te verrichten. Blijkens de Nota van Toelichting ontstaat juist door deze combinatie van factoren een niet te veronachtzamen risico voor de verkeersveiligheid. Bovendien kan, wanneer de verstaanbaarheid bij gebruik van de speakerfunctie tijdelijk of blijvend is beperkt – bijvoorbeeld door omgevingsgeluid – eenvoudig het toestel alsnog naar het oor worden gebracht.
Oftewel, het probleem met in de hand houden is hetzelfde als met het aan de pols vastbinden, je ene arm is niet meer beschikbaar voor het bedienen van de auto. Daarom is “aan de pols binden” juridisch hetzelfde als “in de hand houden”.
Dan de vraag, is het een ‘telefoon’. Deze term is ook breed gedefinieerd: “een apparaat dat bestemd is voor het gebruik van mobiele openbare telecommunicatiediensten”. Dat begrip kennen we uit de Telecommunicatiewet. Een apparaat zoals de iPhone is bestemd voor deze diensten, zowel spraaktelefonie als dataoverdracht, valt er dus onder. Maar ook een laptop met ingebouwd 3G-modem valt eronder, want ook dataoverdracht an sich via 3G is een vorm van gebruik van mobiele openbare telecommunicatiediensten.
Een smartwatch wordt draadloos gekoppeld aan een telefoon of ander apparaat, en is daarmee dus bestemd voor mobiele communicatie. Echter, dat woordje ‘openbaar’ maakt hier het verschil: een smartwatch werkt met Bluetooth of een vergelijkbaar korteafstandprotocol, en dat is géén openbare telecommunicatiedienst. Om diezelfde reden is het dus ook niet verboden je Bluetooth oortje voor je telefoon in de hand te houden (zie dit vonnis uit 2010.)
Natuurlijk is er altijd nog Koos z’n kapstok, artikel 5 Wegenverkeerswet. Maar dan moet er wel worden bewezen dat door de handeling gevaar is ontstaan of kon ontstaan. Wie met smartwatch om de pols perfect rechtdoor rijdt net onder de maximumsnelheid, veroorzaakt geen (potentieel) gevaar.
Ik zou eerlijk gezegd niet weten hoe dit juridisch op te lossen. Als je het bedienen van elektronica in zijn algemeenheid gaat verbieden, valt ook de autoradio eronder. Of de boordcomputer. “Alle handelingen die niet voor het besturen noodzakelijk zijn” is een andere kapstok, dat gaat me te ver.
Arnoud