Mogen winkels preorders van grafische kaarten annuleren omdat de fabrikant de productie stopt?

Webwinkels als Azerty en Alternate melden klanten die de RTX 3080 Gaming X Trio 10G van MSI besteld hadden, dat ze deze niet meer gaan leveren. Dat las ik bij Tweakers. Alternate geeft aan: “Helaas heeft MSI besloten om de RTX 3080 Gaming X Trio 10G niet meer te produceren. Door dit besluit, dat buiten onze macht ligt, is levering van dit product onmogelijk geworden.” Pijnlijk voor hele hordes mensen die vijf maanden op een wachtlijst hebben gestaan, nadat de eerste batch van deze kaarten snel uitverkocht bleek en er nu dus geen nieuwe gaat komen. Mogen winkels dat, en kun je wat claimen?

Hoofdregel uit het overeenkomstenrecht is natuurlijk dat je moet leveren wat je belooft. (Iedere advocaat leert dat je het pleidooi dan opent met Pacta Sunt Servanda. Rechters weten dan dat het een lange dag gaat worden.) Dat waren die webwinkels natuurlijk ook van plan, alleen als de fabrikant dan vijf maanden lang je aan het lijntje houdt en daarna mededeelt dat ze toch niet meer komen, dan houdt het op.

Je schiet dan tekort, je levert niet wat je had beloofd. Dat is ook onmogelijk, die kaart is er niet meer op de markt. Feitelijk noem je dat overmacht (handelen van fabrikant MSI is geheel buiten de macht van webwinkel Azerty) maar juridisch gezien kun je daar fors wat vraagtekens bij zetten. Een fabrikant lijkt mij formeel een “hulppersoon” en diens handelen wordt jou toegerekend. Anders gezegd, het is niet mijn probleem dat jij het een ander laat produceren en dat jij geen afspraken maakt over gegarandeerde levering.

Maar hoe dan ook, die grafische kaart ga je niet krijgen. Natuurlijk krijg je je geld terug, maar menig Tweaker zal nu denken of er meer te halen is. Schadevergoeding dus. Maar dan krijg je – omdat het consumentenrecht is – meteen de vraag wat je schade is. Dingen als “ik had vijf maanden crypto kunnen minen” of “ik heb niet kunnen thuiswerken als zzp’er” gaan niet op, dat is te speculatief en daar hoeft een winkel geen rekening mee te houden.

Iets reëler is “ik moet nu een andere kopen en die is duurder, compenseer me het prijsverschil”. Juridisch noem je dat vervangende schadevergoeding (art. 6:74 lid 1 BW). Ik zie daar vooral praktische problemen mee: weliswaar zijn andere kaarten duurder (want de hele markt voor grafische kaarten is krankzinnig vanwege milieuvervuilende cryptospeculanten) maar het is per kaart niet zó veel duurder dat een rechtszaak de moeite waard is. Nog even los van hoe je dan bepaalt welke kaart vergelijkbaar genoeg is om als het alternatief te gelden.

(De voorwaarden van die webwinkels zijn verder totaal niet interessant want dit is allemaal dwingend consumentenrecht.)

Arnoud

 

En dan kun je niet meer je eigen ontwerpen snijden met je Cricut plotter

De nodige ophef: de nieuwste feature van de consumentenprinter en -snijmachine Cricut is dat je nog maar 20 ontwerpen per maand mag produceren, daarna moet je gaan betalen. Raar, want het ding is jarenlang verkocht voor de consumentenmarkt met als belofte “Creative freedom should be free. Cricut Design Space is free to use for all file types. There is no subscription required to cut your own images.” Natuurlijk is er al een petitie en krijgt de plotter overal nare reviews. Maar dit is een juridische blog, dus de vraag is: kun je hier juridisch wat aan doen?

(Voor wie wil, hier een demovideo van 30 seconden die laat zien hoe het apparaat werkt.)

Juridisch is de zaak terug te brengen tot de vraag: wat mocht je verwachten toen je dit apparaat kocht, was het redelijk dat je mocht verwachten onbeperkt en gedurende de gehele productlevensduur je eigen afbeeldingen gratis zo veel als je wilde te kunnen printen/snijden? Dat lijkt mij van wel, gezien teksten als hierboven. Vele mensen melden ook dat ze hun aankoop juist hadden gebaseerd op het feit dat was beloofd dat ze altijd hun eigen ontwerpen konden blijven printen.

In dat geval is de juridische stap simpel, op papier dan: je stapt naar de verkoper en je eist herstel van de tekortkoming, het opheffen/ongedaan maken van deze beperking op de dienstverlening. Dat is dus het Nederlandse bedrijf waar jij het kocht, niet de Amerikaanse fabrikant van een en ander. En die hebben dan meteen een probleem, want zij kunnen dit feitelijk niet herstellen. Dat betekent juridisch dat ze dan je geld terug moeten geven, en daarbij géén korting mogen inhouden voor de tijd dat het product wel werkte. Alleen moet je printer dan wel terug. Ik weet niet of iedereen daarop zit te wachten, maar op zich is er met het gerestitueerde geld vast een modernere printer te vinden.

Principiëler zou dan zijn de eis dat er wél hersteld moet worden. Want als een Nederlandse rechter dat aan zeg Coolblue op zou leggen (op straffe van een dwangsom) dan zouden zij gaan duwen bij de leverancier om hier wat aan te doen. Alleen is denk ik de Nederlandse markt niet groot genoeg om zo’n vuist effectief te laten zijn, en weet ik bovendien niet een juridisch argument om dit als rechter te bevelen. De wet (art. 7:21 BW) zegt namelijk dat herstel niet geëist kan worden als dat “van de verkoper niet gevergd kan worden”. En daarbij wegen de kosten zwaar. Het gaat hier om een apparaat van 200 euro (grofweg) dus ik denk dat je dan snel klaar bent.

Arnoud

Mag de ACM met mystery shoppers internetwinkels gaan testen en domeinnamen laten afsluiten?

Met dit wetsvoorstel worden enkele aspecten ter uitvoering van verordening (EU) 2017/2394 (CPC-verordening) geregeld. Met die kandidaat voor saaiste zin ooit opent de internetconsultatie voor het stellen van nieuwe bevoegdheden voor toezichthouders onder het consumentenrecht, zoals onze Autoriteit Consument en Markt (ACM). Het voorstel noemt onder meer een expliciete bevoegdheid om met valse gegevens bestellingen te plaatsen (mystery shopping), maar kent ook nieuwe bevoegdheden om bij ecommerce zijdelings betrokken partijen bevelen te geven om mogelijke oplichting en fraude tegen te gaan. Zoals dus domeinnamen afsluiten.

De CPC-Verordening vereist vanuit Europa dat toezichthouders op het consumentenrecht beschikken over stevige middelen om in te grijpen bij marktpartijen die de boel belazeren. Natuurlijk kunnen ze al langer boetes uitdelen of specifieke bevelen (lasten) geven over hoe het gedrag aan te passen, maar bewijs verzamelen is daarbij nog wel eens een probleem. En ook heeft een last niet perse veel zin als die partij in het buitenland zit, onvindbaar is of onder een nieuwe bv gewoon verder gaat.

De mystery shopping-regeling moet aan dat eerste probleem tegemoet komen. Een opsporingsambtenaar mag onder opgaaf van valse gegevens een bestelling plaatsen, als dat relevant is voor een onderzoek naar marktgedrag. Hij mag daarbij geen uitlokking plegen, bijvoorbeeld door te vragen om levering van iets dat niet normaal in het assortiment zit omdat het in Nederland illegaal is dat te verkopen. Maar stel een webshop verkoopt verboden vuurwerk, dan mag de ambtenaar dat met een nepnaam bestellen om zo vast te stellen dát er verboden vuurwerk wordt verkocht. Op zich vind ik dit niet heel spannend.

Interessanter vind ik de nieuwe noodmaatregelen – want ze gelden alleen als laatste redmiddel – om handhaving van het consumentenrecht mogelijk te maken. Er worden drie maatregelen voorgesteld:

  1. Aanbieders van internetdiensten verplichten een bepaalde waarschuwing te tonen. Dit gaat volgens mij primair over sites als Marktplaats en andere handelsplatforms waar malafide partijen opduiken, niet op internetproviders die je netwerkverkeer moeten manipuleren om malafide shops herkenbaar te maken.
  2. Aanbieders verplichten bepaalde content niet te tonen of functionaliteit ontoegankelijk te maken. Dit is natuurlijk de volgende stap wanneer een waarschuwing niet effectief blijkt.
  3. Domeinregistries zoals SDIN verplichten een domeinnaam buiten gebruik te stellen of op naam van de ACM te zetten (inbeslagname). Dat is natuurlijk al helemaal het grof geschut.

De ACM mag deze bevoegdheden niet uitoefenen tenzij alle andere middelen geen doel treffen én als de rechter-commissaris in Rotterdam er een machtiging voor gegeven heeft. Dat is nog een opmerkelijke, want de R-C gaat over strafrecht en de ACM opereert als onafhankelijke toezichthouder onder het bestuursrecht. En die twee hebben weinig met elkaar te maken, het bestuursrecht is vele malen lomper en krachtiger dan het strafrecht. Ik ben benieuwd hoe dat uit gaat pakken.

Wat vinden jullie? Logisch idee gezien de markt, of zwaar overtrokken maatregelen?

Arnoud

Ook bij juwelen is bewijs van verzending geen bewijs van ontvangst

Wanneer een juwelier een dure ring per post verstuurt, en de envelop komt leeg aan, dan is dat zijn risico. Dat haal ik uit een recent arrest uit Den Bosch inzake een geschil tussen een Nederlandse webwinkelier en een Duitse consument. Die laatste had de ring via de website Catawiki gekocht, maar constateerde (samen met de postbode) dat het pakket beschadigd was aangekomen. De consument eiste daarop terugbetaling van de koopsom, wat de juwelier weigerde omdat hij dit risico koper vond.

De kern van het verhaal is vrij simpel:

Toen de postbode de envelop op 10 oktober 2015 kwam bezorgen en [appellant] niet aanwezig was, heeft een medewerkster van het restaurant van [appellant] de ontvangstbevestiging ondertekend. Direct daarna kwam [appellant] binnen en hij heeft de ongeopende envelop, die erg dun aanvoelde, meteen geopend in aanwezigheid van de postbode en vastgesteld dat er niets in de envelop zat. [appellant] heeft toen op de envelop geschreven: “‘kein Inhalt vorhanden”.

Die boodschap werd door de postbode bevestigd met een handtekening. De envelop is vervolgens retour afzender gestuurd. Daarmee zou vast moeten staan dat er een lege envelop aangekomen is, waarbij we redelijkerwijs wel mogen vermoeden dat de ring er bij verzending wel in zat omdat op het verzendbewijs het gewicht van de zending vermeld stond en dat was meer dan een lege envelop zou wegen.

Zowel in Duitsland als in Nederland geldt bij aankopen door consumenten de vrij simpele regel dat het risico van kwijtraken in de verzending voor rekening van de zakelijke afzender komt. Daarmee is de zaak dus vrij snel klaar, de juwelier heeft de ring niet bezorgd en dus moet de aankoopprijs teruggestort.

Een heel klein puntje voor de juwelier is dat de consumentkoper niet had geklaagd bij de verkoper toen hij de lege envelop kreeg, maar deze gewoon retour afzender stuurde met die tekst erop. Dat is niet de meest effectieve manier van reclameren. Maar uiteindelijk maakt dat niet uit, want het risico blijft ook dan gewoon bij de juwelier liggen.

Waarom je als bedrijf een ring van tweeduizend euro per post stuurt en kennelijk zonder verzekering, is me verder een raadsel.

Arnoud

Bij annulering koop op afstand moet je meteen mensen hun geld teruggeven (duh)

Dat je als webwinkelier mensen hun geld terug moet geven als ze hun annuleringsrecht gebruiken, is algemeen bekend volgens mij. Ook vrij bekend lijkt me dat je dat teruggeven gewoon ongevraagd moet doen, en wel via hetzelfde betalingsmiddel als waarmee men betaalde. Toch was er een boete van de ACM én gerechtelijk vonnis nodig om een internetwinkel hiervan te doordringen. Werken met een piepsysteem en dan een waardebon(!) geven, is niet genoeg.

Het ACM-onderzoek laat een paar pareltjes zien waar ik van mijn stoel val. Vanaf 2014 kwamen signalen binnen bij Consuwijzer.nl dat deze shop niet volgens de wet aangaf hoe het zat met het retourrecht, en dat niet iedereen uit eigen beweging van de winkel zijn geld terugkreeg.

Wat je wel kreeg, was een waardebon. Dat mag niet, tenzij de consument daar specifiek om vraagt natuurlijk. En dan: Wanneer een consument na terugzending van het product informeerde wanneer zijn geld zou worden teruggestort, verstuurde de onderneming standaardmail 1 waarin werd aangegeven dat de retourzending niet conform de retourprocedure was aangeboden. Als een van de redenen om niet tot terugbetaling over te gaan gaf de onderneming aan dat een IBAN-nummer ontbrak op het retourformulier. Daaronder werd in het e-mailbericht vermeld: “Omdat wij graag uw retourzending alsnog correct willen afhandelen hebben wij u zojuist handmatig een waardebon toegestuurd t.w.v. de geretourneerde artikelen.”

Ook de leveringskosten werden niet terugbetaald, terwijl ook dat wettelijk verplicht is.

De webwinkel zag dit als het probleem van de consument: het bracht immers behoorlijk wat werk met zich mee als je achter mensen hun bankrekeningnummer aan moet, terwijl een waardebon opsturen snel en makkelijk is. En mensen die echt hun geld willen, die gaan wel piepen.

Maar dat mag niet, aldus de rechtbank. Dit is een misleidende handelspraktijk: hiermee wordt de consument op het verkeerde been gezet over zijn wettelijke rechten. Een hoop mensen zullen denken dat ze met de waardebon genoegen moeten nemen. Zeker omdat men bij navraag te horen kon krijgen dat men geen recht meer heeft op teruggave maar een waardebon krijgt toegezonden, omdat hij verzuimd heeft zijn rekeningnummer op te geven.

Verder verzaakt de winkelier hiermee zijn zorgplicht, zijn professionele toewijding zoals dat in het consumentenrecht heet. Een piepsysteem ten aanzien van wettelijke rechten is niet toegestaan, je moet gewoon zelf in actie komen en de consument zijn recht geven. Ongevraagd en uit eigener beweging.

De hoogte van de boete wordt door de rechtbank wel iets verlaagd, omdat de ACM was uitgegaan van meerdere aparte overtredingen en de rechtbank het ziet als één samenhangende overtreding. Daarnaast bleken ACM-leden op hun LinkedIn-pagina over de zaak te hebben geschreven, en dergelijke negative publiciteit is van invloed op de boete.

Deze webwinkel heeft meer jurisprudentie op zijn naam, namelijk dat je mag annuleren voor levering. Wat precies het doel is van deze shop om de grenzen van volgens mij vrij evidente wetsartikelen op te zoeken, ontgaat me.

Arnoud

Is het nog steeds een uitprobeertermijn en geen zichttermijn?

Een vaak terugkomend onderwerp bij consumentenrecht is de vraag wat je mag doen bij iets dat je via internet besteld hebt. Mag je alleen kijken naar de doos, of mag je veertien dagen gratis gebruik maken van het bestelde en het dan gauw terugsturen? In 2010 blogde ik hierover met de conclusie dat ‘uitproberen’ mag, op gezag van het Messner-arrest waarin dat met zo veel worden werd gezegd. Echter, de wet is vorig jaar gewijzigd en specifiek op dit punt gelden er nu duidelijker regels. Hoe zit het nu?

Het idee achter het herroepingsrecht is dat je bij een internetbestelling het product niet vooraf kunt bekijken of proberen. Je zou dus een kat in de zak kunnen kopen, en om dat te voorkomen krijg je het recht het product terug te sturen als het binnen 14 dagen niet blijkt te bevallen. Alleen: hoe ver mag je daarbij gaan met proberen of het bevalt? Het ligt nogal voor de hand dat hier misbruik van kan worden gemaakt.

De oude wet was hier niet heel duidelijk in, maar de nieuwe wet bevat een meer uitgewerkte regeling. Ik citeer overweging 37 uit de Europese Richtlijn waar het allemaal mee begint:

Aangezien de consument bij verkoop op afstand de goederen niet kan zien voordat hij de overeenkomst sluit, dient hij een herroepingsrecht te hebben. Om diezelfde reden moet de consument de goederen die hij gekocht heeft kunnen testen en inspecteren, voor zover dit noodzakelijk is om de aard, de kenmerken en de werking van de goederen na te gaan.

Je hebt dus het recht om te “testen en inspecteren”, oftewel het mag uit de verpakking en je mag het product fysiek bepotelen. Je mag echter niet verder gaan dan echt nodig is. Hierover zegt overweging 47:

Het uitgangspunt dient te zijn dat de consument, om de aard, de kenmerken en de werking van de goederen te controleren, deze slechts op dezelfde manier mag hanteren en inspecteren als hij dat in een winkel zou mogen doen. De consument mag dus bijvoorbeeld wel proberen of een kledingstuk past, maar hij mag het niet langere tijd dragen.

Een overhemd aandoen om te testen of het past, is dus toegestaan. Datzelfde overhemd een dag aandoen op kantoor om te testen of het je zweetplekken aankan, mag niet, want dat is niet nodig.

Belangrijk is wel om te beseffen dat te ver gaan met dat uitproberen niet betekent dat je retourrecht vervalt. Wat er dan gebeurt, is dat de winkel de waardevermindering bij je in rekening mag geven – praktisch gezien je slechts een deel van je geld terugbetalen. Maar een retourname weigeren omdat het product te veel is gebruikt, is dus tegen de wet. Artikel 6:230s lid 3 BW:

De consument is slechts aansprakelijk voor de waardevermindering van de zaak als een behandeling van de zaak verder is gegaan dan noodzakelijk om de aard, de kenmerken en de werking daarvan vast te stellen.

Een ‘gewone’ waardevermindering telt daarbij dus niet mee. Het enkele feit dat de verpakking niet meer puntgaaf is, is dus géén reden om geld in te houden. Het moet echt gaan om schade die bij normaal uitproberen zich niet had voorgedaan.

Dus: je mag uitproberen maar niet meer dan dat je in de winkel zou mogen. Doe je meer, dan mag de winkel een deel van je geld houden ter compensatie maar ze moeten wel onderbouwen hoe veel én ze mogen niet de gehele retour weigeren.

En dan nu de hamvraag: wat mág je in de winkel? Bij de Blokker mag ik het koffiezetapparaat van het schap pakken en op de knopjes drukken (met stekker niet in het stopcontact), maar bij Van Pommeren mocht ik een kopje koffie zetten met elk apparaat dat me aanspraak. (Ik dronk 9 espresso en sliep de hele nacht niet, maar dat terzijde.) Wat is nu de maatstaf?

Arnoud

Gastpost: Wet Van Dam? Voor Rendement Uitgeverij ben jij geen consument!

Omdat ik met vakantie ben deze week een aantal bijdragen van vaste bezoekers. Vandaag Alex de Kruijff over een ergernis die ik vaker zie: hoe sommige uitgeverijen omgaan met de Wet Van Dam.

Update (4/11) Lees ook de reactie van uitgeverij Rendement hieronder.

Sinds de Wet Van Dam zijn veel uitgevers ongelukkig: zij kunnen abonnementen met consumenten niet langer jaarlijks verlengen. Sommige zijn op zoek gegaan naar trucs om de wet te omzeilen. Zo ook Rendement Uitgeverij. Ze brengt tijdschriften uit die werkgerelateerd zijn. Rendement Uitgeverij wil de wet pareren door in de algemene voorwaarden het volgende op te nemen: “Alle producten en Diensten van Rendement zijn bedoeld voor zakelijk gebruik en derhalve is de consumentenwetgeving niet van toepassing.”

Oftewel, je zegt gewoon dat je product zakelijk is en hup de Wet Van Dam is niet van toepassing… toch?

Standpunt Rendement Uitgeverij

De Wet Van Dam is van toepassing op overeenkomsten tussen een bedrijf en een consument. Onze producten zijn bedoelt voor zakelijk gebruik en wij gaan er daarom vanuit dat u deze gebruikt voor uw beroep of bedrijf. Wij zien u daarom niet als consument.

Wanneer ben je een consument?

De wettelijke definitie van consument is: een natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Bij het begrip beroep gaat het volgens de Hoge Raad om persoonsgebonden werkzaamheden en bij begrip begrip bedrijf gaat het om werkzaamheden die uitgevoerd worden voor een ondernemingsgewijze bedrijfsuitoefening. In de praktijk betekenen de begrippen in grote lijnen ongeveer hetzelfde. Typische beroepen zijn notaris, jurist en dokter.

Als er betwist wordt dat je een consument bent dan zul je dat moeten bewijzen. Voor de meeste zal dit redelijk eenvoudig zijn. Met een kopie van het aanmeldforulier kun je aantonen hoe je dit destijds hebt gecommuniceerd. Consumenten geven geen ondernemings- of afdelingsnaam op. Dit bewijsstuk kun je extra kracht bij zetten met een salarisstrook of uitkeringsopgave. Dat is een goede indicator dat je een werknemer en dus consument bent. Overigens is het niet van belang of de tegenpartij wist dat je een consument bent; “is dit voor hem van belang, dan ligt het op zijn weg zich daarvan te vergewissen en zijn bereidheid tot contracteren daarvan te laten afhangen.” (bron)

Alleen als je een eenmansbedrijf of vereniging onder vennootschap (VOF) hebt dan zul je het lastig krijgen. Je zult dan aannemelijk moeten maken dat je het abonnement hebt afgesloten voor privé doeleinde. Als je een stoel koopt voor je wachtkamer dan ben je geen consument, maar als je diezelfde stoel koopt voor je woonkamer dan ben je weer wel een consument (bron). Je kunt dan met een foto laten zien waar de stoel staat. En vrienden en familie kunnen natuurlijk ook getuigen. Maar ik verwacht dat dit voor een blad als dat van Rendement Uitgeverij niet erg overtuigend zal zijn.

De Wet Van Dam voor dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften

Voor dag-, nieuws- en weekbladen en tijdschriften geldt een soepeler regiem dan voor de meeste overeenkomsten. Uitgevers van dergelijke bladen kunnen kiezen tussen stilzwijgende verlenging of stilzwijgende omzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur. Er kan stilzwijgend worden verlengt met drie maanden, mits de opzegtermijn voor de vervaldatum maximaal een maand is. Of er kan stilzwijgend worden omgezet, mits de opzegtermijn maximaal drie maanden is en er op ieder moment kan worden opgezegd. Wel geldt dat proefabonnementen altijd automatisch moeten stoppen. (Dit laatste had wat mij betreft ingevoerd mogen worden voor alle overeenkomsten die onder de Wet Van Dam vallen.)

Hoe om te gaan met Rendement Uitgeverij?

Tot voor kort had Rendement Uitgeverij in haar voorwaarden staan dat overeenkomsten met haar stilzwijgend werden verlengt indien er niet was opgezegd twee maanden voor de vervaldatum (dus een opzegtermijn van twee maanden). Proef- en reguliere abonnementen werden verlengt met vijf of twaalf maanden. Rendement Uitgeverij handelde daarmee in alle gevallen in strijd met de Wet Van Dam.

Recentelijk heeft ze dit beleid aangepast. Proef- en reguliere abonnementen worden nu stilzwijgend verlengt drie of zes nummer of met een heel jaar. En haar opzegtermijn is één of twee maanden. Dit alles is afhankelijk van de duur. In de theorie handelt Rendement Uitgeverij een heel enkele keer in overeenstemming met de Wet Van Dam, maar in de praktijk bijna nooit.

Al is het maar omdat klanten bij haar binnen komen op een proefabonnement. Maar ook een opzegtermijn van twee maanden is in strijd met de Wet Van Dam. Het zelfde geldt met de verlenging van zes nummer of twaalf maanden. Zelfs de verlenging met drie nummers is in de zomermaanden in strijd met de wet. Dan valt er namelijk een nummer uit, zodat de duur van de verlenging daarmee op vier maanden is komen te liggen.

Bij Uitgeverij Rendement is het goed om even na te gaan of je een consument bent. Als je een werknemer bent bij een of meerdere bedrijven en daarnaast geen andere werkzaamheden uitvoert dan is dat zeker het geval. Mijn advies is dan: betaal gewoon die rekeningen niet. De extra bladen mag je houden als zijnde gratis, omdat je hier niet om hebt gevraagd (art. 7:7 BW).

De oplossing is toch zo eenvoudig. Vraag gewoon met behulp van radio buttons of de klant een consument is of niet. Als deze aangeeft een consument te zijn, dan zeg je “Sorry, wij willen met u geen overeenkomst sluiten omdat wij ons niet kunnen vinden in de Wet Van Dam.” Dan loop je natuurlijk wel een aantal overeenkomsten mis, maar daar moet je dan maar bereid toe zijn.

Alex de Kruijff is een ingenieur die elektronica en informatica heeft gestudeerd en juridische interesse heeft. In het verleden blogde hij hier meer dan twintig intrigerende gastartikelen over consumentenrecht, waaronder de ongeldigheid van EULA’s. Nu komt hij met een eigen blog: consumentenrecht.kruijff.org.

Vooraf aangevinkte hokjes mogen niet meer!

checkbox-ja-nee-optin-optoutVanaf nu geldt een verbod op vooraf aangevinkte hokjes (pre-ticked boxes) die vaak worden gebruikt om consumenten ongemerkt extra (betaalde) opties in de maag te splitsen, meldde Webwereld vorige week. Dergelijke aanvinkvakjes moeten úit staan en alleen als de consument ze zelf actief aanzet, zit de consument eraan vast.

Bij de verboden alvastaangevinkteaanvinkvakjes gaat het om zaken als een verzekering, accessoires, een navigatie-unit en dergelijke upsells. Vaak zijn die aanvullende producten of dienten niet echt nodig, en gaf het dus een hoop ergernis dat je die toch gekocht bleek te hebben als je snel door het bestelproces heenklikte. Dat mag nu dus niet meer. Art. 6:230j BW:

De consument is niet zonder zijn uitdrukkelijke instemming gebonden aan een verbintenis tot een aanvullende betaling van een geldsom ter verkrijging van een prestatie die niet de kern van de prestatie is. Uit het gebruik van standaardopties die de consument moet afwijzen, kan geen uitdrukkelijke instemming worden afgeleid.

Opties mogen dus wel mits de vinkjes maar uit staan.

Natuurlijk kan het zijn dat je bij het product verplicht het een of ander moet afnemen. Dat is prima – zolang dat maar vooraf is gemeld én de productprijs inclusief die extra’s wordt gemeld. Je mag dus niet het basisproduct tonen en bij het bestelproces pas de verplichte verzendkosten, verzekering of administratiekosten in rekening brengen. Art. 6:230m BW eist in lid e namelijk dat je bij het product vermeldt:

de totale prijs van de zaken of diensten, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend, en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten en eventuele andere kosten of, indien deze kosten redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, het feit dat er eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd kunnen zijn.

Met “redelijkerwijs vooraf niet kunnen berekenen” bedoelen ze bijvoorbeeld verzendkosten die afhangen van het gewicht en/of dat het door de brievenbus kan of niet.

Het is een beetje jammer dat Webwereld als voorbeeld precies het enige aangevinktje hokje laat zien dat nog wél mag, namelijk de opt-out van een nieuwsbrief of reclame voor betalende klanten. En die mag wel vooraf aangevinkt zijn, omdat de wet hierbij geen opt-in eist maar een recht van verzet, oftewel een opt-out. Maar goed.

Hebben jullie wel eens zo’n optie gekocht zonder het vooraf te beseffen?

Arnoud

Hoe bewijs ik dat ik als consument iets koop?

Een lezer vroeg me:

Laatst had ik een internetbestelling op het werk laten bezorgen. Toen ik deze wilde retourneren, weigerde de winkel dat omdat de bestelling zakelijk zou zijn! Maar ik heb hem privé betaald en hij was ook niet voor het werk, mogen zij dit dan toch zo zeggen?

Alleen wanneer je als consument een koop op afstand (internetkoop) doet, heb je recht op een retournering binnen zeven werkdagen. Een bedrijf heeft dit niet – tenzij de algemene voorwaarden van de winkel opzettelijk of per ongeluk vermelden van wel. (Of mogelijk via reflexwerking.)

De bewijslast dát sprake is van een consumentenkoop, ligt bij de consument. Hij moet dus aantonen dat het bedrijf niets met de transactie zelf te maken heeft. En dat is toch lastig als de bedrijfsnaam in het bestelproces opduikt. Koop je als consument “op de zaak” dan is formeel sprake van een zakelijke bestelling. Immers het bedrijf is dan de contractspartij, voor zover de winkel kan zien.

Bij een bestelling op eigen naam maar met adressering het bedrijf maak je het dus twijfelachtig wat de bedoeling was, zeker als je bij “Naam klant” de bedrijfsnaam invult en pas ergens bij “opmerkingen” de tekst “ter attentie van Jan de Vries, kamer 3A” invult. Mijn advies is dan ook om, als dat kan, het privéadres op te geven als klantadres/factuuradres, en dan “afwijkend bezorgadres” te kiezen met daar het bedrijf. Dan is het duidelijk dat je privé koopt en het alleen laat bezorgen.

Arnoud

Apple: “onze garantie is beter dan die van de EU”

Apple heeft op zijn site een vergelijking gepubliceerd van de wettelijk vastgestelde garantievoorwaarden van de Europese Unie met die van zichzelf, las ik bij Webwereld. Verbazingwekkend genoeg komt Applecare er beter uit dan de wettelijke regels.

Eigenlijk zou dat helemaal niet gek moeten zijn, want de wettelijke garantieregels (“conformiteitsregels”) zijn de ondergrens waar je sowieso aan moet voldoen. Het is dus eigenlijk niet mogelijk dat iemands zelf gegeven garantie minder is dan de Europese wettelijke regels. Ja, u mag nu smalend gaan lachen want ik weet ook wel hoe dat in de praktijk werkt. Niet voor niets dreigde onder meer de Consumentenbond met een rechtszaak over het garantiebeleid van het fruitige bedrijf.

Het grote probleem met de discussie over conformiteit versus garantie is dat de insteek van beiden fundamenteel anders is. Bij ‘garantie’ is het uitgangspunt dat de fabrikant of winkel bepaalde beloftes doet (“een jaar lang perfecte werking” of “drie maanden lang vallen de toetsen er niet uit”) en dat je als consument gratis reparatie of vervanging krijgt binnen die beloftes. Dat is op zich duidelijk – maar heeft het nadeel dat wat er niet gezegd is, dus op je eigen risico is.

Bij ‘conformiteit’ is het uitgangspunt dat het ding moet doen wat je ervan mag verwachten. Ongeacht wat er gezegd is, of nou ja ongeveer want zo’n mededeling kán je verwachting beïnvloeden (“tweedehandsje, rijdt niet al te best”). Op zich lijkt dat op garantie, alleen is er één belangrijk verschil: conformiteit gaat over het product zoals geleverd, en gewone slijtage en achteruitgang valt erbuiten.

Bij garantie kan ook gewone slijtage gedekt zijn. Zo heb ik al járen tot volle tevredenheid een tas van Victorinox. Sinds kort helemaal tot volle tevredenheid want de hengsels waren uitgesleten omdat ik er altijd 20 kilo spul in prop, maar dat was geen enkel probleem en ik kreeg gewoon gratis een nieuwe. Levenslange garantie meneertje.

Verder is het bij conformiteit zo dat de consument moet bewijzen dat er een probleem is en dat dit niet is conform de verwachtingen. Dat valt niet mee, zeker niet bij subtiele slijtage-achtige bugs. Na hoe veel tijd is het normaal dat een batterij op 80% capaciteit zit? Mag je verminderde helderheid verwachten bij een LCD-scherm of afgesleten tekentjes op je toetsenbord? Bij garantie speelt dat niet: iedere afwijking van het gegarandeerde is automatisch reden voor gratis herstel (of vervanging). En de garantiegever moet bewijzen dat iets niet onder de garantie valt.

Apple gaat wél wat erg makkelijk door de bocht met hun juridische informatie-tekst:

Dekking van reparatie of vervanging m.b.t. – Aanwezige gebreken bij levering aan de klant

Dit klopt naar de juridische letter, want een gebrek moet in het product zitten bij levering om een conformiteitsprobleem op te leveren. Maar het riekt wel wat onfris want de suggestie is natuurlijk dat je bij levering moet nagaan welke gebreken er zijn, omdat je anders buiten de wettelijke dekking valt. En dat is absoluut niet zo.

Voorbeeld: ik koop een Macbook en na een jaar valt het scherm steeds uit als ik het beweeg. Dit blijkt te herleiden tot een niet adequaat geplaatst stekkertje. Dat is dus een conformiteitsgebrek, want ik mag verwachten dat laptopschermaansluitstekkertjes gewoon stevig vastzitten en niet losschieten door open en dicht doen van het scherm. Dat gebrek is “aanwezig bij levering”, inderdaad, maar ik denk dat de meeste mensen zullen zeggen dat dit gebrek pas na een jaar “opdook”. En wie dan deze chart erbij pakt, zal concluderen dat dit dus buiten de wettelijke garantie valt.

Of ben ik nu te cynisch?

Update (12:15) bij Webwereld meldt de Bond dat Apple een stap heeft gemaakt maar er nog lang niet is. “De Nederlandse wet biedt consumenten meer bescherming dan het Europese wettelijk minimum van twee jaar. Die informatie is weggestopt in een voetnoot”, aldus directeur Bart Combée. De Consumentenbond is niet van plan haar eis (en gedreig met rechtszaak) in te trekken.

Update (11 april) in Italië is Apple in hoger beroep veroordeeld voor het niet naleven van de Europese garantieregels. Het bedrijf moet alsnog 900.000 euro boete betalen omdat het klanten niet voorlicht over de wettelijke garantietermijn die in Europa geldt.

Arnoud