Auteursrechtenblog Futureofcopyright en ik gaan de komende tijd in dialoog over de toekomst van het auteursrecht. Elke zaterdag vind je hier of bij Future of Copyright een nieuwe post in de serie. We reageren op elkaars stellingen en hopen met een inhoudelijke discussie verder te komen in complexe auteursrechtelijke vraagstukken.
“De maker beslist”. Dat is volgens Future of Copyright het uitgangspunt van het auteursrecht. En het klinkt zo logisch: wie bloed, zweet, tranen of venture capital investeert in de totstandkoming van een werk, mag toch zeker wel beslissen wat hij daarmee doet? Dat werkt voor alle eigendommen zo, van huizen tot de zaterdagse boodschappen. Dus waarom niet voor auteursrecht?
Simpel: auteursrecht is geen eigendomsrecht. Hoewel het vaak “intellectueel eigendom” genoemd wordt, is die term nogal misleidend. Eigendomsrecht is ingevoerd om het mijn en dijn te kunnen reguleren. Auteursrecht is om een heel andere reden ingevoerd, namelijk om te stimuleren dat er creatieve werken worden gemaakt en op de markt worden gebracht. Die stimulans werd gezocht in de wortel van het exclusieve recht: als jij nou je verhaal als boek uitgeeft, dan mag je iedereen aanklagen die zonder jouw toestemming dat boek kopieert. Zo kun je als auteur geld vragen voor dat kopiëren, en daarmee inkomsten verwerven.
Het elegante van dit systeem is dat het geen kwaliteitstoets nodig heeft, in tegenstelling tot systemen waarbij de overheid subsidie geeft aan bepaalde kunstenaars (wie kies je? welke werken koop je aan?) of waarbij je als maker een mecenas moet zoeken die je werk hopelijk leuk genoeg geeft. Met het auteursrecht in deze vorm beslist de markt. Als veel mensen je werk kopen, dan verdien je veel geld. Maak je werk waar niemand op zit te wachten, dan krijg je geen inkomsten en dan moet je maar wat anders gaan doen. Zo ontstaat er een markt voor werken waar iedere auteur/maker zich op kan begeven en via zijn auteursrecht kan proberen zijn of haar boterham te verdienen.
Het nadeel van dit systeem is echter dat er niet geregeld is hoe die werken op de markt komen. Dat lijkt een trivialiteit: natuurlijk komt een verhaal in boekvorm of als feuilleton in een tijdschrift, dat hoef je niet op te schrijven. En als er een nieuw nuttig medium komt, dan zal die auteur natuurlijk zijn werk daarvoor uitbrengen. Hij wil toch geld verdienen?
Maar nee, de industrie gaat “niet altijd even enthousiast met nieuwe technologieën” om, zoals FOC het noemt. Dat is bepaald een understatement. Elke nieuwe innovatie op distributiegebied, van de pianola tot de grammofoonplaat, de bioscoop, de audio- en videocassette tot bittorrent, werd verketterd als mechanisme voor piraterij. Van de grammofoonplaat zouden we onze stembanden verliezen, de videorecorder was een sluipmoordenaar op het auteursrecht, betaaltelevisie een monster. Pas na héél veel geduw en getrek wilde daar nog wel eens verandering in komen. Maar eigenlijk altijd was daar wel een wetswijziging voor nodig, die bv. verplichte licenties instelde of een toeslag op lege opslagmedia invoerde. Op Buma/Stemra/Sena valt veel aan te merken, maar ze hebben wel een markt op gang geholpen die voordien flink vast zat.
Bij de digitale omgeving ziet het er echter niet naar uit dat die wetswijzigingen er gaan komen. Dankzij steeds sterkere auteurswetgeving kunnen nieuwe businessmodellen en innovaties de nek om worden gedraaid voordat ze zich in de praktijk hebben kunnen bewijzen. Zo is het onmogelijk de politiek te laten zien dat die modellen waardevol zijn voor de maatschappij en dus óók bescherming verdienen.
Elektronische distributie van en toegang tot content is een groot goed, dat snel van de grond moet komen. Nieuwe modellen en technieken op dat gebied verdienen stimulans, geen ex parte verbod. Natuurlijk zitten er ook malafide groepjes tussen (de Pirate Bay-jongens zijn niet serieus te nemen), maar Kazaa en eerder Napster hebben het geprobeerd te regelen en kwamen nergens. Het feit dat we anno 2010 als enige legale voorbeelden iTunes en Spotify kunnen noemen, is eigenlijk een schande.
De samenleving heeft wensen, behoeften en rechten die voldaan en beschermd moeten worden, zoals Maarten Goudsmit het formuleerde. In het bijzonder is er nu een maatschappelijke wens om content in digitale vorm on-demand af te nemen. Niet “het product tv-avond” – gewoon, de film of serie die je wilt, wanneer je wilt. Er zijn nu genoeg kanalen die voorzien in die behoefte, maar die heten dan piraten en moeten keihard besteden worden. Een werkend alternatief lijkt nog ver weg.
Nieuwe businessmodellen en daarmee een wérkende markt zijn inderdaad essentieel. Maar waarom daar een signaal in de vorm van een downloadverbod voor moet worden afgegeven, begrijp ik niet. Als ik kijk naar wie er daadwerkelijk content naar de mensen brengt, en wie er dwars ligt, dan lijkt me een licentieplicht voor de contenteigenaren meer voor de hand te liggen. Napster, Mininova en Kazaa weten hoe je het publiek bereikt. Geef hen, en andere slimme jongens met nieuwe modellen, de ruimte om dat te doen, en geef de rechthebbenden geen kans om dat tegen te houden.
Dat betekent niet dat alles dus maar gratis en vrij moet worden. Het gaat me nu even om het verbodsrecht, dat centraal staat in de Auteurswet. Dat moet anders: minder macht bij de auteur en meer macht bij de distributeur en de maatschappij. Laat de maatschappij beslissen hoe zij content wil afnemen, en zorg dat de auteurs daarvoor een billijke vergoeding krijgen.
Arnoud<br/>
(Met dank aan Daniël Mantione, MathFox en mijn andere commenters voor hun waardevolle reacties en discussie bij deel 1).