Wanneer is iets inbreuk op het portretrecht?

Iemand die op de foto gezet worden, kan daar met zijn portretrecht tegen optreden. Daar zijn natuurlijk wel de nodige eisen voor. De belangrijkste is dat de geportretteerde moet aantonen dat hij een redelijk belang heeft om de publicatie te verbieden.

Een recent gepubliceerd maar oud vonnis (1996!) geeft mooi aan hoe die analyse in zijn werk gaat.

In deze zaak werd een vrouw gefotografeerd bij een Wasteland-party in Amsterdam. De vrouw was op de foto te zien “met één been over de reling van de loopbrug geslagen waarbij haar jurk openvalt. Voor haar bevindt zich een gehurkte man die zijn gezicht tegen haar schaamstreek drukt.”

De foto werd vervolgens in de Nieuwe Revu gepubliceerd. De foto illustreerde een artikel met als opschrift: SEX. HET JAAR WAARIN ALLES KAN, en bijschrift “Van incestplegers tot fistfucken op TV. Van SM op Internet tot openbare sex op de Amsterdamse Wasteland-parties. 1995 is het jaar waarin alles mag, kan en moet. Waarom?”

De vrouw wilde dit laten verbieden, omdat de publicatie van deze foto een ernstige inbreuk op haar privacy zou zijn. Zo pleitte haar advocaat:

Zij heeft er grote bezwaren tegen dat haar wijze van feestvieren buiten de kring van de aanwezigen op het feest bekend wordt, omdat bekenden van haar en anderen in haar omgeving haar gedrag zedeloos zullen vinden. Zij waande zich echter veilig in de beschermde omgeving van dit volgens haar besloten feest, tussen gelijkgestemde zielen.

Hoe ging de rechtbank hier nu mee om?

De eerste vraag is of er wel sprake is van een portret. Een afbeelding is een “portret” wanneer er een persoon herkenbaar op afgebeeld is. Dat betekent niet dat het gezicht er op moet staan. Een persoon kan ook door een karakteristieke lichaamshouding herkenbaar zijn.

Anders dan De Geïllustreerde Pers c.s. menen zijn van het gelaat van eiseres op de foto karakteristieke en daarmee herkenbare trekken te zien, zoals de haardracht, de neus, een gedeelte van de oogpartij en de bril. Het is, naar de rechtbank ter zitting heeft kunnen waarnemen, wel degelijk mogelijk dat aan het gelaat herkend wordt van de afbeelding, ook door onbekenden.

De eiseres had dus een portretrecht op de foto.

De volgende vraag is welk redelijk belang zij kon aanvoeren tegen publicatie. Privacy (persoonlijke levenssfeer) is in principe zo’n belang. Maar in dit geval was de foto buiten genomen, op de openbare weg waar het feest ook gehouden werd. De eisers zeiden

dat vrijwillig in de openbaarheid is getreden, op een publiek schavot, in het kader van een exhibitionistisch evenement, ten overstaan van toeschouwers, fotografen en cameraploegen, met in seksueel opzicht grenzeloos gedrag.

Maar dat was niet overtuigend, vond de rechtbank. Op de openbare weg dingen doen, betekent nog niet dat je helemaal geen privacy hebt.

De persoonlijke levenssfeer [kan] zich immers ook uitstrekken tot bepaalde gebeurtenissen die – gedeeltelijk – in het openbaar plaatsvinden. De omstandigheid dat eiseres zich boven de openbare weg bevond toen de foto werd genomen en dat personen die zich op dat moment in de Reguliersdwarsstraat bevonden haar – al dan niet conform haar bedoeling – mogelijk konden zien, vormt voor De Geïllustreerde Pers c.s. nog geen vrijbrief om zonder haar toestemming een foto van haar in een compromitterende pose te publiceren in een landelijk weekblad.

Het bordje bij de ingang van het feest met de mededeling dat binnen foto’s werden gemaakt, was daarbij niet relevant. Dat waarschuwt alleen dat er foto’s worden gemaakt en zegt nog niets over publicatie van die foto’s.

Degene die de foto publiceert, zal dus met een eigen belang moeten komen dat pleit vóór publicatie. Nu ging het om een foto in een weekblad. Verslaggeving en vrije nieuwsgaring is een groot goed, en privacy moet soms wijken als een foto nieuwswaarde heeft.

Er moet dan beoordeeld worden of het belang van de geportretteerde bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer opzij gezet moet worden voor het belang van het tijdschrift bij de onbelemmerde uitoefening van hun recht op vrijheid van meningsuiting.

In dit geval vond de rechtbank dat de privacy toch voorging, om een aantal redenen:

  • De foto was “geruime tijd” voor publicatie van het artikel gemaakt. Het ‘nieuws’ op de foto was dus niet echt actueel.
  • De geportretteerde was geen bekende persoon. Bekende personen hebben veel te dulden, maar “gewone” mensen niet.
  • De fotograaf had kunnen vragen om toestemming.
  • Het gezicht van de vrouw had onherkenbaar gemaakt kunnen worden. Het ging tenslotte niet om háár als persoon, maar om een sfeerbeeld.
Met name die laatste reden was doorslaggevend. Het was niet zo moeilijk geweest om rekening te houden met haar privacy. Dan had het tijdschrift dat ook moeten doen.

Wel werd de schadevergoeding verlaagd omdat de vrouw zelf het risico had genomen dat iets als dit kon gebeuren.

Gevonden via Boek 9.

Arnoud