Eenzijdig nieuwe voorwaarden op je site zetten is niet bindend

Nieuwe voorwaarden alleen op je site zetten is niet genoeg, las ik bij de onvolprezen Eric Goldman (althans Kieran McCarthy): die zijn in de VS alleen bindend als je ze daadwerkelijk actief mededeelt aan je gebruikers. In de oude voorwaarden zetten “kom regelmatig maar controleren of bovenstaande anders is” kan dus echt niet meer, en interessant genoeg eist de rechtszaak waar McCarthy over blogt ook nog eens bewijs van het actief mededelen. Dat kan nog een pittige worden, ook bij ons.

In het Amerikaans recht noemen ze website-voorwaarden vaak nog “browsewrap” voorwaarden, je gaat er mee akkoord door op de site te bladeren. Daar zit dus een grens aan: je moet wel constructive notice hebben gehad dat er voorwaarden zijn, en hetzelfde geldt voor wijzigingen daarvan. Zoals Goldman zegt, “The Company may update these terms of use at any time by posting updates to this site.”  is dus altijd al dubieus geweest.

In Nederland had zoiets ook niet gewerkt. Bij ons moet bij het aanbod gemeld zijn dat de voorwaarden van toepassing zijn, en moet je ze kunnen lezen (en downloaden/opslaan, bij internettransacties). Je hoeft geen apart akkoord op de voorwaarden te geven, zo’n tekst als “Door op Bestellen te klikken ga je mede akkoord met de voorwaarden” of zelfs “Op ieder gebruik van deze dienst zijn onze voorwaarden van toepassing” is genoeg. Mits er een link naar de PDF bij staat en die zin niet te missen is in het bestelformulier. Dit geldt ook voor nieuwe voorwaarden, die moeten op dezelfde manier worden gemeld.

Wat nog intrigerend is is de afsluiter die McCarthy signaleert:

What’s more, the burden on websites to provide technical evidence of notice is perhaps greater than we might previously have expected. Mere assertions and declarations might not get the job done anymore. It was always a good idea for IT departments to track with cookies or logs whenever a user assents to an online agreement. But now it’s looking like a “need to have” instead of just a “good to have.”
Die “declaration” was in dit geval een verklaring van de advocaat van eiser dat er een popup was geweest met een verwijzing naar de nieuwe voorwaarden. De rechter gaat daaraan voorbij en wil daadwerkelijk objectief tastbaar bewijs van die popup. En dat gaat voor heel veel mensen een héle lastige worden als ze dat zouden moeten aantonen.

In Nederland hebben we zoiets in 2015 bij de hand gehad: een IT-leverancier stelde dat de klant bij een offerte via de website akkoord was gegaan met de de bekende FENIT voorwaarden:

Dat ter hand stellen [van de voorwaarden, wat verplicht is om ze verbindend te verklaren] kwam hier neer op bewijzen dat de voorwaarden op de site stonden op 31 mei 2010, de dag dat de overeenkomst werd gesloten. De persoon die de website had gebouwd, verklaarde als getuige dat hij in 2010 een document had gehad en dat zonder te lezen op de pagina van de voorwaarden had gezet. Niet heel sterk, en bovendien was deze persoon óók nog eens directeur van Quantaris. Een partijgetuige, zoals dat heet, wordt niet zomaar geloofd als ze dingen verklaren in hun eigen voordeel.
Ook waren screenshots van de oude site (die ondertussen weer online waren gezet) in gebracht als bewijs, maar dat overtuigt de rechter nog minder:
[Er] kan uit die schermafdrukken op geen enkele wijze worden opgemaakt dat de FENIT-voorwaarden 2003 op de ten deze relevante datum 31 mei 2010 gemakkelijk toegankelijk waren via de site http://www.quantaris.nl. De schermafdrukken vermelden geen enkele, in dit verband relevante datum. Bovendien wijkt de schermafdruk van de website van Quantaris.nl af van de screendumps van de website van Quantaris.com die Quantaris als producties 18 tot en met 20 in het geding heeft gebracht.
Hoe dit op te lossen, daar ben ik nog steeds niet over uit. Iemand een suggestie?

Arnoud

Vergeet ik helemaal te bloggen dat browse-wrap contracten niet rechtsgeldig zijn

Wie een website bezoekt, gaat daarmee niet akkoord met de gebruiksvoorwaarden. Dat maak ik op uit een recent arrest uit Den Haag inzake de langlopende ruzie tussen luchtvaartbedrijf Ryanair en prijsvergelijker PR Aviation over het mogen overnemen van vlucht- en prijsinformatie. Nadat eerder een beroep op auteursrechten en databankrechten sneuvelde, gooide Ryanair het op de gebruiksvoorwaarden. Daarin stond dat dergelijk overnemen niet toegestaan was. Maar het Hof Den Haag bevestigt nu wat velen al lang roepen: je bent niet gebonden aan gebruiksvoorwaarden enkel door een site op te roepen.

Ryanair verzet zich al heel lang tegen het overnemen van prijzen en vluchtinformatie van haar site door derden. PR Aviation is zo’n bedrijf dat vluchtgegevens scrapet en in een vergelijkend overzicht toont. In eerste instantie wilde Ryanair dat tegenhouden met een beroep op auteursrechten en databankrechten, maar dat werd door het Hof van Justitie afgewezen. Er zit immers geen creativiteit in een prijs, en de databank met prijsgegevens is een bijproduct van je dienstverlening dus ook niet beschermd.

Het Hof van Justitie liet echter de contractuele claim intact. In de gebruiksvoorwaarden van Ryanair stond (en staat) dat je geen gegevens mag overnemen met het doel deze te herpubliceren in een prijsvergelijker en derde. Dat is rechtsgeldig, aldus het Hof, want in een contract mag je afspreken wat je wilt – zeker met een zakelijke wederpartij. Dus wie met zulke voorwaarden akkoord gaat, mag niets herpubliceren. Ook niet met een beroep op bijvoorbeeld citaatrecht, contract is contract.

Een open punt bleef wel óf er een contract was tussen Ryanair en PR Aviation. Dat was niet bewezen in de procedure die bij het Hof van Justitie uitkwam, dus dat kwam terug op het bordje van het Gerechtshof Den Haag. En met een ingewikkelde complicatie, namelijk dat Iers recht werd gekozen in de voorwaarden van Ryanair. Daarom moest naar Iers recht worden gekeken of er een overeenkomst tot stand was gekomen langs de zogeheten browse-wrap constructie, die neerkomt op dat je akkoord gaat met voorwaarden door een site te bezoeken (browsen), zonder dat je actief ergens op klikt (dan heet het click-wrap) om apart aan te geven dat je akkoord gaat.

Ryanair kwam met een hoop Ierse jurisprudentie aan die dit zou bewijzen, maar het Hof wordt niet overtuigd. Naar Iers recht moet je bepalen of objectief bekeken de wederpartij zich gedraagt alsof hij de intentie heeft gebonden te worden. Dus is die handeling (hier het websitebezoek) er eentje waarvan je mag zeggen, wie dat doet die zit aan de voorwaarden vast. Nee:

PR Aviation bezocht de website, langs geautomatiseerde weg, om gegevens te verzamelen die voor een ieder gratis en vrij toegankelijk waren en juridisch door geen enkel recht werden beschermd – noch door een databankrecht noch door een auteursrecht noch anderszins. Waar deze juridisch onbeschermbare gegevens voor een ieder gratis en vrij toegankelijk zijn openbaar gemaakt op een openbare website, zal een redelijk persoon niet denken dat PR Aviation, louter door de website te bezoeken en/of deze gegevens te verzamelen, zich wilde binden aan de gebruiksvoorwaarden die haar verbieden om die gegevens te verzamelen en te gebruiken, noch aan de daarin opgenomen rechtskeuze. Ter vergelijking: wie op straat aan een muur, of in een étalage zichtbaar vanaf de openbare weg, een aanplakbiljet heeft opgehangen met een tekst waarvan de eerste regel luidt: “Wie verder leest, moet € 5,- betalen”, mag er niet zo maar op vertrouwen dat een voorbijganger die de tekst verder leest, zich heeft willen binden aan deze voorwaarde.

Ten overvloede wordt nog bepaald dat ook naar Nederlands recht er géén rechtsgeldige overeenkomst tot stand komt. Diezelfde redenering hierboven leidt er namelijk bij ons toe dat je er als wederpartij niet op mag vertrouwen (art. 3:35 BW) dat je bezoeker akkoord wilde gaan.

De conclusie leunt wel zwaar op het feit dat de voorwaarden PR Aviation een nadeel opleveren dat er normaal niet is. Het is inderdaad erg onwaarschijnlijk dat iemand dan zou zeggen, dat nadeel wil ik wel aanvaarden en ik hoef er niets voor terug. Dat laat een gaatje voor andersoortige voorwaarden die via browse-wrap worden aangeboden, maar voor mij voelt dat nogal theoretisch.

Wat voor voorwaarden zouden dat moeten zijn immers? Een beperking van aansprakelijkheid (disclaimer) gaat volgens mij net zo keihard onderuit: wettelijk gezien kun je een website-eigenaar onder bepaalde voorwaarden aansprakelijk stellen, dus waarom in vredesnaam zou ik een disclaimer aanvaarden waarin staat van niet? Idem voor auteursrechtelijke beperkingen, zoals dat je niets mag overnemen zonder toestemming – dat zou je rechten zoals citaatrecht immers van tafel vegen zonder dat daar wat tegenover staat.

Natuurlijk, als je zegt, tegen betaling van X euro krijg je toegang tot Y en dat moet je geheim houden, dan zie ik de logica wel dat er een overeenkomst tot stand gekomen is. Ook als je niet heel expliciet op “ik ga akkoord met de voorwaarden” klikt. Maar juist dat komt in de praktijk nooit voor. Als men iets wezenlijks wil vragen van de klant, dan wordt dat expliciet gedaan en dan heb je evident een overeenkomst. Daarom durf ik toch wel te zeggen dat de browse-wrap overeenkomst niet rechtsgeldig is.

Arnoud