Via Reddit:
2 weken geleden heb ik een motorhelm besteld bij een webshop. Echter heb ik in de tussentijd een andere, in mijn ogen betere, helm bij een winkel in de buurt gekocht. Hierna heb ik bij de webshop meerdere keren geprobeerd de order (die overigens nog niet verstuurd was) te annuleren. Echter gingen ze hier niet op in, ik kreeg alleen gisteravond een mailtje in de trant van ‘Wat moeten we doen om je niet te laten annuleren’. [Nu] krijg ik alleen toch een verzendbevestiging, terwijl ik deze niet meer wil hebben.Wat een rare winkel.
De wet zegt dat je tot 14 dagen na ontvangst van de bestelling deze mag annuleren. Letterlijk “tot een termijn van veertien dagen is verstreken” (art. 6:230o lid 1 BW). Dat sluit niet uit dat je ook vóór de ontvangst al mag annuleren. Dat blijkt uit de rechtspraak en dat is ook bevestigd bij invoering van de wet:
De formulering «tot een termijn van veertien dagen is verstreken» verduidelijkt dat een consument kan ontbinden totdat de specifiek gestelde termijn is verstreken. Dit betekent bij een consumentenkoop dat een consument kan ontbinden voordat hij de zaak heeft ontvangen (overweging 40).Verder is het zo dat je een annulering op iedere manier mag mededelen. De enige uitdaging is bewijzen dat je mededeling van annulering is aangekomen bij het bedrijf. Vaak wordt gewerkt met formulieren of sites waar je annulering “aanvraagt”, maar dat is juridisch gezien alleen een stukje gemak, en zeker geen verplichting. Zie lid 3: “een andere daartoe strekkende ondubbelzinnige verklaring te doen aan de handelaar.”
Deze motorhelmshop heeft zo te lezen een stukje verdiepende customer journey analyse gemaakt, en geconcludeerd dat als je annuleerders vraagt “wat kunnen we doen om je over te halen het toch te kopen”, je een aantal spijtoptanten krijgt die dan de retour laten schieten. Het doet me denken aan bepaalde kranten waar je alleen mag opzeggen bij de telefonische klantenservice, waar dan getrainde “oh maar dan mag ik nu een eenmalig aanbod doen om u te overtuigen”-medewerkers paraat staan.
Vervelend, maar juridisch gezien in dit geval in het geheel niet bindend: bij koop op afstand is die mededeling precies dat, op het moment dat het bericht is aangekomen dan is de koop ontbonden. Het maakt niet uit wat de winkel daarvan vindt en hoe hard ze nog “Wat moeten we doen om je te houden” gaan roepen of wat ze namailen. (Dus ook niet “wilt u het formulier invullen”, ik zeg het maar even.)
Blijft het punt, die helm is onderweg en de meneer (m/v) van DHL gaat aanbellen. En de zorg is dan dat je zelf voor de retourkosten opdraait, omdat dat de regel is bij deze webshop. Dat mag, als het duidelijk gemeld is dan moet je de terugzending zelf betalen. Weigeren lijkt het meest logisch, want dan komt zowel praktisch als juridisch gezien de retourkosten voor rekening van de verkoper. Maar wat nu als een buurman of huisgenoot het aanneemt? Want dat wordt gezien als voor jouw rekening. De wet zegt dan (art. 7:10 lid 4 BW):
De koper moet echter van het ogenblik af dat hij redelijkerwijs rekening moet houden met het feit dat hij de zaak zal moeten teruggeven, als een zorgvuldig schuldenaar voor het behoud ervan zorgen; artikel 78 van Boek 6 is van overeenkomstige toepassing.Dit is echter niet hetzelfde als “je moet het meteen terugsturen en de retourkosten betalen”. Omdat de koop al rechtsgeldig ontbonden was – en dus niet meer bestaat – moet je alleen meewerken aan het terugbezorgen. Dat kan dus ook zijn een mailtje sturen met dat de helm hier bij jou ligt, en het verzoek een retourlabel te sturen of iemand langs te laten komen zodat het ding veilig terug kan. Het ding in de kelder leggen en wachten tot de winkel piept is dan weer niet zorgvuldig, je zult wel even aan de bel moeten trekken.
Ik zie bij Reddit in de comments verwijzing naar artikel 7:29 lid 2 BW:
De koper die voornemens is een aan hem verzonden en op de plaats van bestemming te zijner beschikking gestelde zaak te weigeren, moet, zo dit geen betaling van de koopprijs en geen ernstige bezwaren of onredelijke kosten meebrengt, deze in ontvangst nemen, tenzij de verkoper op de plaats van bestemming aanwezig is of iemand aldaar bevoegd is zich voor zijn rekening met de zorg voor de zaak te belasten.De achterliggende gedachte van dit artikel is dat als het bestelde bij de koper is aangekomen, deze feitelijk de enige is die er voor kan zorgen. Het is te onredelijk dat die het dan gewoon in de regen kan laten liggen, ook al wilde hij het eigenlijk weigeren. Dus dan mag je niet weigeren maar moet je er goed op passen. Uitzondering is dan als de verkoper (of een gemachtigde van de verkoper) ook aanwezig is, die kun je dan sommeren het mee te nemen. En als de vervoerder natuurlijk vrijwillig zegt “dan stuur ik het terug”, dan is dat prima – ik vat dat op als een kennelijk gemachtigde namens de verkoper.
Ik denk alleen dat dit artikel niet opgaat, omdat door die mededeling van ontbinding de koop al is opgehouden te bestaan (art. 6:271 BW). Weliswaar ontstaan dan verplichtingen tot ongedaanmaking van wat er al was uitgevoerd, maar je bent dan als consument géén koper meer want er is geen koopovereenkomst meer. Desondanks: als je dan toch in het bezit van die helm bent gekomen, dan moet je er op passen en de winkel iets laten weten zodat die stappen kan nemen om het ding terug te krijgen. Op kosten van de winkel.
Arnoud
Aangezien na annulering het product niet langer ‘gevraagd’ is komt dit wat mij betreft toch wel dicht in de buurt van een onrechtmatige handelspraktijk van de zwarte lijst als er toch om betaling wordt gevraagd: “vragen om onmiddellijke dan wel uitgestelde betaling of om terugzending of bewaring van producten die de handelaar heeft geleverd, maar waar de consument niet om heeft gevraagd” (art. 6:193i sub f BW).
A) In de reacties noemt de oorspronkelijke vragensteller op Reddit nog een leuk internationaal privaatrechtelijk paasei: de webshop blijkt te zijn gevestigd in het Verenigd Koninkrijk.
Dus welk recht is hier van toepassing en welke rechter is bevoegd?
De Rome I en Brussel Ibis verordening zijn na Brexit in het VK niet meer van kracht en naar mijn weten is het VK ook (nog) niet toegetreden tot het verdrag van Lugano omdat de EU dat blokkeert.
Maar de Rome I en Brussel Ibis verordening hebben wel een ‘universele’ werking. Je kunt denk ik dus naar een Nederlandse rechter en die zal vermoedelijk Nederlands recht van toepassing verklaren of die onderdelen die een Nederlandse consument bescherming biedt op grond van art. 6 Rome I, maar hoe leg je dan het vonnis ten uitvoer in het VK?
Vooralsnog zou ik zeggen: niet kopen bij een webshop buiten de EU.
B) Een ander interessant punt in de reacties de betaling. Daarvoor lijkt de vragensteller namelijk een ‘micro-krediet’ te hebben afgesloten via een dienst die het in de markt zet als ‘afterpay’. Dat lijkt dus een ‘gelieerde kredietovereenkomst’ te zijn (art. 7:67 BW). Als een consument herroept (een vorm van ontbinding), dan moet dat krediet uiteraard nog wel worden terugbetaald. Maar een gelieerde kredietovereenkomst kan bij herroeping ook worden ontbonden. Dat leidt nog steeds tot een ongedaanmakinfsverbintenis en terugbetalingsverplichting uiteraard, maar opvallend genoeg lijkt de consument en niet de verkoper de kredietverstrekker te moeten terugbetalen in dat geval. De wetgever heeft er niet voor gekozen om de verkoper het krediet te laten terugbetalen en de consument slechts de rente, terwijl de verkoper bij rechtmatige herroeping toch een onverwijlde terugbetalingsverplichting heeft jegens de consument (art. 6:230r lid 1 BW).
Anders zou het zijn bij (gedeeltelijke) ontbinding op grond van non- conformiteit echter. Want als in dat geval kan een consument een gelieerde kredietovereenkomst óók ontbinden, maar de rechten die een consument kan uitoefenen jegens de verkoper kunnen daarnaast worden uitgeoefend richting de kredietverstrekker als het niet lukt om bij de verkoper te verkrijgen waar een consument recht op heeft (art. 7:67 lid 2 BW). Bij een webshop in het VK kun je denk ik dus verhaal halen op een kredietverstrekker als de verkoper niet terugbetaald bij ontbinding op grond van non-conformiteit, want een vonnis in je voordeel kun je waarschijnlijk wél ten uitvoer laten brengen in Nederland.
C) De tekst van art. 6:271 BW luidt
Daaruit leid ik geen terugwerkende kracht af anders dan bij vernietiging op grond van dwaling bijvoorbeeld. Waarom houdt overeenkomst op te bestaan? Er staat toch juist dat de rechtsgrond in stand blijft?
Mij lijkt het dat als een buiten de EU gevestigde winkel ook naar de EU verzend, ze zich daarmee richten op klanten binnen de EU. In dat geval zou het Nederlandse recht van toepassing zijn. Wil je dat als winkel niet, dan kun je niet verzenden naar klanten binnen de EU.
Het gaat niet om de vraag of Nederlands recht van toepassing is, want de universele werking in de Rome I-Vo stond al genoemd. Evenzo zal een Nederlandse rechter vermoedelijk bevoegd zijn.
Maar wat gaat een Nederlandse consument doen met een vonnis in het voordeel van die consument als een verkoper in het VK niet betaalt?
Die consument zal denk ik in het VK moeten procederen om een uitspraak ook ten uitvoer te kunnen leggen, maar de Rome I-Vo is niet meer van kracht in het VK. Dus moet het daar vermoedelijk toch onder Engels recht. Dat zal dan nog steeds wel (ongeveer) gelijk zijn aan wat er staat bepaald in richtlijn 2011/83, maar Brexit maakt de situatie erg complex voor EU consumenten die een geschil hebben met een verkoper in een derde land als daar geen verdrag mee gesloten is om een vonnis ook ten uitvoer te kunnen brengen.
De ontbinding “bevrijdt de partijen”, oftewel er kan vanaf dat moment geen aanspraak meer gemaakt worden op de afspraken uit de overeenkomst. Reeds nagekomen afspraken zijn en blijven rechtsgeldig uitgevoerd, alleen moeten ze ongedaan gemaakt worden.
Flauw voorbeeld: ik koop een broek op afstand, ik krijg geleverd maar heb nog niet betaald. Ik ben er dan eigenaar van, want ik heb ‘m geleverd gekregen krachtens koop. Ik verkoop hem aan de buurman en ontbind daarna de koop (ik zat nog in de 14 dagen). Dat is volledig legaal, het is mijn broek en nu dus de broek van de buurman. Alleen nu ben ik verplicht de broek te retourneren. Dat kan niet meer, dus ik moet de prijs van de broek betalen.
Als de koop was vernietigd (bv. wegens dwaling), dan was ik nooit eigenaar geworden en had ik de broek dus nooit kunnen verkopen. Dat is wel een essentieel verschil.
Klein leed: leidt ik = leid ik uiteraard
De winkelier stuurt het product op nadat er rechtsgeldig is ontbonden. Is dit omdat het proces van opsturen en ontbinden elkaar kruist, en het annuleren van het opsturen niet meer redelijk te verwachten was? (Product was al order-picked, ingepakt en stond op een pallet om opgehaald te worden door een transporteur. Of de order kon bij de drop shipper niet meer worden geannuleerd.)
Of is het inderdaad omdat de verkoper hoopt dat conform de genoemde customer journey analyse, de klant het product dan toch zou houden. Misschien wel omdat de moeite en kosten voor terugsturen de klant van gedachten zou veranderen?
In het eerste geval lijkt het me pech en risico voor de klant. De klant heeft gekregen waar hij om vroeg, en zal dan zelf moeten opdraaien voor het terugsturen.
In dat laatste geval zou ik zeggen: de koop was al ontbonden. En de winkelier hoopt dat de klant het product (opnieuw) koopt door deze toch maar op te sturen. En dan komen we bij het wel vaker aangehaalde lid 1 van 7:7 BW:
Ik denk dat de winkelier dit gedrag heel snel afleert als klanten dit doen.
Zo’n actie kan een interessante discussie voor de rechter opleveren over hoe het zinnetje tenzij het hem is toe te rekenen dat de toezending is geschied. geïnterpreteerd moet worden in dit specifieke geval. De ontvanger heeft immers wel actief een bestelling gedaan (en later geannuleerd) waarmee hij een actievere rol gespeeld heeft dan iemand die volledig ongevraagd iets toegestuurd krijgt,
Een terpostbezorging bestelling is nutteloos, indien de koop herroepen is voordat het terpostbezorging is aangebonden. Het verzendproces ligt in de invloedssfeer van de verkoper. Ik ben van mening dat de verkoper in dit geval de retourzending voor rekening van de verkoper moet komen, omdat die dat verzendproces ook anders kan inrichten.
Ik schat in dat de rechter een verklaring van recht dat de ontvanger een product als om niet mag behouden niet snel zal toewijzen. De ontvanger zal daarvoor feiten moeten stellen waaruit volgt dat hij mocht aannemen dat de toezending is geschied ten einde hem tot een koop te bewegen. Daarvoor zal onvoldoende zijn dat de zendingen is verzonden nadat de koop is herroepen. In het geval van deze motorhelmshop zie ik een beroep op dit artikel wel slagen. Eerst vragen ze wat ze moeten doen om je de koop niet te laten annuleren en daarna sturen ze het product alsnog op.
.
Ik ben genegen om te denken dat artikel 7:10 lid 4 tweede volzin BW niet van toepassing is, maar ook als het wel van toepassing is: de bepaling is dat de koper voor behoud moet zorgen. Aan deze bepaling wordt voldaan op het moment dat je de helm in de kelder legt. Schade die ontstaat aan de remmen en airco als gevolg van lang stilstaan komen niet voor rekening van de consument, omdat een consument niet behoeft te weten dat een auto niet mag stilstaan (ECLI:NL:RBARN:2008:BG6968, r.o. 4.4). De bepaling staat er aan de verkoop na ontbinding in de weg (ECLI:NL:GHARL:2018:8130, r.o. 4.9). Ik ben genegen om het beroep op het herroepingsrecht na de verkoop als misbruik van recht te kwalificeren, omdat je weet dat op voorhand weet dat je misschien de koop wilt herroepen en op na hand weet dat de verkoop en herroeping niet met elkaar in overstemming zijn, met als gevolg dat je geen beroep kunt doen op het recht van herroeping.
In dit geval is de koop herroepen voor dat het pakket terpostbezorging is aangeboden en dus zijn er geen reeds nagekomen verbintenissen waarvan de prestatie ongedaan gemaakt moet worden (art. 6:271 BW). Je komt hier dan uit op de onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW), wat een haalschuld oplevert (art. 6:41 BW). Met het oog op de discussie van gisteren nog het volgende.
De Hoge Raad is terughoudend bij het toepassen van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid,[1] en staat die alleen in uitzonderlijke gevallen toe.[2] De Hoge Raad benadrukt daarbij het belang van de rechtszekerheid.[3] De Hoge Raad accepteert dan ook geen uitzondering als de feitenrechter een bepaling buiten toepassing laat met de motivatie “in strijd met de redelijkheid en billijkheid” of “niet redelijk” en daarmee voorbij gaat aan de eis van de “onaanvaardbaarheid”.[4]
[1] O.a. HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2540, NJ 1998/363, m.nt. A.R. Bloembergen (Kinderdagverblijf Snoopy); HR 25 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4942, NJ 2000/ 471, m.nt. A.R. Bloembergen (FNV/Maas); HR 22 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW5695, NJ 2012/396; HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9867, NJ 2012/555. [2] O.a. HR 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5635, NJ 2000/430, m.nt. A.R. Bloembergen (Van Hese/De Schelde); HR 28 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW9867, NJ 2012/555; HR 20 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3748, NJ 2013/450. [3] O.a. HR 23 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2748, NJ 2000/15, m.nt. A.R. Bloembergen; HR 25 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2934, NJ 2000/16, m.nt. A.R. Bloembergen; HR 28 april 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5635, NJ 2000/430, r.o. 3.3.1 (Van Hese/De Schelde). [4] O.a. HR 9 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2540, NJ 1998/363, m.nt. A.R. Bloembergen (Kinderdagverblijf Snoopy); HR 25 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4942, NJ 2000/ 471, m.nt. A.R. Bloembergen (FNV/Maas); HR 8 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD7381, NJ 2002/284; HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6727, NJ 2012/234 (Tennisvereniging De IJpelaar).