‘Containerkwestie’ geen argument voor verwijdering zoekresultaten

Een KPMG-topman die vanwege een geschil met zijn aannemer enkele maanden in een container moest bivakkeren, kan artikelen daarover niet in Google zoekresultaten laten blokkeren. Dat vonniste de rechtbank Amsterdam in de tweede vergeetrechtzaak in ons land. Artikelen laten blokkeren is een laatste redmiddel bij irrelevante en overmatige zoekresultaten, geen alternatief kanaal voor als een nieuwsbericht je niet bevalt.

In het vorige vonnis ging het om een vrij recente strafrechtelijke veroordeling in een ophefmakende zaak. Deze keer was het meer een tikje genânte privékwestie. De Telegraaf en enkele andere nieuwsmedia hadden gepubliceerd over een geschil met zijn aannemer, waardoor hij langer in een tijdelijke woning moest wonen en bij de Raad voor Arbitrage van de Bouw een zaak had aangespannen.

Die tijdelijke woning was met aangeplaatste containers voor extra ruimte, waar de Telegraaf van maakte dat hij een jaar in een container moest wonen. Een tikje tendentieus, bovendien waren volgens de topman diverse andere feiten uit de artikelen niet waar. En omdat hij het elke keer maar te horen kreeg (“Als zijn kinderen in een nieuwe klas of een nieuw hockeyteam komen”), was hij het nu zat: Google, blokkeer dit uit de zoekresultaten op mijn naam.

De rechter begint met terecht op te merken dat het vergeetrecht niet gaat over de vraag of een artikel rechtmatig is of niet. Als een artikel niet klopt, dan is de geëigende weg de plaatser daarvan aan te spreken en verwijdering te eisen. (Daarna gaat het ook bij Google wel weg immers.) Het vergeetrecht gaat alleen over de vraag of het nou echt nog nodig is dat een op zich legaal artikel nog steeds op pagina 1 van de zoekresultaten terecht komt.

Volgens Google wel:

[D]e publicaties zijn gedaan in een breder kader van verschillende financiële affaires rond KPMG en rond de discussie over de financiële moraal van topmannen uit het bedrijfsleven, waartoe eiser kan worden gerekend als partner bij KPMG. Zo heeft Google Inc ook gewezen op een artikel in De Telegraaf van 16 april 2014 over privé-investeringen van een aantal KPMG-partners, onder wie eiser. Daarnaast wijst Google Inc erop dat de artikelen zijn verschenen in verschillende prominente landelijke en lokale media. Die hebben ze kennelijk als ‘nieuws’ bestempeld, hetgeen voor Google Inc een belangrijke factor is bij het bepalen van de relevantie van een zoekterm. Zo waardeert zij een artikel in een landelijk dagblad hoger in relevantie dan een stukje op een persoonlijke blog.

De rechter vindt dit voldoende onderbouwing dat sprake is van relevante zoekresultaten, en daarmee gaat een beroep op het vergeetrecht niet op. Ik heb daar wel wat moeite mee. Iets is dus nieuws omdat er veel over geschreven wordt. Maar dat is toch een circulaire definitie? Neem een non-nieuwtje, laat dat rondzingen en hupla, het is nieuws. Ik moest denken aan dit Correspondent-artikel over “context collapse”:

‘Goedenavond dames en heren. Ergens is er iets aan de hand. Er wordt ook iets van gevonden. Of het waar is en wat het precies betekent, is nog niet bekend. Dit was het Journaal.’

Als dingen nieuws worden omdat iemand ergens er iets van vindt, hoe kun je in die situatie nog bepalen wat nieuws is en wat niet?

Ik weet het, ik weet het, iedere gecensureerde byte is in beginsel een bomaanslag op de vrijheid van meningsuiting maar dit voelt toch even net iets anders dan een veroordeelde misdadiger die artikelen over zijn misdrijf uitgepoetst wil hebben. Is het werkelijk nieuws, en moet dat werkelijk te vinden zijn?

Arnoud

Recht vergeten te worden geldt niet bij strafrechteljke veroordeling

google-homepage-patent.pngHet recht om vergeten te worden, dat gebruikers irrelevante en verouderde informatie uit zoekmachines laat verwijderen, geldt niet voor een zware crimineel die daarom vroeg. Dat meldde Tweakers vrijdag naar aanleiding van een kort geding te Amsterdam. De man wilde dat Google verschillende links die verwijzen naar websites (waarop informatie staat over de veroordeling van de man in 2012 voor een ernstig misdrijf) zou verwijderen.

Het Google-arrest van mei dit jaar heeft veel losgemaakt. Moeten zoekmachines vergeten? Wat te doen met oude resultaten die hoog in de zoekresultaten komen te staan? Ik heb me er al eens kwaad over gemaakt maar dit vonnis is weer een interessante nieuwe toevoeging.

De man kwam in mei 2012 in een SBS-programma (Peter R. de Vries) aan bod. Hij was te zien in gesprek met een vermeende huurmoordenaar en besprak hoe een concurrent vermoord kon worden. Later werd hij hierom veroordeeld voor poging tot uitlokking van huurmoord.

De zaak gaf enige ophef in de media, en leidde onder meer tot een boek waarin een personage met de naam van deze man opgevoerd werd als opdrachtgever van een huurmoord.

“Google Search is een door Google Inc op het internet aangeboden zoekmachine.” (sic) Via Google was er op de naam van deze man behoorlijk wat informatie te vinden, inclusief een autocomplete suggestie van Google “peter r de vries”. Google had op verzoek een aantal pagina’s verwijderd maar onder meer de pagina’s over dat boek laten staan. Ook weigerde men de autocompletesuggestie aan te passen.

De rechtbank concludeert allereerst dat Google Inc en niet Google Nederland de veranwoordelijke partij is. Dat bevreemdt me een beetje want in dat Europese arrest werd juist bepaald dat dat onhandig is en dat daarom de Spaanse dochter in die zaak aansprakelijk was.

De rechter stelt voorop dat “terughoudendheid is geboden” bij vorderingen als deze. Zoekmachines als Google Search vervullen immers een belangrijke maatschappelijke functie.

Natuurlijk is ook privacy een belangrijke maatschappelijke functie, en moet ook Google daar rekening mee houden. Echter, zoals de rechtbank het formuleert, het arrest beoogt personen niet te beschermen tegen alle negatieve berichten op internet, maar alleen tegen het langdurig ‘achtervolgd worden’ door berichten die ‘irrelevant’, ‘buitensporig’ of ‘onnodig diffamerend’ zijn.

Wanneer iemand voor een ernstig strafbaar feit wordt veroordeeld en dit publiciteit geeft, dan is niet snel voldaan aan deze eis. In ieder geval niet in deze zaak, want het gaat om zakelijke berichtgeving en fictie-verhalen, geen ‘scheldpartijen’ (aanhalingstekens in origineel).

Aangenomen moet dus worden dat eiser recentelijk een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd. Dat heeft tot veel publiciteit aanleiding gegeven, onder meer een televisie-uitzending, diverse perspublicaties en een op de gebeurtenissen gebaseerd, deels fictief, boek. Thans heeft eiser de gevolgen van zijn eigen handelen te dragen.

De algemene eis dat zijn naam niet meer gevonden mag worden, wordt afgewezen. De beslissing om iets al of niet te tonen, moetafhangen van de informatie die gekoppeld is aan de zoekopdracht. Categorisch een naam bannen kan dus niet.

Ook de zin “Sommige resultaten zijn mogelijk verwijderd” hoeft niet weg. Verrassend voor mij: Google zegt dat ze dit altijd tonen bij zoekopdrachten naar personen, ongeacht of er verwijderverzoeken zijn ingediend. Dat is netjes, want dan kun je uit die melding niet afleiden of iemand its wilde laten verwijderen.

Het verwijderen van de autocomplete-functie hoeft ook niet. Dit is een automatische suggestie, en niet onlogisch gezien wat er bekend is. Er wordt dus niets nieuws gemeld.

Ook afgezien daarvan valt niet aanstonds in te zien dat de gebruiker van Google Search de autocomplete-suggestie zal opvatten als (betrouwbare) informatie die iets toevoegt aan de links waarnaar de gebruiker wordt verwezen.

Alles bij elkaar geen grond om het verzoek af te wijzen. Logisch, gezien deze feiten. Maar het zet wel de toon: iedereen die nu bij de rechter een verwijdering wil gaan eisen, komt in de schaduw te staan van dit vonnis en dat geeft toch een vervelende achterstand.

Arnoud