Met een drone vanuit de lucht filmen is wat anders dan op straat zelf filmen (in Duitsland dan)

Photo by This_is_Engineering on Pixabay

Luchtfoto’s van auteursrechtelijk beschermde werken gemaakt met een drone zijn niet onderworpen aan de panoramavrijheid. Dat bepaalde de hoogste Duitse rechter onlangs. Dat is opmerkelijk, want je zou zeggen dat de vorm van je camera en de lengte van je statief niet auteursrechtelijk relevant is.

Panoramavrijheid is de auteursrechten-vakterm voor het mogen fotograferen van auteursrechtelijk beschermde gebouwen die in de openbare ruimte staan. In Nederland is dat al sinds 1912 erkend, zij het lange tijd met de beperking dat het gebouw niet het hoofdonderwerp mocht zijn. Tegenwoordig is dat breder: zolang het maar gaat om “het werk zoals het zich aldaar bevindt.”

De frustratie hierover van rechthebbenden gaat zeg maar over de koffietafelboeken. Men fotografeert al je beeldhouwwerken, gebouwen en dergelijke en draait daar dan grote, dure boeken van waar jij vervolgens geen cent van ziet. En omdat de achtergrond van het beeld origineel is, is dat dan “zoals het zich daar bevindt” en hoeft er niet eens een naamsvermelding bij.

Dit zien we ook in deze Duitse zaak. De gedaagde partij publiceert gidsen over stortplaatsen in het Ruhrgebied, en daarin staan met drones gemaakte luchtfoto’s van verschillende kunstinstallaties op afvalbergen. De eisers, verenigd in een van de vele Buma/Stemra-achtige belangenverenigingen die Duitsland kent, maakten bezwaar want dít kon toch niet de bedoeling zijn.

De hoogste Duitse rechter is het daar mee eens:

Het doel van de panoramavrijheid geregeld in artikel 59 lid 1 zin 1 UrhG is het vrijstellen van het gebruik van werken indien en voor zover deze deel uitmaken van het door het algemene publiek waargenomen straat- of landschapsbeeld.
Oftewel: als jij gewoon op straat loopt en fotografeert, zou het raar zijn dat je rekening moet houden met of er auteursrecht op een bepaald object zit. Dat staat in de openbare ruimte, dus moet gewoon op de foto kunnen. Maar let op, dit is een controversiële opinie – in België bijvoorbeeld geldt nog steeds dat ‘hoofdonderwerp’-criterium en je selfie met het Atomium vereist dus toestemming (of je bent creatief).

In Duitsland geldt ongeveer dezelfde regel als in Nederland (art. 59 Urheberrechtsgesetz):

(1) Het is toegestaan ??om werken die zich permanent op openbare paden, straten of pleinen bevinden, te reproduceren, distribueren en publiekelijk te reproduceren met behulp van schilderijen of grafische afbeeldingen, foto’s of film. Bij gebouwen strekken deze bevoegdheden zich alleen uit tot het uiterlijk.
Je zou dus zeggen: of je nou op de stoep staat en een gebouw van vooraf fotografeert, of een drone laat vliegen en van (al dan niet schuin) bovenaf, dat maakt niet uit. Maar dát ziet de Duitse rechter dus anders.

Bij het schrijven van deze blog was het paard met de usb-stick met daarop de uitspraak nog niet aangekomen. We moeten het dus doen met het persbericht:

In het geval van het gebruik van foto’s genomen vanuit de lucht met behulp van drones in boekpublicaties ten gunste van de belangen van de auteurs van de gefotografeerde werken. Met deze interpretatie van artikel 59 lid 1 zin 1 UrhG wordt op toelaatbare wijze gebruik gemaakt van de beschikbare ruimte bij toepassing van de beperkingsbepaling in artikel 5 lid 3 letter h van Richtlijn 2001/29/EG.
Achterliggend is het argument dat de panoramavrijheid inherent een botsing tussen auteursrechten en informatievrijheid is. Het is onwenselijk dat makers hun werk van de openbare weg houden, maar ook dat reproduceerders daarvan onbillijk hard geld verdienen met die werken zonder dat de maker daar wat van krijgt.

De balans komt dan neer op “af en toe een passant met een camera moet maar kunnen”. In Nederland is zelfs expliciet bepaald dat je bij overnemen in een compilatiewerk per maker “niet meer mag worden overgenomen dan enkele van zijn werken”. Dat lost het koffietafelboekprobleem adequaat op.

Drones inzetten is niet slechts – zoals ik hierboven schertsend stelde – een draadloze selfiestick, maar een automatisering en industrialisering van dat handwerk. De moeite die je voorheen moest doen, is in principe weg. En dan verschuif je die balans fundamenteel.

Arnoud

Sony verliest EU-rechtszaak over verkoop cheatsoftware voor PlayStation-games

Photo by Tima Miroshnichenko on Pexels

Sony heeft een rechtszaak tegen de Britse hardwarefabrikant Datel verloren. Dat meldde Tweakers vorige week. De cheatsoftware van Datel (Action Replay voor de PSP) schendt geen auteursrecht, omdat deze enkel de interne state van de game manipuleert en geen kopie van het spel maakt. En dat is dan weer het Hof van Justitie dat dat bepaalt.

Nu hebben we het vaker over cheatsoftware gehad, en daarbij was de conclusie vaak dat de cheatmaker fors moet betalen. De cheatsoftware dringt binnen in de server, de makers hebben de software gekopieerd, men zet aan tot schending van de EULA, haakjes genoeg voor gamerechthebbenden. Hier pakt het toch even anders uit.

De ELI5 is dat deze software geen kopie maakt en nergens inlogt, geen anticheatsoftware omzeilt en ga zo maar door. Tijdens het spelen van het spel wordt in het werkgeheugen van alles bijgehouden, zoals hoe veel punten je hebt, welke items je in je bezit hebt en ga zo maar door. Dat werkgeheugen kun je overschrijven, dat zijn gewoon tellertjes.

Action Replay doet precies dat: je typt een code in, dit is feitelijk een instructie over welke geheugenlocaties aan te passen (en naar welke waarde) en het systeem doet dat op de achtergrond. Daarvoor moet je wel aparte software installeren (ik dacht een hardwarekaartje, maar toen de griffier het speelde was het een usb-stick, overweging 17).

Het spelgedrag verandert natuurlijk fundamenteel als je alle dingen kunt aanpassen (idspispopd), maar is dat auteursrechtelijk relevant? De advocaat-generaal had eerder de vergelijking getrokken met eerst het einde van een complexe misdaadroman lezen. Het Hof begint met te stellen dat auteursrecht eigenlijk gewoon gaat over het kopiëren van werken. Dát is niet de bedoeling. Maar dat gebeurt hier niet:

In casu merkt de verwijzende rechter op dat de software van Datel door de gebruiker op de PSP-console wordt geïnstalleerd en tegelijk met de spelsoftware wordt uitgevoerd. Hij voegt daaraan toe dat deze software noch de doelcode, noch de broncode, noch de interne structuur of de organisatie van de software van Sony die op de PSP-console wordt gebruikt wijzigt of reproduceert, maar enkel de inhoud wijzigt van de variabelen die tijdelijk door de spelletjes van Sony in het werkgeheugen van de PSP-console worden opgeslagen en die tijdens het verloop van het spelletje worden gebruikt, zodat het spelletje op basis van deze variabelen met de gewijzigde inhoud wordt uitgevoerd.
Er is dus geen sprake van wijzigen van het spel (zoals bij een patch) en ook wordt geen kopie (zoals bij een emulator) gemaakt. Dat werkgeheugen is gewoon een technisch iets, en daar mag je in rommelen. Er is dus geen sprake van auteursrechtinbreuk.

Natuurlijk zou het kunnen dat een speler de EULA schendt als deze de cheatsoftware gebruikt. Echter, daar kan het Hof van Justitie niets mee: inhoud van contracten staat los van auteursrechten, en daar waren geen vragen over gesteld.

Arnoud

WP Engine en WordPress in juridisch straatgevecht over ‘machtsmisbruik, afpersing en hebzucht’

Photo by GoldBJJ on Pixabay

Hostingprovider WP Engine klaagt WordPress-moederbedrijf Automattic aan voor machtsmisbruik. Dat meldde Tweakers onlangs. De aanleiding: Automattic wil 8% van de omzet van WP Engine voor gebruik van het merk “WordPress”. En dat terwijl de WordPress-blogsoftware open source is.

Het is bepaald ongezellig tussen die twee, zoals Tweakers beschrijft:

De rechtszaak is de recentste stap in een serie van publieke verwijten in het conflict tussen WP Engine en Automattic en diens ceo Mullenweg. Volgens de uitbaters van het commerciële WordPress.com lift WP Engine mee op de naam en populariteit van het blogplatform, zonder bij te dragen aan de ontwikkeling van het onderliggende opensourceproject. In het verlengde daarvan noemde Mullenweg de hostingprovider een ‘gezwel voor WordPress’.
De onderliggende wrevel gaat over het gegeven dat WP Engine gespecialiseerde WordPress-hostingdiensten aanbiedt (vergelijkbaar met het Nederlandse Savvii waar ik tot volle tevredenheid deze blog host), terwijl ze geen bijdrage doet aan wat Automattic allemaal doet om WordPress een breed succes te maken.

Verplicht is dat niet, maar het zal ongetwijfeld steken dat een groot bedrijf je software inzet én meelift op je naam. Je kunt dat als een risico van open source in je businessmodel zien, en je kunt er een merkendispuut van maken.

Maar er speelt meer. De WordPress-installatie die op WP Engine draait, roept de plugin-winkel van WordPress (het bedrijf) aan. Dat is logisch, want zo is WordPress (de software) out-of-the-box geconfigureerd. Maar WordPress (het bedrijf) ziet dat als misbruik van hun server.

Ook niet te vergeten is dat het merk WordPress in handen is van een stichting, juist om te voorkomen dat het merk misbruikt zou worden door een bedrijf voor commercieel gewin in plaats van beschermen van de community rondom WordPress (de software).

En het blijft niet bij dit incident. Iets later meldde Tweakers dat WordPress.org de populaire plug-in Advanced Custom Fields van WP Engine heeft ‘geforkt’. De makers van die plug-in laten weten dat WordPress ACF ‘zonder toestemming’ heeft afgepakt. Het gaat niet zozeer over de software (die is open source) maar overname van het account, alle statistieken een positieve recensies die ermee geassocieerd zijn. Dit lijkt te mogen van de voorwaarden, maar bepaald ongepast is het wel.

Wat me vooral verbaast is hoezeer hier de emotie mee lijkt te spelen. Dit is geen zakelijk geschil meer. En dan hebben juridische stappen soms grote onbedoelde gevolgen. Het is vast onaardig om te zeggen dat ik de popcorn klaar zet?

Arnoud

Mag je jezelf SAP-specialist noemen als je dat bent (maar SAP je niet kent)?

Photo by Alice on Unsplash

Een lezer vroeg me:

Ik vroeg me af of een softwarebedrijf mag eisen dat hun productnaam niet gebruikt mag worden in een functietitel. Ik Stel (fictief) dat ik bijzondere expertise heb in adviseren over SAP. Ik ga voor mezelf beginnen als consultant, en hanteer daarbij de titel “SAP consultant” of “SAP specialist”. Heb ik dan een merkrechtelijk probleem?
In de kern draait merkenrecht om verwarring, in het bijzonder verwarring door associatie. Oftewel: denken mensen dat jij werkt bij of erkend bent door SAP? Als mensen bij die titel denken dat jij iets met SAP te maken hebt, dan is het merkinbreuk. Als je zegt, iedereen weet dat je dan een onafhankelijke consultant bent met toevallig expertise in SAP, dan is het geen merkinbreuk.

Als ik even snel zoek, dan kom ik de functie “SAP Consultant” tegen in de generieke Nationale Beroepengids, al zeggen die dan weer “De SAP consultant is in dienst van het van oorsprong Duitse bedrijf SAP”. Ik zie op vele banensites vermeldingen voor deze categorie, en lang niet altijd inclusief een arbeidscontract met SAP.

Deze leverancier heeft vele certificeringen, waarbij ook de term “consultant” valt. Maar altijd in combinatie met andere termen, zoals “SAP Certified Associate – Enterprise Architecture Consultant”. Die pagina lezend geeft mij het gevoel dat SAP zelf de term “SAP Consultant” niet te monopoliseren vindt.

Bij het Europees Merkenbureau zie ik ook zo gauw geen merk waar “SAP” en “consultant” in staat. SAP zelf is natuurlijk wel een beschermd merk, maar in combinatie met een generieke term is dat gebruik toegestaan om naar SAP te verwijzen – hier geef ik consultancy over, hier heb ik verstand van.

Het is dan weer wel af te raden om duidelijk logo’s van SAP te gaan gebruiken op je site. Dat wekt indirect toch weer een indruk van erkenning of een zakelijke relatie met het bedrijf, en dan kom je alsnog bij merkinbreuk uit.

Arnoud

Hoe veel kost overname van andermans foto als je dat automatisch doet?

Photo by OpenClipart-Vectors on Pixabay

Hoe veel kost overname van een foto nou echt, en wat doe je als je heel verschillende tarieven ziet? Die vraag kreeg de rechtbank Gelderland recent in een zaak tussen twee fotografen en een regionale nieuwssite. De uitspraak raakt aan embedded linken, citaatrecht én de hoogte van de schadevergoeding.

De fotografen, althans de organisatie waar ze bij aangesloten waren, hadden gezien dat zo’n duizend foto’s verschenen op die nieuwssite. Reden voor een forse rekening, alleen bleek al snel dat de meesten daarvan via een embedded hyperlink (dieplink) vanaf hun eigen server werd ingeladen. Dat is dus geen inbreuk.

Van 82 foto’s (eiser 1) en 390 foto’s (eiser 2) stond vast dat ze waren gekopieerd (gedownload en ingeladen op de eigen server). Dat moet je niet doen: dat is inbreuk. Althans, tenzij je je kunt beroepen op citaatrecht, maar dat ligt moeilijker dan je zou denken, zeker als je alles volautomatisch doet:

Naar het oordeel van de rechtbank kan een beroep op het citaatrecht niet slagen als een nieuwsbericht, naast een koptekst, louter en alleen bestaat uit een foto. De gebruikte foto is dan namelijk niet van ondergeschikt belang ten opzichte van de uitlatingen van de gebruiker. Een uitlating van de gebruiker ontbreekt bovendien in dit concrete geval. Dat dit moet worden beoordeeld in de context van de gehele website en niet ten aanzien van een enkel nieuwsbericht, zoals [gedaagde] heeft betoogd, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het recht. Die opvatting zou teveel afbreuk doen aan het beschermingsniveau van intellectuele eigendomsrechten zoals gewaarborgd door de Auteursrechtrichtlijn en de Aw.
Het achterliggende argument is dat een citaat wel wat toe moet voegen. Je toont niet een foto omdat je bron dat ook doet, je doet dat omdat die foto iets toevoegt. Je hebt de foto nodig, wellicht als bewijs, wellicht om je eigen betoog te versterken of juist om in te hakken op de foto, maar zoals ik altijd zeg: een overname is pas een citaat als je eigen verhaal onduidelijker wordt zónder de overgenomen foto.

Bij sites als deze wordt eigenlijk altijd standaard de foto van het bronartikel meegenomen, en naast de eerste alinea getoond. Als dat met embedden gebeurt, is dat prima (oordeelt ook deze rechter), maar als je foto’s overneemt dan kom je dus in een spannend gebied terecht. Een hele kleine overname (niveau postzegel) is traditioneel wel een citaat in de vorm van een aankondiging, maar zo te lezen waren de foto’s hier een stuk groter.

Dan blijft over de vraag, hoe veel schade moet de inbreukmaker vergoeden. Het gaat hier om professionele fotografen, dus als hoofdregel is dat de gemiste licentievergoeding. Daar stonden twee argumenten tegenover elkaar:

  1. De fotografen stelden dat ze normaal voor zulk gebruik €285 per foto betaald kregen, en hadden facturen overlegd die daadwerkelijk dat bedrag in rekening brachten.
  2. De gedaagde had gevonden dat de opdrachtgever van die fotografen (DPG media) eerder rond de 11 euro per foto rekende.
De rechtbank volgt (weinig verrassend) de bewijzen van de fotografen. Wat marktconform is, is niet relevant. Bij schade gaat het om de schade die jij leed, niet wat men gemiddeld aan schade heeft. Als je mijn dure Spkyer auto total loss rijdt, heb ik meer schade dan wanneer dat bij mijn 15 jaar oude Opel Corsa gebeurt.

De rechter neemt hier (wel ietwat verrassend) de staffelkorting over die de fotografen hanteren. Hierdoor komt het tarief op ongeveer 192 (eiser 1) en 100 euro (eiser 2) per foto. En in het eindvonnis (er was wat procedurele discussie) gaat het dan hard – 16k respectievelijk 40k schadevergoeding.

Weliswaar zonder allerlei opslagen voor naamsvermelding, gemiste exclusiviteit en weet ik veel. Maar desondanks een enorm bedrag. Daar komen dan nog de proceskosten bij, die in auteursrechtzaken normaal neerkomen op de échte rekening van de advocaat (en niet het forfaitaire tarief). Alleen zijn er sinds enkele jaren richtsnoeren dat het bij “eenvoudige” zaken – zoals deze – gemaximeerd moet zijn op 8000 euro in een bodemprocedure. En dat doet de rechtbank dan ook.

Arnoud

LAION-datasetcollectief wint rechtszaak over fotogebruik onder TDM-uitzondering

Photo by Willian Justen de Vasconcellos on Pexels

Datasetmakerscollectief LAION heeft een rechtszaak wegens auteursrechtinbreuk gewonnen van fotograaf Robert Kneschke. Dat meldde onder meer TechnoLlama vorige week. LAION hoeft de vermeldingen van de foto niet te verwijderen omdat ze zich op de text and data mining (TDM) uitzondering in de Auteurswet kan beroepen. Een opsteker voor anderen die met datasets werken, bijvoorbeeld om er AI modellen mee te trainen. Maar de impact is beperkt.

In mei vorig jaar diende Kneschke een claim in tot verwijdering van zijn foto’s uit de dataset. Hij kreeg een factuur van de advocaat van LAION voor het afhandelen van het verzoek, en stapte daarop naar de rechter. Ik blogde toen:

Het Duitse LAION project onderhoudt een van de bekendste datasets met geannoteerde afbeeldingen, waarmee AI systemen getraind kunnen worden. De bekende afbeeldingsgeneratoren zoals Midjourney en Stable Diffusion gebruiken LAION. Een discussiepunt bij dit soort sets is of hier sprake is van auteursrechtinbreuk, wat onder meer tot deze class action rechtszaak leidde.
De LAION dataset is enorm – zo’n 6 miljard afbeeldingen. Ook populair, alle grote AI afbeeldingengeneratoren bouwen op de dataset van LAION. Maar let wel, LAION bundelt niet een berg plaatjes in een zipfile. Ze hebben alleen metadata, in een gestructureerd formaat. Zeg maar URL en annotaties. Wil jij die dataset gebruiken, dan download jij wat je nodig hebt en plak je de metadata van LAION erbij.

Een set links is natuurlijk geen inbreuk (Svensson-arrest) maar het downloaden zul je zelf moeten verantwoorden. En daar komt die TDM uitzondering om de hoek kijken. LAION deed daar een beroep op. Ja, ze hadden elke afbeelding natuurlijk een keer gedownload maar dat was voor kwaliteitsdoeleinden en daarna werden deze weer gewist.

Is dat TDM? De wet (art. 25 Aw) definieert het als volgt:

In deze paragraaf wordt onder tekst- en datamining verstaan een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden.
Afbeeldingen zijn natuurlijk dergelijke gegevens en de metadat die LAION maakt, telt als “informatie genereren”. Dus dat zit wel goed. De vervolgvraag is onder welke voorwaarden je dit mag doen.

Onderzoeksorganisaties en cultureel erfgoedinstellingen mogen TDM Doen “met het oog op wetenschappelijk onderzoek” (art. 15n Aw). De rest van de wereld mag dat ook, maar moet machine-leesbare opt-outs respecteren. LAION is een nonprofit, maar is dat genoeg om “onderzoeksorganisatie” te mogen heten? Hier wreekt zich het probleem dat termen als “wetenschap” of “onderzoek” juridisch niet gedefinieerd zijn.

In het vonnis onderbouwt de Duitse rechter waarom LAION wél een dergelijke instelling is:

Wetenschappelijk onderzoek verwijst doorgaans naar het methodisch-systematisch nastreven van nieuwe kennis (…). [Het mag] niet zo eng worden opgevat dat het alleen de werkstappen zou omvatten die rechtstreeks verband houden met het verwerven van kennis; Veeleer is het voldoende dat de betreffende werkstap gericht is op het (later) verwerven van kennis, zoals bijvoorbeeld het geval is bij talloze dataverzamelingen die eerst moeten worden uitgevoerd om vervolgens empirische conclusies te kunnen trekken. Met name de term wetenschappelijk onderzoek veronderstelt niet het succes van later onderzoek.
LAION stelt de dataset samen en verbetert deze, waarna ze de resultaten publiceren zonder bijzondere voorwaarden of licentievergoedingen. Dat voldoet al aan de omschrijving. Natuurlijk weet LAION heel goed dat de grote commerciële AI-bedrijven precies hun dataset graag gebruiken. Maar dat is irrelevant, omdat dat andere bedrijven zijn.

Het is in zoverre jammer dat hiermee de vraag over de reikwijdte van het begrip “opt-out” niet beantwoord hoeft te worden, omdat dat pas speelt als LAION géén onderzoeksinstelling zou zijn geweest.

Er wordt zijdelings ingezoomd op een aspect van die discussie, namelijk of een AI niet gewoon een zin als “niet voor TDM gebruiken” had kunnen lezen. Ik vind dat een storende aanname, kort gezegd omdat ook juristen prima van mening kunnen verschillen over de interpretatie van een zin en het dus licht absurd is te denken dat ChatGPT dan wél de beoogde conclusie kan trekken.

Arnoud

 

Bedrijf met zelfde handelsnaam eist dat ik mijn vlog-kanaal offline haal en domeinnaam overdraag

Photo by Rasa Kasparaviciene on Unsplash

Via Reddit:

Ben actief als ‘@ Bomentuinderij, op instagram, en heb ook mijn website met Bomentuinderij .nl gekocht. Hierin laat ik zien hoe je een tuin onderhoudt, en aanlegt. Ik ben geen bedrijf, en verkoop geen goederen. Nu krijg ik een e-mail van een bedrijf die geregistreerd staan met ‘Bomentuinderij’ op KvK als ‘Handelsnaam’. Wat is mijn recht?
Een eerste gedachte is wellicht dat “Bomentuinderij” (een fictief gekozen naam ter anonimisering) een nogal generieke naam is in de categorie tuinonderhoud. Daar moet je mee uitkijken, omdat het hier gaat over handelsnamen en daar geldt formeel niet de eis dat de naam creatief of onderscheidend moet zijn.

Een naam is een handelsnaam als deze gebruikt om een onderneming mee aan te duiden (art. 1 Handelsnaamwet). Een ander mag niet dezelfde of een sterk lijkende naam gebruiken als daarmee “verwarring tussen die ondernemingen te duchten is” (art. 5). Dat kan ook met zeer generieke namen, denk aan twee kleine cafés met de naam Minibar tegenover elkaar in dezelfde straat.

Een sterker argument is dat de vraagsteller geen onderneming is. Als je geen onderneming hebt, heb je ook geen handelsnaam en dus schend je daarmee niet die van een ander. Maar ik twijfel daarover: ik lees dat “ik Tuinen aanleg en verkoop”, dus het Instagramkanaal is een marketingkanaal van dat hoveniersbedrijf zou ik dan denken.

Gebruikt hij de naam als handelsnaam? Ook dat is een sterk argument. Als enkel de accountnaam “@Bomentuinderij” is en deze persoon naar zichzelf verwijst als zeg “Teun de hovenier”, dan is geen sprake van handelsnaamgebruik door die accountnaam.

Als laatste is nog van belang waar de twee ondernemingen opereren. Een handelsnaam is namelijk geografisch beperkt: een hovenier in Panningen (L) kan weinig doen tegen een concurrent in Groningen (G), omdat hun activiteiten niet landelijk zullen zijn. Daarmee is verwarring in Groningen ondenkbaar. Is de oudere handelsnaamhouder wél landelijk actief (en dat vereist meer dan “ik heb een website en het hele land mag me bellen”), dan kan deze wel optreden tegen gebruik in een specifieke stad.

Arnoud

Originele maker Flappy Bird zegt niets te maken te hebben met nieuwe versie, maakt dat uit?

De originele maker van de mobiele game Flappy Bird, Dong Nguyen, zegt niets te maken te hebben met de vorige week aangekondigde mobiele versie. Dat meldde Tweakers onlangs. De Flappy Bird Foundation kondigde vorige week de comeback van de game aan. Dat geeft dan de juridische vraag: kan dat zomaar dan, juridisch?

Zo’n tien jaar geleden was het ineens populair: een side-scroller waarin de speler een vogel, Faby, bestuurt die probeert te vliegen tussen kolommen met groene buizen zonder ze te raken. Nguyen haalde het echter na een jaartje offline, onder meer omdat hij te veel druk op zich kreeg van fans van het spel en omdat het te verslavend zou zijn voor spelers.

Nu is er dus een nieuwe editie. Een stichting “heeft de rechten gekocht”, en heeft gemeld in 2025 het spel opnieuw uit te brengen.

“De rechten” zijn gekocht. Om welke rechten gaat het dan? Allereerst het auteursrecht op de assets. Vogeltje Faby blijkt afkomstig uit Piou Piou vs. Cactus, en omdat je op concrete personages auteursrecht hebt, zijn die rechten dus netjes afgekocht. De andere onderdelen op het spel lijken opnieuw ontworpen, of waren zo triviaal (groene buis) dat er geen auteursrecht op te claimen is. De software is opnieuw geschreven. Dat gaat dus wel goed.

Het andere belangrijke recht is het merkrecht op de naam Flappy Bird. Nguyen heeft dat recht in 2014 vastgelegd, zij het als logo en de naam aan elkaar geschreven. Alleen is er iets bijzonders met dat merk gebeurd: in januari dit jaar werd het als “abandoned” aangemerkt.

In het merkrecht geldt de regel dat je je merk actief moet gebruiken. Het is niet de bedoeling dat je een naam of logo vastlegt en er dan niets mee doet; dat verhindert anderen om wél commercieel te gaan met dat teken. (Waarom bij domeinnamen deze regel niet geldt, weet ik nog steeds niet.)

Als een merk te lang niet gebruikt wordt, kun je als marktpartij het merkenbureau (hier het USPTO) vragen het merk door te halen. En dat is wat hier is gebeurd, vorig jaar september. Alleen was er meer aan de hand: de bezwaarmakende partij heet Gametech Holdings en heeft al sinds 2014 een eigen merkregistratie op het woord Flappy Bird. Hierover zegt men:

[Since 2014], Opposer has spent considerable amounts of money to advertise, use, promote, and develop public awareness for and goodwill in its FLAPPY BIRD mark. As a result of such expenditures and efforts, Opposer has developed a valuable reputation and critical goodwill in its FLAPPY BIRD mark and has created, launched, and maintained a range of computer game products and related offerings under its registered FLAPPY BIRD mark.
Ik kan zelf geen spel vinden dat Flappy Bird heet(te) en door Gametech op de markt gebracht werd, maar dat zal aan mij liggen. In ieder geval had Nguyen geen reactie op dit bezwaarschrift, zodat het USPTO aannam dat alle bezwaren juist waren en het merk doorhaalde.

Het merk van Gametech is ondertussen verkocht aan die Flappy Bird Foundation, die daarmee dan alle essentiële rechten heeft om de markt op te gaan. Of het nieuwe spel een succes gaat worden? They changed it, now it sucks:

According to The Flappy Bird Foundation, the new release will include “new game modes, characters, progression, and massive multiplayer challenges.” … [The new game] will include some form of microtransactions, unlike the original game, which was entirely supported by ads. Footage of the game also shows an interface displaying the player’s number of diamonds, which may indicate a premium in-game currency.
Dat is bepaald wat anders dan het origineel, waar weinig meer te doen was dan tussen de buizen te navigeren en advertenties te negeren. Maar goed, ik zou het over het juridische hebben.

Arnoud

 

Wat je moet doen als je een auteursrechtclaim van Copytrack krijgt

Photo by LoboStudioHamburg on Pixabay

Mogelijk was er bij Copytrack iemand terug van vakantie, maar de afgelopen weken heb ik véle, vele mails gehad van mensen die een schadeclaim (“boete”) hebben gekregen van dit auteursrechtenkeffertje. De kern: foto ongeautoriseerd gebruik, normaal 150 euro, nu graag 750 maar het kan met korting als u meteen betaalt. Wat moet je daarmee doen?

Zoals ik in februari blogde:

Het frustrerende is, dit alles speelt binnen de wet. Als je een foto overneemt zonder toestemming dan moet je (als zakelijke partij) betalen. Alleen: hoe veel? De Hoge Raad heeft véle jaren geleden gezegd dat de gemiste licentie-inkomsten de schade zijn. Dus, wat vraagt die fotograaf normaal, wat kost deze foto in de beeldbank. Is dat een foto van 15 euro, dan is de schade 15 euro. Ben jij een exclusieve fotokunstenaar en krijg je 5000 euro per kopie dan is dat je schade. Net zoals het bekrassen van een custom built Spyder meer kost dan het oplappen van een oude Opel Corsa.
Hoe Copytrack hiermee omgaat, zie je bijvoorbeeld in deze brief uit vorig jaar oktober. Over dit fenomeen schreef ik eerder bij Tweakers. De kern: men rekent opslag op opslag en hanteert korte termijnen met stevige juridische taal om mensen te laten schrikken tot betalen.

Mag dat? Ja, dat mag. Het juridisch systeem gaat uit van twee gelijke, goed ingelezen en geoefende partijen die verbaal met elkaar twisten waarna de rechter bepaalt welke argumenten zhij overtuigender vindt. Dus stevige verbale druk hoort erbij. Dat de wederpartij een vlotte Instagrammer is die niet van copyright weet en nog denkt dat advocaten altijd de volledige en gebalanceerde waarheid spreken, daar doen we juridisch niets mee.

Tegelijk: als je zakelijk actief bent, bijvoorbeeld als reisblogger of influencer, dan horen deze regels erbij en moet je dus weten dat je niet zomaar een foto van internet kunt gebruiken. Ook niet als erbij staat van wel – althans, het is jouw risico dat zoiets niet klopt. Krijg je dus een foto van een hotel om te gebruiken en komt daarna de fotograaf, dan moet je bij het hotel zijn met de rekening, nádat jij de fotograaf hebt betaald. Want jij publiceerde.

Dit voelt oneerlijk en dat is het ergens ook. Maar dat komt met name door de wijze van handelen van partijen als Copytrack. Die willen een betaling forceren, en laten daardoor geen ruimte voor navragen, coulance of een goed gesprek over wat hier misgegaan is. Dat frustreert enorm.

Mijn advies voor dit soort claims is eerst en vooral: ga niet in discussie. Niet over dat het oneerlijk is, dat de bedragen niet kloppen, dat er geen watermerk bij stond, dat het hotel zei van wel en ga zo maar door. Alléén als je bewijs hebt van aankoop van de foto bij de genoemde fotograaf uit de brief (of een stocksite waar die foto met die fotograaf staat), dan stuur je dat bewijs terug.

Wat je wel gaat doen, is kijken wat die foto echt kost. Gebruik omgekeerd zoeken op afbeelding bij Google, zoek op de naam van de fotograaf enzovoorts. Screenshot (of print pdf) het aanbod met de prijs. Dat is bewijs dat je dit zou hebben moeten betalen als je het had gevraagd. En dat is de crux: de schade is dat bedrag, dat is wat de fotograaf écht is misgelopen.

Volgens de jurisprudentie tel je daar 25% bij op, en nu komt ie: dat bedrag maak je over (IBAN: DE80 7604 0061 0529 9862 00, BIC / SWIFT: COBA DEFF XXX) en je stuurt een korte mail om dat te melden. Niet als tegenbod, zij hebben geen énkele interesse in jouw argumenten en ze gaan nooit van z’n leven erkennen dat het bedrag omlaag mag. Maak het bedrag dus over en negeer de discussie. Dat werkt, ik ken niemand die vervolgens voor het verschil (hun eis minus jouw betaling) is aangeklaagd.

Arnoud

 

Heb je auteursrecht op bugfixes op andermans software?

“Het herstellen van een bug is in het algemeen geen grote bewerking”. Aldus de rechtbank Rotterdam in een recent geschil over broncodes. Voordat iedereen boos wordt: het ging hier over auteursrechtelijk grote bewerkingen, en dat is wat anders dan hoe moeilijk het is om voor elkaar te krijgen.

De zaak komt erop neer dat de koper van een stuk software de oude eigenaar (en ik vermoed, maker) daarvan inhuurde als zzp’er om hier bepaalde bug fixes in uit te voeren. Die leverde dat aan in de vorm van gecompileerde binaries, maar wilde geen broncode verstrekken en beriep zich op auteursrecht op de fixes.

Je kunt op zich ook op een klein werk (als in: weinig regels of woorden) auteursrecht hebben. Waar het om gaat, is of je een eigen intellectuele schepping dan wel eigen oorspronkelijk karakter/persoonlijk stempel daar in hebt zitten. Wat de rechter hier “banale of triviale elementen” noemt, valt buiten het auteursrecht. Die interrupt héét nou eenmaal 13h, dus dat getal zul je moeten noemen en daar is auteursrechtelijk niets intellectueels aan.

Intrigerender wordt het door de vervolgzin:

[D]e keuzes van de maker mogen niet louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze.
Dat je bij programmeren creatief bezig bent, erkent iedereen. Maar er zijn randgevallen waarin daar geen (of weinig) sprake van is. Het herstellen van fouten is zo’n randgeval: je bent dan niet iets nieuws en eigens aan het toevoegen, je herstelt andermans fouten (of denkt dat te doen), en dat is haast per definitie niet een eigen inbreng.

Natuurlijk, het hangt af van het soort fout. Als je een naiëve eenregelige aanroep van een functie vervangt door een pagina vol met checks en balances inclusief security best practices, dan is die pagina vast auteursrechtelijk creatief. Deze zaak lijkt te zijn gegaan om het meer standaardwerk, het corrigeren van kleine misstappen in het origineel.

Een punt is nog wel dat een bug best moeilijk kan zijn om op te sporen (ik heb veel bewondering voor deze) maar niet perse moeilijk om op te lossen áls je het probleem gevonden hebt. Iedereen kent het verschijnsel van een hele middag bezig zijn om een ongewenste puntkomma te lokaliseren. Het frustrerende is dan dat die activiteit niet auteursrechtelijk relevant is – het gaat alleen om creativiteit die in het resultaat te herkennen is.

Als laatste bleek de bugfixer/programmeur niet inhoudelijk diep te zijn ingegaan op wáár dan de creativiteit zat. Als je je op auteursrecht beroept, moet je (desgevraagd) wel kunnen aantonen waarom het jouw intellectuele schepping was.

Arnoud