Winkeliers brengen vaak kosten in rekening voor reparatie of vervanging van een gekocht product. Maar mag dat eigenlijk wel?
Wie een product zoals een wasmachine koopt, mag verwachten dat dit product werkt gedurende een bepaalde tijd, de economische levensduur. En als dat niet blijkt te kloppen, dan heb je als consument recht op vervanging of herstel (7:21 BW) van het product. Tenzij dat onmogelijk is of van de verkoper niet gevergd kan worden.
Bij die keuze geldt verder nog de beperking dat je niet mag kiezen voor iets waarvan de kosten in geen verhouding staan tot de kosten van uitoefening van een ander recht (7:21 lid 5). Dus bij een reparatie van 10 euro (afzuigen van stof in de ventilator van een laptop) mag je geen vervanging van een laptop van 1000 euro eisen.
Het venijn zit hem in de kosten. Reparaties kosten vaak geld, en vervanging natuurlijk helemaal. Maar de consument mag geen kosten in rekening worden gebracht voor de kosten voor het (weer) conform maken van het product (7:21 lid 2 BW). In principe heb je dus gedurende die economische levensduur recht op gratis herstel of vervanging. In principe, want natuurlijk (het is en blijft recht) zitten hier uitzonderingen aan. Reparaties die nodig zijn vanwege gewone slijtage, vallen bijvoorbeeld niet onder deze “wettelijke garantie”.
En het kan nog lastiger. Sommige reparaties zullen leiden tot een verlengde economische levensduur. Als na 6 jaar het verwarmingselement (een zwak onderdeel van wasmachines) wordt vervangen door een nieuw, zal de wasmachine langer meegaan dan de 10 jaar levensduur die je mocht verwachten.
De vuistregel is dat je bij een reparatie of vervanging na 4 van de 10 jaar 4/10e van het reparatiebedrag betaalt. Je krijgt er daardoor immers 4 jaar ‘bij’. En voor die ‘extra’ levensduur mag de winkelier dan een vergoeding vragen, zo schrijven o.a. de Consuwijzer, de Consumentenbond en de Ombudsman. De juridische rechtvaardiging hiervoor is dat je door de reparatie meer ‘genot’ van je product hebt dan je mocht verwachten. En als je meer krijgt, dan zul je moeten bijbetalen.
Dit lijkt een beetje op wat juristen “ongerechtvaardigde verrijking” noemen. Je wordt door de reparatie in zekere zin rijker, want je hebt nu een product dat 14 jaar meegaat in plaats van 10. En wie zichzelf verrijkt ten koste van een ander, moet die ander daarvoor een redelijke vergoeding betalen. Vandaar de betaling van 4/10e van de reparatiekosten. Professor Marco Loos schreef dit al in 2004 in zijn boek Consumentenrecht.
Het probleem is wel, deze redenering gaat in tegen de letterlijke tekst van de wet: “De kosten van nakoming van de [reparatie- of vervangings]verplichtingen kunnen niet aan de koper in rekening worden gebracht.”
Dus wat nu? Dan vragen we het aan het Europese Hof van Justitie, zo bedacht laatst een Duitse rechter. Deze regels komen immers uit een Europese richtlijn (1999/44/EG), en dan mag je vragen over de uitleg voorleggen aan het Europese Hof. We wachten nog op antwoord, maar de analyse van de advocaat-generaal lijkt te suggereren dat reparatiekosten niet mogen.
Doel van de richtlijn was immers de consument zo veel mogelijk beschermen. Alles dat deze bescherming omlaag haalt, of de consument terughoudender maakt om zijn recht te halen, is dan al snel verdacht. De winkelier moet een correct werkend product leveren, en als deze dat niet doet, heeft de consument recht op kosteloze reparatie of kosteloze vervanging. Elke bijdrage in de kosten zal de consument doen aarzelen om dit recht uit te oefenen, en daarom zou reparatie gedurende de gehele economische levensduur gratis moeten zijn. Ook als deze leidt tot een verlengde levensduur van het product.
Het zou dan ook onaanvaardbaar zijn dat de consument, die zijn contractuele verplichting correct is nagekomen, de verkoper, die zijn verplichting niet correct is nagekomen, een vergoeding zou moeten betalen voor het gebruik van het gebrekkige goed. Met het nieuwe goed ontvangt de consument enkel datgene waarop hij recht heeft, dat wil zeggen een goed dat in overeenstemming is met wat is overeengekomen. Er kan in casu dan ook totaal geen sprake zijn van een onrechtmatige verrijking van de consument.
De bovenstaande redenering over verrijking gaat dus niet op. Het is de schuld van de verkoper dat hij nu deze kosten moet maken, en die kosten mag hij niet verhalen op de consument. Ook niet als die al vier jaar van het product heeft mogen genieten. De ‘extra’ jaren zijn daarmee een mazzeltje voor de consument.
Afwachten dus wat het arrest zal zeggen! UPDATE (26 april): het arrest zegt dat het verboden is.
Is het iemand van jullie trouwens wel eens gelukt om een aanspraak op deze “wettelijke garantie” er door te krijgen? En zo ja, welk deel van de kosten moest je zelf betalen?
Arnoud