Politie Los Angeles gevraagd om socialmedia-accounts burgers te noteren

Agenten van het politiekorps van de Amerikaanse stad Los Angeles hebben instructies gekregen om van elke burger die ze spreken de socialmedia-accounts en e-mailadressen te noteren, ook als er geen verdenking van een misdrijf is. Dat meldde Security.nl vorige week. Diverse lezers vroegen me of de Nederlandse politie dat ook zou mogen, en zo ja wanneer dan.

Wanneer agenten uit LA een burger spreken en de gegevens op een “field interview” kaarten noteren zouden ze ook om socialmedia-accounts en e-mailadres moeten vragen, zo blijkt uit instructies van het politiekorps. De via de kaarten verkregen informatie gaat in een systeem van het bedrijf Palantir, dat informatie uit allerlei bronnen samenvoegt voor analyses. Dat is natuurlijk saillant, Palantir is een dubieus bedrijf en ligt ook in Nederland onder vuur.

Maar laten we even een stapje terug doen. Stel de data gaat alleen politiesystemen in, en wordt niet gedeeld met vage particuliere clubs van derden. Zou het dan wel mogen? Het doel van field interviews in LA is gestructureerd noteren wat een getuige verklaarde, inclusief data zodat je die getuige kunt terugvinden voor bijvoorbeeld vervolgvragen. De social media gegevens kun je gebruiken voor dergelijk contact, en je kunt ook dingen correleren: tegen mij zegt hij A, op Twitter roept hij net B, dat is raar. Of: hij zegt de verdachte niet te kennen maar is op Instagram vriendjes met haar, daar ga ik eens nader achteraan.

In Nederland ken ik zulke formulieren niet. In de meeste gevallen is het ook niet relevant wat je op social media doet, tenzij hetgeen waar je over getuigt natuurlijk direct daarmee te maken heeft. En dan is het weer niet gek dat de agent vraagt onder welk account je online bent, zodat men zelf kan zien wat er gezegd of gedaan is of verder kan rechercheren.

Een stap verder gaat het inzien van een account. Dat kun je in Nederland niet eisen van een getuige, dat deze privéberichten of toegang tot het account verschaft. Daarvoor zal een bevel van de rechter-commissaris nodig zijn. Maar ik kan me dan ook weer niet veel situaties voorstellen waarin je die informatie vraagt bij een getuige, in plaats van vordert bij de informatiedienstverlener als deel van een lopend onderzoek.

Arnoud

Waarom heeft een social media dienst een reglement nodig om mensen te mogen bannen?

GDJ / Pixabay

Een lezer vroeg me:

Toevallig vond ik een vonnis waarin Youtube vrijgesproken wordt vanwege hun weghalen van een antivax video met een interview met Tweede Kamerlid Wybren van Haga. De video’s werden van YouTube verwijderd omdat deze in strijd zouden zijn met het Covid-beleid van het platform. Omdat dit conform beleid was gegaan, mocht Youtube dit doen. Maar hoezo heeft een platform een reglement nodig? Een café mag toch ook zonder schriftelijk beleid mij eruit gooien als ik irritant doe?
De rechter oordeelt inderdaad dat Google terecht heeft gemeend dat de video het Covid-beleid van Youtube schond. Zo werden de bepalingen over mondkapjes en de vergelijking met griep overtreden, alsmede de bepaling die verbiedt te beweren dat vaccins het risico op corona niet verkleinen en de bepaling die verbiedt te beweren dat kinderen geen corona kunnen krijgen.

Het is inderdaad zo dat een social media dienst gewoon een privaat bedrijf is en dus mag weigeren diensten te leveren, net zoals een café je een biertje mag weigeren te verkopen omdat je kop hen niet aanstaat of je eruit zetten omdat je irritant doet naar andere mensen.

Alleen is hier een complicatie: bij Youtube héb je al een dienst, een duurovereenkomst zeggen we dan in juridische taal. En dat is iets anders dan aanwezig mogen zijn in een caféruimte en steeds een productaankoop doen. Een aanbod (verzoek tot offerte, handopsteken) weigeren is juridisch een stuk simpeler dan een bestaande overeenkomst opzeggen. Voor dat laatste heb je een goede reden nodig, en “deze server is mijn eigendom net als dat café” is niet goed genoeg.

Werk je met huisregels (algemene voorwaarden), dan kom je al een stuk sneller aan die goede reden, want overtreding van de voorwaarden van een overeenkomst noemen we juridisch een tekortkoming en op grond daarvan mag de wederpartij een overeenkomst opzeggen.

Heb je geen expliciete regel, dan wordt het lastiger maar niet onmogelijk. Je doet dan juridisch gezien een beroep op de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid: dit stáát nergens maar kom op, je snapt dat dit gewoon deel van de afspraken is. Dat je niet off-topic mag gaan, is bij veel forums geen expliciete regel maar afgezien van hardnekkige trollen snapt iedereen het als ze daarop aangesproken worden.

De lastiger vraag is of zo’n regel zelf redelijk is. In principe mag je zelf je regels maken, maar hoe groter je platform hoe groter je verantwoordelijkheid naar de maatschappij toe. Zeg maar net zoals de Consumentenbond niet zomaar een mening mag blèren over een product zonder onderbouwing vanwege hun maatschappelijke omvang.

Aansluiten bij wetenschappelijke consensus en overheidsbeleid lijkt mij voor een op algemeen publiek gericht forum een prima keuze. Waarmee ik niet wil zeggen dat ieder algemeen forum dat zou moeten, of dat een andere keuze onredelijk is, maar het lijkt me niet onredelijk dat Youtube die keuze maakt.

Arnoud

Gemeenten zouden op grote schaal burgers bespieden op sociale media

Nederlandse gemeenten zouden op grote schaal meekijken met burgers op sociale media, zo las ik bij Nu.nl (op gezag van dit rapport). Controversieel is dat de gemeente onder meer nepaccounts gebruikt, terwijl dit niet zou zijn toegestaan. “Een methode die alleen politie en inlichtingendiensten onder strikte voorwaarden mogen inzetten”, aldus de nieuwssite. En dat terwijl 95 procent van de ondervraagde ambtenaren zegt dat hun gemeente aan online monitoring van burgers doet, en 54% dat er geen beleid op is. Hoe zit dat juridisch?

Het klopt dat politie en inlichtingendiensten alleen onder strikte voorwaarden undercoveroperaties mogen uitvoeren. En ja, met dat grote woord omschrijven we ook het aanmaken van nepaccounts om mensen online te volgen terwijl ze zich onbespied waren. Waarmee niet gezegd is dat ieder account van een agent automatisch een undercoveroperatie is: met een Instagram-account rondkijken naar “toegankelijk voor alle ingelogde gebruikers”-content is bijvoorbeeld geheel legaal. Het gaat om dingen als vrienden worden met mensen, in besloten groepen toegelaten worden of in privéconversaties dingen vernemen van mensen.

Die strenge regels zijn er omdat in het strafrecht de belangen groot zijn, en de zorgen over machtsmisbruik ook. Bij gemeentes is er de complicatie dat dit geen strafrecht is maar bestuursrecht, en daar zijn de regels vaak net even anders. Er is bij mijn weten in de Algemene Wet Bestuursrecht geen verbod op het undercover vergaren van inlichtingen. Helaas staat er ook niet expliciet dat het wél mag, behalve dan de generieke zin dat de opsporingsambtenaar bevoegd is “elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.” Ook moet iedereen meewerken en inlichtingen geven.

Het rapport wijst echter op een veel directer conflict: zo’n elektronisch volgen en monitoren is een vorm van elektronisch verwerken van persoonsgegevens die onder de AVG valt. En sterker nog, die verboden is onder de AVG omdat het door een overheidsorgaan gebeurt. Er is immers geen specifieke wettelijke regeling die het toelaat, zodat de grondslag onder de AVG ontbreekt. (De grondslag van het legitiem belang mag een overheidsorgaan niet gebruiken bij uitoefening van haar openbare taak.)

Er blijken ook gemeentes te zijn die de data bij een extern bedrijf inkopen. Ik lees dan de bekende idioterie dat “dit niet onder de privacywet valt omdat het om openbare gegevens gaat” of dat zo’n bedrijf een legitiem belang kan claimen bij haar bronnenonderzoek. Dat is gek maar doet voor de gemeente niet af dat zij voor verwerking van zulke gegevens een wettelijke grondslag nodig heeft.

Tot mijn (positieve) verbazing sluit het rapport dan zo af:

Binnen gemeenten wordt gemonitord om redenen die volstrekt begrijpelijk zijn, gelet op de juridische positie van de burgemeester en de maatschappelijke positie van de gemeente. Veel van de juridische eisen lijken in de praktijk nageleefd. Dat is niet vanwege kennis van een concreet juridisch kader. Want maar 21% van de medewerkers vindt het juridisch kader duidelijk. Toch lijken intuïtief of op basis van ethische overwegingen veel zaken goed te gaan. Zo worden er volgens respondenten in beperkte mate dossiers bijgehouden, zijn medewerkers terughoudend in het ‘doorklikken’ op profielen en geven ze aan dat ze voor online monitoring nooit (40%) of beperkt gebruikmaken van privéaccounts (38%) en nooit (67%) of beperkt gebruikmaken van nepaccounts (13%).
De zorg is wel dat gemeente denken “We hebben de mensen, we hebben de middelen, het lijkt te werken, en dus gebruiken we het.” Slechts één op de zes gemeenten betrekt de functionaris gegevensbescherming bijvoorbeeld bij monitoring. Dat kan dus grote problemen opleveren, inclusief schadeclaims door mensen die onterecht bekeken of gevolgd zijn. (Nog los van de praktische problemen zoals nepaccounts, of mensen die ‘grappig’ doen door bijvoorbeeld nepdrugs of zogenaamd de nieuwe auto te laten zien.)

Dit moet dus beter: een wettelijke regeling lijkt me zeker een goed idee. Mij is niet helemaal duidelijk waarom het rapport zegt dat dit niet in de APV mag maar een wet in formele zin vereist (een wet aangenomen door het parlement), volgens mij eist de AVG alleen dat er een wéttelijke regeling is en de APV is materieelrechtelijk gewoon een wet. Maar het is natuurlijk in ieder geval de beste route als de rijksoverheid de kaders stelt waarbinnen gemeenten mogen opereren, lijkt me.

Arnoud

 

Waarom moeten artsen binnenkort hun BIG nummer op Twitter zetten?

Huisartsen en andere zorgverleners zijn verbaasd over de manier waarop ze vanaf 1 april hun registratienummer moeten tonen. Dat las ik bij RTL Nieuws. Als voorbeeld noemen ze dat dit nummer onder meer bij hun Twitter-account moeten staan als ze zich daar als arts bekendmaken. Grote ophef en protest, niet alleen bij artsen maar ook bij fysiotherapeuten, verpleegkundigen en andere beroepsbeoefenaars die in het BIG-register zijn ingeschreven. Vanwaar deze consternatie?

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (‘Wet BIG’) bestaat al heel wat jaartjes en reguleert, inderdaad, beroepen in de gezondheidszorg. Een belangrijke component daarvan is het register, waar je als gereguleerde zorgaanbieder ingeschreven moet staan. Een beetje vergelijkbaar met de KVK voor ondernemers, maar strenger want als je eruit wordt gehaald dan mag je je beroep niet meer beoefenen.

Door een wijziging in de wet BIG zijn BIG-geregistreerde zorgverleners per 1 april 2019 verplicht hun BIG-nummer actief bekend te maken, aldus de Rijksoverheid in februari. Die wetswijziging is vorig jaar aangenomen, en daarbij is dit punt niet echt onder de aandacht gekomen volgens mij. Ik denk dat dat komt omdat er in de wet alleen iets vaags stond:

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald in welke gevallen en op welke wijze de beoefenaar van een beroep als bedoeld in artikel 3, eerste lid, het publiek kenbaar maakt onder welk BIG-nummer hij is ingeschreven.

Die informatie van de Rijksoverheid is voor zover ik kan nagaan niet op een AMvB gebaseerd, maar het ministerie van VWS loopt vooruit (aldus NVZ Kennisnet) met deze publicatie. En wat veel mensen helemaal overvalt, is dat dit zonder overleg met het veld en al per 1 april is besloten. Nog los van de algemene negatieve opinie dat dit niets toevoegt, zie bijvoorbeeld het t-shirt van huisarts Marco Blanker (topicfoto) die tegenwoordig als Twitternick zijn BIG-nummer heeft.

Het ministerie noemt als motivatie dat het transparanter voor zorgafnemers is om meteen het BIG-nummer te hebben. Je kunt dan meteen opzoeken wat voor kwalificaties iemand heeft (of heel basaal of een nepnummer is gebruikt), en dat gaat sneller dan alleen een achternaam of Twitternick. Achternaam en geboortedatum zou wel werken, maar veel zorgverleners vinden dat net iets privacygevoeliger, zo lees ik. En dan is dit nummer dat toch al openbaar is, misschien een betere oplossing. Tegelijkertijd heb ik geen idee welk probleem dit dan zou oplossen want het lijkt vrijwel niet voor te komen dat mensen zich met andermans BIG-nummer als arts voordoen, of dat patiënten werkelijk hun zorgverlener niet kunnen vinden.

Arnoud

Burgemeester is vaak tandeloos bij online handhaven

Burgemeesters weten nog altijd niet precies wat ze aanmoeten met online-provocaties die kunnen escaleren op straat. Dat las ik in het Friesch Dagblad, dat ik ook niet elke dag opensla. Uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen en NHL Stenden Hogeschool blijkt dat preventief ingrijpen na een online dreiging een meerwaarde kan zijn bij het voorkomen van erger op straat. Dit type probleem escaleert online snel, en als je pas ingrijpt nadat het is overgeslagen naar de straat in je eigen woonplaats dan heb je als burgemeester een forse achterstand. Alleen heb je als burgemeester nu net geen goede bevoegdheden om online al in te kunnen grijpen. Dit is gek maar ook weer niet.

De burgemeester speelt ten aanzien van de openbare orde in de gemeente een belangrijke rol. Hij heeft bijzondere bevoegdheden daarin onder de Gemeentewet. Zo oefent hij toezicht uit op openbare evenementen, kan hij gebouwen sluiten (ook woningen) en mag hij gebieden tot risicogebied verklaren zodat de politie vergaande maatregelen mag nemen. Uniek is zijn positie bij “oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen” – hij mag dan alle bevelen geven die nodig zijn om dit te bestrijden, en mag daarbij de wet negeren (behalve de Grondwet) als dat nodig is.

Zouden er in een gemeente bijvoorbeeld mensen uit het hele land samenkomen per trein met de bedoeling een oproer te beginnen, dan mag de burgemeester het station sluiten en die treinen terugsturen. Kan dat niet, dan mag hij die mensen bij aankomst in hechtenis nemen en ze op zijn gemak terugsturen naar waar ze vandaan komen. En bij dat laatste hoeft hij dus (als het inderdaad écht niet anders kan, en geen uur langer dan nodig) geen rechter nodig die strafbare feiten vaststelt en een gevangenisstraf uitspreekt.

Die mensen kwamen samen omdat er op zeg Twitter werd opgeroepen tot het een of ander. Veel handiger zou dan zijn geweest dat de burgemeester die Twitteraars had kunnen aanspreken op wat ze deden, net zoals hij een demonstratie op straat kan verbieden. Maar dat is ingewikkeld. Om te beginnen omdat die Twitteraar zijn grondrecht van uitingsvrijheid uitoefent, en de burgemeester mag de Grondwet nu net niet passeren. Maar ten tweede omdat de Twitteraar waarschijnlijk niet in de eigen gemeente woont, zodat de burgemeester niet bevoegd is om wat dan ook met hem te doen. De burgemeester van diens eigen woonplaats natuurlijk wel, alleen je doet in Amsterdam onder het gemeenterecht niets verkeerd als je oproept naar Haren te gaan om daar te gaan rellen.

Ook zit je natuurlijk met het punt dat je niet vooraf kunt inschatten wat het effect zal zijn van een digitale oproep. Soms heeft het groot effect (zoals inderdaad het Haren-gebeuren, Project X) maar heel vaak ook niet. En iemand preventief in hechtenis nemen of van Twitter af trekken als overheid omdat er ‘misschien’ wat misgaat, is natuurlijk ook weer zo wat.

Wat te doen? Je kunt natuurlijk zeggen, dit moet nationaal geregeld worden. Daar hebben we de landelijk opererende politie voor. Alleen gaat het dan in principe om misdrijven, terwijl ordeverstoringen vaak van veel geringere omvang zijn, zeker in het begin. Daar moet dus een wetswijziging voor komen. Ook een optie is dat de burgemeester de social media in kwestie vraagt berichten te verwijderen (notice/takedown) maar ook dan kom je snel in de sfeer van het censuurverbod. Dat lijkt me dus minstens zo heikel. Maar wat moet je dan?

Arnoud

Op je LinkedIn liegen over je functie kan leiden tot ontslag op staande voet

Wie een onjuiste functietitel koppig blijft handhaven op LinkedIn ondanks herhaalde sommatie van zijn werkgever, kan daarvoor ontslag op staande voet krijgen. Dat maak ik op uit een recent vonnis van de rechtbank Midden-Nederland.

In deze zaak was de werknemer sinds 2015 actief in de functie van accountmanager New Business. Op zeker moment in 2016 kreeg hij de functie van (Online) Sales, Marketing & PR consultant, maar na een jaar leek dat tegen te vallen en ging hij terug naar die accountmanagerfunctie. Ook dat liep niet helemaal lekker, en zo te lezen werd er aangestuurd op een ontslag.

Doorn in het oog daarbij van de werkgever was de LinkedIn-profielpagina van de werknemer, waar deze als functie had staan “Sales, Marketing & PR consultant” en in de onder zijn profielfoto en naam geplaatste kopregel “Marketing & -PR”. Dat was dus de functie waar hij in 2017 van afgehaald was, zodat het dus wat gek overkomt om dat nog zo te zien in het openbaar. Ondanks meerdere sommaties (ik tel er meer dan 10 in het vonnis) gaf de werknemer daar geen gehoor aan, waarop de werkgever overging tot ontslag op staande voet.

De werknemer vocht het ontslag aan, met name met de reden dat hij wél had voldaan door de geëiste functietitel aan te passen. Er was nooit letterlijk gezegd “en de kopregel ook”, zodat hij die mocht laten staan. Dat is bovendien een vrij tekstveld, geen functieomschrijving, dus wat daar staat kan nooit als functietitel gezien worden. Inderdaad, dit is waar ik de term “giecheltoets” voor reserveer.

Iets inhoudelijker: mág een werkgever je bevelen je LinkedIn aan te passen? Een LinkedIn-account is immers in principe iets dat je zelf aangaat met dat bedrijf LinkedIn Corporation uit Californië. Iets dat de werknemer ook aangaf met zijn reactie: “Ik zet mijn privé LinkedIn account in voor [verweerder] , maar je hebt hieromtrent geen instructiebevoegdheid.”

In het algemeen denk ik niet dat een werkgever je kan instrueren iets te doen met je LinkedIn profiel. Eisen dat je op LinkedIn gaat vind ik al zeer twijfelachtig, maar eisen dat je er iets publiceert of leuk vindt zie ik zo niet gebeuren. (Ik had ooit een blog over een werknemer die verplicht alle producten uit de shop van haar werkgever moest liken, maar kan die niet meer vinden.)

Hier gaat het echter over een specifieke situatie: de werknemer publiceert in het openbaar iets dat niet klopt, hij wás geen Marketing & PR consultant of -medewerker. Omdat daar dan ook nog eens de naam van de werkgever bij staat, ontstaat dan een hele rare situatie en daar ben je als werkgever bevoegd tegen op te treden. Of het dan iemands privéaccount is, doet er niet toe. Als hij in het café roept de directeur te zijn, mag je hem daar ook op aanspreken lijkt me.

Niet heel verrassend wordt het ontslag in stand gehouden, hoewel wel een transitievergoeding meegegeven wordt.

Arnoud

Amerikaanse zedendelinquent heeft recht op sociale media

De Amerikaanse staat North Carolina mag mensen die zijn veroordeeld wegens een zedendelict niet verbannen van de sociale media zoals Facebook. Dat meldde Nu.nl vorige week. De verbanwet is in strijd met de free speech-artikelen uit de Amerikaanse Grondwet, waaronder (net als bij ons) ook het recht valt om kennis te nemen van informatie. Een categorisch socialmediaverbod -ook indien beperkt tot social media waar kinderen komen- is dan ook in strijd met dat grondrecht.

De betreffende wet was aangenomen in de Amerikaanse staat in 2008, met als doel kinderen te beschermen tegen sex offenders die immers via social media gemakkelijk contact zouden kunnen leggen. Letterlijk luidt het verbod:

It is unlawful for a sex offender who is registered in accordance with Article 27A of Chapter 14 of the General Statutes to access a commercial social networking Web site where the sex offender knows that the site permits minor children to become members or to create or maintain personal Web pages on the commercial social networking Web site.

Daar is weinig juridisch aan: als een social media site (“Facilitates the social introduction between two or more persons for the purposes of friendship, meeting other persons, or information exchanges”) minderjarigen toelaat, dan mag je er niet komen. Gewoon nooit niet, ongeacht of je in de buurt komt van die minderjarigen of alleen maar -zoals de eiser in deze zaak- op je Facebook roept dat je blij bent dat je verkeersboete wordt kwijtgescholden.

Maar dat gaat dus zomaar niet, dat is véél te lomp en ongenuanceerd omdat we het hier hebben over een zeer belangrijke bron van kennis, informatie en uitwisseling van gedachten. Het Supreme Court formuleert het zo in haar beslissing de wet ongeldig te verklaren:

Social media allows users to gain access to information and communicate with one another about it on any subject that might come to mind… By prohibiting sex offenders from using those websites, North Carolina with one broad stroke bars access to what, for many, are the principal sources for knowing current events, checking ads for employment, speaking and listening in the modern public square, and otherwise exploring the vast realms of human thought and knowledge. These websites can provide perhaps the most powerful mechanisms available to a private citizen to make his or her voice heard.

Mooie grote woorden altijd in zo’n arrest, maar er zit natuurlijk wel wat in. En het algemene principe erachter -je kunt niet zomaar iemand toegang tot een belangrijke informatiebron ontzeggen- geldt ook bij ons. Een wet in Nederland van diezelfde strekking zou zonder twijfel in strijd zijn met artikel 10 EVRM, de informatievrijheid.

Een socialmediaverbod kán wel, maar moet dan op de persoon toegesneden zijn. Een voorbeeld is deze zaak uit 2013, waarin een meneer op straffe van dwangsommen werd verboden nog socialmediaprofielen aan te maken, omdat hij maar bleef doorgaan met zijn ex-partner zwart te maken en te belagen met allerhande teksten. Eerdere contactverboden en dergelijke hadden geen effect. En ja, dat was dus een buitengewoon grof middel dat hier werd ingezet maar meneer had het er kennelijk naar gemaakt.

Arnoud

Onder de 16 geen Facebook, geen Twitter, geen Instagram?

kinderen-oppassen-bord-verkeersbord-waarschuwing.pngWie jonger is dan 16 jaar, mag zonder toestemming van zijn ouders geen sociale media gebruiken, meldde het AD maandag. De nieuwe Privacyverordening stelt strenge regels over persoonsgegevens van minderjarigen, en als gevolg daarvan mogen die straks (2018) niet meer op sociale media. Alleen, hoe is dat nieuws?

Het AD denkt van wel, want: “[t]ot op vandaag bestaat er geen aparte wet over de leeftijd waarop je als kind een account mag hebben op sociale media zoals Facebook, Twitter of Instagram.” Maar dat klopt eenvoudigweg niet. Al sinds 2001 bestaat er een wet, namelijk de Wet bescherming persoonsgegevens die precies dat zegt. (Ja, of ze bedoelen dat er geen Wet op de Sociale Media is die letterlijk wat over accounts zegt. Maar, eh, kom nou.)

De Wbp regelt in het algemeen hoe om te gaan met persoonsgegevens, en in artikel 5 staat dat bij personen onder de 16 toestemming van hun ouders nodig is om die gegevens te mogen gebruiken. Om een of andere reden is dat een gekke regel die periodiek nieuws is: in 2007 bleken Hyves en Sugababes illegaal, en sindsdien zie ik het bij elk nieuw social netwerk weer opduiken als nieuwtje. Maar goed, dat zal aan mij liggen.

De Verordening verruimt eigenlijk juist de mogelijkheden. Lidstaten mogen een lagere grens instellen dan zestien, mits die grens maar minimaal dertien is. Een grens die wij overigens niet hebben, wederom in tegenstelling tot wat het AD schrijft. Toegegeven, de regel wordt totaal niet gehandhaafd dus als je wilt spreken van gedoogbeleid dan is dat prima, maar het stáát nergens.

Arnoud