Hatsee. Epische overwinning voor hyperlink én embedded link, juicht het steeds tendentieuzer schrijvender Webwereld. In een uitgebreid arrest (via) verklaart het Hof van Justitie hyperlinken legaal, ook als het gelinkte werk “aldus wordt getoond dat de indruk wordt gewekt dat het op dezelfde website verschijnt”. Lees: embedden en framen.
De legaliteit van hyperlinks is volgens mij onderwerp nummer één van internetrechtscripties, want wat er juridisch nou gebeurt als je hyperlinkt, is eigenlijk nooit helemaal duidelijk geweest. Het is ergens een bronvermelding (“daar staat het”), maar wel een bronvermelding die de bron voor je neus neerzet. Of eentje die de bron deel uit laat maken van je eigen website, waar dan weer prachtige termen voor zijn bedacht zoals inline linken, embedded linken, framen of iframen.
In een Zweedse zaak over hyperlinks naar nieuwsberichten was er een slimme rechter die hier een knoop over doorgehakt wilde, en een prachtige set vragen stelde aan het Hof van Justitie. Dat Hof is de hoogste instantie als het gaat over de vraag hoe iets zit met auteursrecht, en met zogeheten prejudiciële vragen kan een nationale rechter zo een juridische basis krijgen voor een vonnis. (Je gaat dus nooit in hoger beroep of cassatie bij het Europese Hof, je laat de rechtbank vrágen stellen aan het Hof. Maar dat terzijde.)
Het Hof is al een tijdje bezig het auteursrecht te herdefiniëren met een serie arresten over wanneer iets een werk is en wanneer iets inbreuk op het auteursrecht is. Bij dat laatste hanteert men de leer van het “nieuwe publiek”: als je het werk beschikbaar stelt voor een groep mensen van in principe ongedefinieerde omvang, dan is dat inbreuk op het auteursrecht als het een nieuwe groep is, niet de groep die de rechthebbende voor ogen had toen hij de licentie gaf.
Maar hoe werkt dat nu via internet? Als je dat criterium streng uitlegt, dan kun je zeggen dat een hyperlink inbreuk is. Zeker als je embedt of framet: dan zien immers andere mensen het dan de groep die netjes via de homepage van de originele aanbieder binnenkomt (ja het is nog 1996). Met die redenering vond de rechtbank Nederland.fm inbreukmakend: er was immers een nieuwe groep, de bezoekers van die website.
Het Hof schopt die constructie keihard onderuit. Als je iets op het open internet zet, dan is het publiek het gehele internet en niet slechts jouw eigen clubje bezoekers:
26 De doelgroep van de oorspronkelijke mededeling bestond immers uit alle potentiële bezoekers van de betrokken website. Gelet op het feit dat voor de toegang tot de werken op deze website geen enkele beperkende maatregel werd gehanteerd, was deze website immers vrij toegankelijk voor alle internetgebruikers.
Maar embedden dan? Dan gaan mensen niet naar de originele site, maar wordt het werk geopend in de context van de site waar ze dan zijn. Denk aan een embedded muziekplayer die ik hieronder op kan nemen: druk je op afspelen, dan krijg je muziek maar je blijft op mijn blog. Gaat het er dan om waar de muziek vandaan komt?
Nope. Wie iets op internet zet, biedt het aan het hele internet aan. Het publiek is het hele internet. Dat het publiek nu via een embedded link, in de context van andermans site, het werk ziet, verandert niets aan de vaststelling dat het publiek het gehele internet is en blijft. Dit kan anders worden als het werk origineel aan een afgeschermde groep werd aangeboden maar nu aan het gehele internet. Denk aan een situatie dat ik de URL van een videostream die na betaling beschikbaar is, weet te onderscheppen en dan als directe link vanaf mijn site aanbiedt. (En nee, zeggen “dan moeten ze die URL zelf beveiligen” is dan geen tegenargument.)
Linken naar illegaal aanbod staat wél op de auteursrechtelijke tocht nu. Die illegale kopie is niet met toestemming aan het internetpubliek aangeboden, zo kun je redeneren. Dus wie daar een link naar zet, trekt ineens een nieuw publiek open, een ander publiek dan waar de toestemming voor is gegeven (bv. de dvd-koper of de Netflix-kijker).
Maar je kunt ook zeggen: de initiële kopie schendt auteursrechten, maar daarna de hyperlinks niet meer. Die vergroten immers het bereik van de initiële kopie niet, dat bereik is en was het gehele internet. En volgens dezelfde redenering als bij hyperlinks naar legale publicaties vergroten hyperlinks naar dat illegale aanbod het publiek niet.
Arnoud
Interessant is dan in hoeverre dit opgaat voor URL’s die als niet-publiekelijk bedoeld zijn, denk dan aan 2.4.7 in het Britt Dekker arrest, waar toch duidelijk wordt betoogd dat er in zo’n geval geen sprake is van openbaarmaking.
Het gaat er volgens mij om of je maatregelen hebt genomen om die bedoeling te realiseren. Ik kan niet enkel zeggen “ach deze blog was bedoeld voor heel Nederland behalve stichting Brein” en dan verbieden dat zij een hyperlink te zien krijgen. Ik heb geen maatregelen genomen om hen te weren, dus is het legaal als zij ernaar linken. Zou ik hun IP-range blokkeren en zet de Piratenpartij een proxy voor ze op, dan zou die proxy een nieuw publiek bereiken.
Verwarrend is wel dat het arrest spreekt over “aanklikbare links” terwijl de meeste technieken waar het over gaat, niet met klikken werken.
Als in het arrest sprake is van “aanklikbare links”, zou dat kunnen betekenen dat ze er allen hyperlinken mee bedoelen, maar embedded content mee willen uitsluiten?
Beetje gek is dat wel. Vraag drie van de Zweedse rechter vraagt expliciet of dat onderscheid gemaakt moet worden, en punt 29 van de beantwoording lijkt dat ontkennend te bevestigen, maar heeft het nog steeds over
Dat klinkt toch als een erg beperkte vorm van embedden, namelijk alleen embedden als er eerst iets aangeklikt wordt. Hoe zit het dan met embedden zonder aanklikken?Ik ben duidelijk geen jurist: de vragen snap ik, maar de antwoorden snap ik na drie keer doorlezen nog steeds niet (de laatste opmerking bijvoorbeeld: mag een land nou wel of niet beperkingen aanbrengen in de definitie van “openbaar maken”?)
Het Hof heeft het steeds over “aanklikken” omdat de vraag ook zo is geformuleerd. Het lijkt mij bijzonder onwaarschijnlijk dat een embedded filmpje of plaatje dat je niet hoeft aan te klikken opeens wel een mededeling aan het publiek in de zin van de richtlijn zou zijn.
Wat betreft het 3e antwoord: nationale wetgeving mag geen ruimere bescherming bieden aan de houders van een auteursrecht dan voorgeschreven door de richtlijn. Over “beperkingen” in de definitie van “openbaar maken” ging dit dus niet, want beperkingen van het auteursrecht geven geen ruimere bescherming. Het ging om uitbreidingen. Hoe dan ook schrijft de richtlijn voor wat voor beperkingen zijn toegestaan en beperkingen die niet onder de richtlijn vallen zijn in strijd met de richtlijn en dus niet toegestaan. De andere kant op (mag een lidstaat een ruimere bescherming bieden) is/was een minder duidelijke zaak. Het Hof biedt nu duidelijkheid: de richtlijn biedt zogenaamde “uitputtende harmonisatie”. Zij geeft niet alleen aan wat een lidstaat minimaal moet doen, maar ook wat een lidstaat maximaal mag doen. Dit sluit de weg af voor lobbygroepen om op nationaal niveau te proberen linken onder het auteursrecht te brengen (en voor bepaalde rechters in Den Haag om te proberen extra bescherming in de Nederlandse auteurswet in te lezen).
Ik ben benieuwd naar de implicaties van deze uitspraak voor afbeeldingen. Begrijp ik goed dat als ik een foto op mijn website plaats, en deze foto dus voor iedereen toegankelijk is, iedereen deze dan mag ‘embedden’ op andere websites? En, indien ja, maakt het dan nog uit hoe dit technisch is gerealiseerd? Deeplinken, kopie op webserver, …
Dit gaat ook volgens mij veel verder dan linken of embedden. Niet alleen overnemen van plaatjes, maaar ook het overnemen van deze blog valt onder dit arrest. Dat kan toch haast niet de bedoeling zijn?
edit: never mind, ik haal verveelvuldigen en openbaar maken door elkaar
Kopie op webserver vereist het maken van een kopie van de foto. Het maken van een kopie is geen mededeling aan het publiek, maar is wél een inbreuk op het auteursrecht. Dit mag dus niet.
Helemaal mee eens Arnoud! Ik vind de hoera-berichten dat “de BUMA embed-taks” nu van tafel zou moeten ook zwaar overdreven. Zie mijn blogje over de uitspraak: alhier Zoals je weet ben ik sowieso al geen fan van het feit dat het HvJEU het “nieuwe publiek” als criterium hanteert (ik schreef daar al eens gastbijdragen over op deze site). Het zou niet uit moeten maken of er al dan niet een nieuw publiek wordt bereikt. Het gaat erom of exploitatie plaatsvindt, dat wil zeggen: of er direct of indirect geld verdiend wordt met het op de nieuwe site beschikbaar stellen van de auteursrechtelijk beschermde content. Het kan niet zo zijn dat alles wat zich “toch al op internet bevindt” gefundenes Fressen wordt voor handige freeriders die daar hun eigen advertenties bij plaatsen.
Maar Lex, het gaat hier om hyperlinks, niet om opnieuw beschikbaar stellen van een kopie van het werk. Vind je het echt freeriden als ik een serie links publiceer naar juridische blogs over een bepaald onderwepr, en daar advertenties aan hang?
Als het criterium wordt “je verdient geld dankzij het werk” dan worden ineens héél veel activiteiten schatplichtig. Een televisiegids of zelfs een recensie die zegt “De herhaling is vanavond op SBS 6 om 20:30” is een commerciële exploitatie die verwijst naar het werk.
Zouden we het wellicht kunnen zien als een analogie van uitputting? Wat jij op papier publiceert en te koop aanbiedt, mag ik kopen en doorverkopen. Ik profiteer dan financieel van jouw inspanning (zeker als ik meer geld vraag dan jij) maar we vinden dit legaal, jouw rechten zijn uitgepunt. Hyperlinken of embedden van jouw online content zou dan analoog hieraan een soort uitputting opleveren: jij biedt het voor heel internet aan, iedereen mag het ‘kopen’ en ‘doorverkopen’ middels de link in hun eigen context.
Dank voor je reactie, Arnoud. Ik zou een verschil willen maken tussen “een rijtje traditionele hyperlinks” op een andere website en het daadwerkelijk embedden of framen van een exemplaar van het werk op een site. In dat laatste geval verlaat de bezoeker immers de website van de linkende persoon helemaal niet -daarheeft hij geen enkele reden voor. En dát maakt het plaatsen van advertenties op de site interessant. Daarmee wordt dan een free ride genomen op het werk van een ander.
Een televisiegids e.d. vind ik van een totaal andere orde. Daar wordt zélf ook daadwerkelijk iets van waarde toegevoegd en bovendien wordt uiteraard niet het hele werk weergegeven.
Je analogie met uitputting is interessant. Zeker als je dat zou combineren met de mogelijkheid van een “non-embed” code in het originele document. Wie een dergelijke code dan niet gebruikt zou het gepubliceerde “exemplaar” vrijgeven voor hergebruik.
Dat onderscheid tussen linken en framen wijst het Hof af, volgens mij.
Zij vinden dus dat het niet uitmaakt omdat nog steeds heel Internet erbij kan.Het alternatief doet ergens wat gek aan: ik zet het op Youtube, ik zet de embedfunctie aan, en dan mag ik afrekenen als jij embedt? HEt is dan toch mijn bedóeling dat mensen embedden?
Ja, het Hof lijkt inderdaad dat verschil niet te willen maken. Maar in mijn beleving zit het Hof daarmee dan dus fout (zie verwijzing naar mijn blog in mijn originele reactie). Bovendien is het vooralsnog de vraag of het Hof beoogd heeft verder te denken dan met betrekking tot tekst; dat wordt pas echt duidelijk als over niet al te lange tijd het antwoord op een door het BGH gestelde vraag zal worden gegeven, waar het écht om embedden gaat.
Ik vind overigens in het door jou als laatste geschetste voorbeeld dat de embedder moet betalen, tenminste als deze heeft ge-embed op een commerciële site. Dan verdient hij immers geld aan het embedded zijn van het werk en daar mag best een beetje van naar de auteursrechthebbende. Als de orginele site van waaruit ge-embed wordt van de auteursrechthebbende zelf is en ook advertenties bevat, bestaat daarvoor zelfs nog een extra argument: door te embedden onthoudt de embedder hem/haar dan ook nog advertentie-inkomsten.
Ik begrijp er niets van. Het arrest schrijft steeds expliciet ‘aanklikbare link’. Een ‘embeddende’ link is niet aanklikbaar, en de enige reden die ik kan bedenken om dat ‘aanklikbare’ er steeds bij te schrijven is dat ze embedden uit willen sluiten. Toch beweren Webwereld en Arnoud beide zonder enige argumentatie dat embedden er wel onder valt. Waarom? Wat mis ik hier?
Misschien mis je wel helemaal niets en zie je het juist heel scherp! Zie mijn reacties hierboven en de link naar mijn blogje in mijn eerste reactie.
Ik ben het met je eens dat veel inline/embedded/framed linken geen klikken vereist, hoewel natuurlijk embedded mediaplayers wél een klik vereisen voordat ze gaan spelen (gelukkig).
Ik weet niet of deze frase nu heel veel betekenis toekomt. Ik ken namelijk geen real-world situatie waarin een aanklikbare link tot embedded weergave leidt. De vraag zou dan gaan over een zeer hypothetisch geval (“Klik hier om de afbeelding te laden vanaf example.com”).
Als je “aanklikbare link” leest als synoniem voor “hyperlink”, dan worden de vragen veel pragmatischer: mag je hyperlinken, en maakt het uit of de hyperink gewoon is dan wel het gelinkte oproepen binnen de context van je eigen site. Ik zou eens moeten uitzoeken of het Zweeds voor ‘hyperlink’ wellicht letterlijk vertaald “klikbare link” betekent.
Lex’ analyse is een goede: als de context van de vraag zuiver over framesets gaat, dan is “aanklikbare link die andermans pagina in jouw context oproept” begrijpelijk. Dat is dan de link die in een frame dat deel is van mijn website, jouw content oproept. Maar voor mij voelt het onbegrijpelijk dat het Hof zou zeggen “als de gebruiker moet klikken alvorens de tekst te krijgn, dan mag het, maar komt de content automatisch dan is het inbreuk”.
Ik denk dat dit wel degelijk relevant kan zijn. In het geval van GeenStijl zetten zijn geen embedded plaatjes van Britt Dekker in haar adamskostuum neer, maar plaatsten ze alleen een linkje naar een website waar je ze kon downloaden. Als ze deze foto’s integraal in hun website hadden gezet, inplaats van een “klikbare hyperlink” was deze situatie heel anders geweest.
Als je een website beheert waar linkjes staan naar DHT files, ben je volgens dit arrest niet strafbaar, maar als de content in de DHT files copyrighted materiaal bevat, mag je dat materiaal niet zelf op je website laten zien, ook al komt het niet van jouw server. Het verschil is ook hier een klikbare link of een of andere vorm van embedded van de feitelijke content in jouw website.
Interessant is dat torrentwebsites volgens dit arrest niet strafbaar zijn, zolang zij zelf geen copyrighted content embedden, maar alleen klikbaar naar doorverwijzen.
In dit arrest ging het alleen over links naar rechtmatig openbaar gemaakt materiaal. Dat kun je niet uitbreiden naar links naar materiaal dat niet rechtmatig openbaar gemaakt is.
Ik ben het eens dat het in het arrest niet gaat om links naar niet rechtmatig openbaar gemaakt materiaal en dat uit de gegeven antwoorden dus niet kan worden geconcludeerd dat dergelijke links zijn toegestaan, maar ook niet (als het ware a contrario) dat dergelijke links niet zijn toegestaan.
Maar we kunnen natuurlijk wel speculeren. De “gegeven toestemming” speelt hier en daar een rol in de redenering (i.h.b. in punt 24). Je zou kunnen redeneren dat zonder die toestemming een nieuwe link wél een nieuw publiek zou aanboren. Maar dat lijkt mij toch moeilijk vol te houden. Die eerdere onrechtmatige mededeling was uiteraard onrechtmatig, maar toch wel degelijk een mededeling en die mededeling heeft gewoon een publiek. De latere mededeling in de vorm van een link is dan aan hetzelfde publiek. Maar goed, om op dit punt zekerheid te krijgen is een nieuw arrest nodig. (En op basis van par. 24 kun je eigenlijk alle kanten nog uit.)
Overigens verbaast het mij toch enigszins dat een link naar een werk al een “mededeling” van het werk oplevert. Ik vind een link geen “openbaarmaking”. Aan de andere kant heeft een “openbaarmaking” in de zin van de Aw geen “nieuw publiek” nodig om auteursrechtelijk relevant te zijn. Het HvJ EU lijkt een heel andere systematiek voor ogen te staan dan de Nederlandse wetgever.
Als mijn buurman op straat uit een boek voorleest is dat een openbaarmaking en ook een mededeling aan het publiek. Zonder toestemming maakt hij inbreuk op het auteursrecht. Laten we voor het gemak aannemen dat hij toestemming had. Lees ik 1 minuut later ook uit dat boek voor, dan is dat volgens de Auteurswet opnieuw een openbaarmaking waar ik dus toestemming voor nodig heb. Maar is dat dan ook een mededeling aan een “nieuw publiek”? Lijkt me moeilijk te verdedigen, iedereen die er nu staat had er immers ook 1 minuut eerder al kunnen staan, het “potentiële publiek” (zie punten 21, 22 van het arrest) is niet gewijzigd. Ik vind die eis van een “nieuw publiek” maar een rare uitvinding.
Ik vind dat helemaal niet onbegrijpelijk als je aanneemt dat het hof expliciet inbedding heeft willen uitsluiten.
Wat me niet aanstaat in deze uitspraak is dat het argument van de klager dat je niet kunt zien dat de inhoud in kwestie afkomstig is van een andere site zo gemakkelijk terzijde wordt geschoven. Want je misleidt je het publiek als je (een deel van) het werk van iemand anders zodanig presenteert dat het (een deel van) je eigen werk lijkt. Het arrest zegt daarover gewoonweg: dat deel van iemand anders was al publiek, dus een nieuwe openbaarmaking is het niet, dus het schendt het auteursrecht niet. Dat lijkt me veel te kort door de bocht. In feite breng je dan de vraag of er van auteursrechtschending sprake kan zijn terug tot de vraag waar het desbetreffende stukje technisch gezien vandaan komt. Als ik het gekopieerd heb en op die manier in mijn website stop moet ik ineens aan de regels van het auteursrecht voldoen (toestemming verkrijgen, citeren, of iets dergelijks), terwijl als ik alleen een link zet naar het origineel ik ineens van alle verplichtingen vrijgesteld ben, zelfs als de bezoeker het verschil niet eens merkt? Dat kan toch nooit de bedoeling zijn!
Als inbedding is uitgesloten, wordt dit al ietsje begrijpelijker; dan kan het gelinkte zelfstandig een pagina vullen en ligt het dus meer voor de hand dat de website in kwestie de identiteit van het getoonde op de pagina zelf kenbaar maakt.
Maar dan nog vind ik de uitspraak fundamenteel fout. Ik vind dat dieplinken zondermeer moet mogen, maar dan wel onder voorwaarde dat je de lezer niet misleidt omtrent het auteurschap van het gelinkte; en dat dat het criterium voor toelaatbaarheid moet zijn, niet een of andere technicaliteit.
Arnoud, ik begrijp je echt niet. Je zegt: bij framen of embedden klik je niet, dus dat ‘aanklikbare’ is een hypothetisch geval omdat het over embedden en framen gaat, dus dat moet je wegdenken. Terwijl de logische conclusie toch echt is: blijkbaar gaat het expliciet niet over framen of embedden.
De reden is de formulering van de vraag die het Hof moest beantwoorden:
Ik durf er iets op in te nemen dat het gegeven antwoord ook voor embedden geldt. De logica van het antwoord geldt in ieder geval zonder meer ook voor embedden. Ik neem aan dat aan de Duitse rechter nu zal worden gevraagd of hij reden ziet zijn vragen in te trekken, en dat de Duitse rechter dit ook zal doen. (Ik weet zonder het na te zoeken alleen niet precies of de Duitse rechter nog andere dingen heeft gevraagd.)Nu zegt BUMA dat ze als sinds het gedoe om die embed-tax (2012) met heel veel websites deals heeft gemaakt over deze embed-tax. Dat is dus onrechtmatig verkregen door BUMA. Daar kunnen dus nu heel wat partijen flink geld gaan halen lijkt mij.
Ik heb BUMA een paar maal proberen te bereiken via Twitter maar men geeft niet thuis. Ook verheldering over de afrekening van Spotify (voor wat betreft het auteursrecht, niet de mechanische rechten) is na al die jaren nog niet gegeven.
Ik denk dat dit gewoon zakelijke afspraken zijn en dat BUMA dus niet terug hoeft te betalen, simpelweg omdat de bedrijven akkoord zijn gegaan met deze kosten. Die bedrijven hadden gewoon een rechtzaak moeten beginnen hierover. Deze contracten weer opzeggen zal dan ook weer volgens de voorwaarden van BUMA moeten gebeuren.
Wim, de BUMA (SENA) heeft een bijzondere positie als door de overheid aangewezen organisatie voor het innen van rechten. Ze hebben ook bepaalde incassorechten die normaal gesproken aan overheden voorbehouden zijn. Met het betalen van je rechten sluit je geen overeenkomst, je voldoet aan een wettelijke plicht. En de BUMA kan door de (bestuurs-?) rechter gedwongen worden tot terugbetaling.
(Marco, zaken met de BUMA kun je beter per brief regelen.)
De BUMA blijkt nog steeds een prive-organisatie en is NIET aangewezen om vergoedingsrechten te incasseren.
De SENA is wel aangewezen om die kosten te incasseren maar biedt weer geen licenties aan. Dat doet namelijk de BUMA weer. Kortom, als de BUMA een vergoeding vraagt voor het linken/framen van muziek dan kun je je middelvinger naar hen uitsteken. Bij de SENA wordt het echter lastiger maar daar hebben we nu deze uitspraak van het hof voor. Met de BUMA sluit je dus wel een overeenkomst als zij jou een rekening sturen voor een licentie voor het linken/framen van muziek en jij deze betaalt. Dat betalen kan al als een akkoord worden gezien. Dat je daarnaast bezwaar maakt is leuk, maar het blijft een commerciele transactie waar je mee akkoord ging. Je zou dus niet moeten betalen, aan moeten geven waarom niet (waar dit vonnis dus erg handig bij is) en dan maar kijken of de BUMA nu de SENA op je af gaat sturen om te incasseren. Zoniet, jammer voor de BUMA maar zij hebben geen speciale rechten qua incasso’s. Het blijft desondanks wel vrij verwarrend maar je moet opletten met wie je zaken doet. 🙂
Ja, hola, BUMA heeft dan wel een overeenkomst gesloten door jou te misleiden dat je schatplichting bent. Mij maak je niet wijs dat je bij misleiding niet bij de burgerrechter terecht kunt om je geld terug te eisen.
Misleiding? Het gaat om de aankoop van een licentie om muziek op je site te mogen gebruiken. Dat de muziek niet binair op jouw systeem staat maar via een link is gekoppeld maakt in dat opzicht niet uit. Je krijgt dan het recht om de muziek alsnog binair op je site te plaatsen. Vergelijk het met een pasje voor de sportschool. Daarmee kun je gaan sporten wanneer je wilt. Maar als je dat ding kocht maar niet gebruikt, wiens schuld is het dan? En ja, ze zullen vast kunnen proberen om hun geld terug te eisen, maar de BUMA kan een blikje advocaten opentrekken die het je heel moeilijk zullen maken, en erg kostbaar om de relatief “lage” prijs van de licentie terug te krijgen. (Het gaat om een paar honderd euro, toch?)
Die vergelijking gaat natuurlijk mank, als het om ‘misleiding’ gaat. Als ik jou iets verkoop, terwijl jij denkt dat het om iets anders gaat, dan is dat misleiding. Een probleem dat ik hier wel zie is dat dit geen eigenlijke misleiding is, BUMA kan stellen dat de uitspraak ook voor haar verrassend was, en er dus geen opzet aanwezig was. In dat geval is er geen misleiding, maar wederzijdse dwaling. En bij wederzijdse dwaling kan er wel tot ontbinding worden besloten, maar dat zal veel minder snel het geval zijn dan wanneer het gaat om een feit waar de tegenpartij wel weet van had. Daar valt dan weer tegen in te brengen dat BUMA uit haar aard had moeten weten hoe het auteursrecht uitgelegd dient te worden, maar of dat stand houdt? Al met al, een juridisch moeras waar ik nog niet a priori weet wat de uitspraak zou zijn.
Misleiding is het wellicht niet maar een BUMA heeft extra bevoegdheden gekregen van de overheid en zal daar dus uiterst zorgvuldig en terughoudend mee om moeten gaan. Als je op een agressieve manier onder dreiging van dure rechtszaken dit soort licenties gaat verkopen dan moet je wel héél erg zeker weten dat je gelijk hebt.
Als je dan ongelijk hebt, is het minste wat je kan doen de licentie gelden teruggeven. Wat mij betreft volledig uit eigen beweging.
NEE, nee, nee! De SENA heeft extra bevoegdheden gekregen. De BUMA heeft deze rechten totaal niet. Het enige wat de BUMA kan doen als iemand geen licentie wil betalen is de SENA inlichten. De SENA moet de taak dan overnemen, maar de BUMA kan verder niet veel doen. De BUMA kan dus zo aggressief zijn als ze willen in het verkopen van licenties, zolang ze maar eerlijk zijn tegenover hun klanten. En ja, de melding “U heeft een licentie nodig indien u op uw site muziek wilt laten horen” is in principe correct, tenzij je de muziek vanaf een andere site laat horen door een frame of link. De BUMA en SENA spelen het best slim in dat opzicht. De SENA laat de BUMA eigenlijk het blafwerk uitvoeren en de meeste mensen trappen erin omdat ze beide organisaties met elkaar verwarren.
Maar toegegeven ze hebben niet de rechten die ik ze toe dichtte.
“Linken naar illegaal aanbod staat wél op de auteursrechtelijke tocht nu”
Dit is de kern van de discussie al jaren. De meeste mensen kunnen niet inschatten wat illegaal aanbod is. Een leuke test is YouTube.
N.B.: na aanleiding van deze opmerking:
Voorspel ik gouden tijden voor aanbieders van allerlei beperkende maatregelen zodat embedded onmogelijk gemaakt wordt. Net als dat Youtube te laatste jaren erg veel aandacht heeft besteed aan het onmogelijk te maken een filmpje te downloaden, verwacht ik allerlei technieken die embedden onmogelijk maken (een simpel voorbeeld is een HTTP redirect geven als de HTTP Referer (referrer) header een andere website is).Dat zou kunnen, maar het wordt uiteindelijk een zinloze wapenwedloop, die door de “embedders” zal worden gewonnen. In wezen het zelfde als bij DRM.
Er zijn zat sites waarvan je de films niet kunt embedden op je site. Dat is dus wel degelijk af te schermen.
De term “beperkende maatregel” moet je m.i. opvatten als een maatregel die het publiek bijv. beperkt tot Nederlandse internetgebruikers of tot betalende gebruikers of gebruikers die het wachtwoord weten. Een beveiliging tegen embedded linken lijkt me geen “beperkende maatregel”.
Uiteraard zal embedden een stuk moeilijker gaan als een beveiliging tegen embedden is aangebracht, niet om juridische redenen maar om praktische/technische redenen. Nu er gelet op deze uitspraak geen juridische obstakel is tegen embedden, zal er inderdaad meer vraag zijn naar beperkende maatregelen. Maar dat heeft met de geciteerde opmerking m.i. dus niet zoveel te maken.
Goed nieuws.
Hoe zit het met vergelijkbare zaken, zoals bijv. het afspelen van een radiozender binnen je eigen winkel? Die zender was al beschikbaar voor iedereen binnen het bereik van de zender, dus het is geen nieuwe openbaarmaking.
En hoe zit het met het “vertraagd” beschikbaar maken van een werk, zoals het maken van een eigen “uitzending gemist”? Daarvoor is het nodig dat je een kopie maakt van dat werk; misschien dat dat het anders maakt…
Binnen je winkel lijkt me dat nog steeds niet mogen, want jouw publiek is niet op internet bezig. Vertraagd lijkt me ook niet mogen want inderdaad je maakt een kopie en dat mag uberhaupt al niet zonder toestemming. Tevens verkrijg je wel nieuw publiek wanneer de autheur het niet zelf op internet laat staan. Maar ik ben geen jurist, dus wellicht zit ik er ver naast 😉
Volgens mij maakt het medium (radio of internet) niet uit voor de redenering. Jouw redenering is in strijd met de uitspraak van het Hof van Justitie, want het internet-equivalent zou zijn: “Binnen (jouw website) lijkt me dat nog steeds niet mogen, want jouw publiek is niet op (de embedded website) bezig”.
Welliswaar niet op mijn website aanwezig inderdaad maar wel op internet en de content is op internet bereikbaar voor een ieder. In jouw fysieke winkel is niet alle content voor iedereen beschikbaar. Alleen de fysieke bezoekers.
Ik zie niet waarom er een relevant verschil zou zijn tussen het fysiek bezoeken van een winkel en het virtueel bezoeken van een website.
En de radio die je in je winkel afspeelt was al voor iedereen beschikbaar, binnen en buiten je winkel: bijv. met portable radio’s, of tegenwoordig met smartphones en internet radio-streams.
Wat ik me blijf afvragen na het lezen van de uitspraak is of het Hof het criterium van een ‘interventie waardoor een nieuw publiek wordt bereikt’ nog wel gebruikt, of dat de aanwezigheid van een ‘nieuw publiek’ voldoende is voor de kwalificatie van een deeplink als ‘mededeling aan het publiek’.
Ook rechtsoverweging 28 kan ik niet plaatsen.
“Daar er geen sprake is van een nieuw publiek, is derhalve geen toestemming van de houders van het auteursrecht vereist voor een mededeling aan het publiek als die in het hoofdgeding.”
Het Hof maakt hier onderscheid tussen een ‘mededeling aan het publiek’ waarbij wél toestemming nodig is en een ‘mededeling aan het publiek’ waarbij geen toestemming van de rechthebbende is vereist. Blijkens art. 3 lid 1 Arl is een ‘mededeling aan het publiek’ altijd aan de toestemming onderworpen.
De radiozender is nog steeds in jouw winkel te ontvangen, dus je blokkeert dat niet. Je stelt je klanten alleen niet in de gelegenheid om hun eigen radio, of een radio die jij hen ter beschikking stelt zelf af te stellen op een radiostation naar keuze, maar jij publiceert in jouw winkel de uitzending, niet het radiosignaal. Je bent dus niet met een “klikbare link” bezig maar met embedden zonder dat er eerst geklikt moet worden.
Het HvJ EU heeft je vraag al beantwoord in C-403/08 (lees “radiotoestellen” voor “televisietoestellen”):
@ Lex Bruinhof – Wat heeft exploitatie (geld verdienen) in vredesnaam te maken met Auteursrecht? Voorbeeld 1: Als ik een zeer succesvolle embeddende site heb (met een miljoenenpubliek) – maar zonder reclame-uitingen – ben ik volgens jou redenering dus geen embedtax verschuldigd? En wat als de bronsite hierdoor een significant nadeel ondervindt, omdat er aantoonbaar veel minder bezoekers de bronsite bezoeken en dat deze daaardoor significant minder reclame inkomsten heeft?
Voorbeeld 2: Nu run ik een kleine en absoluut geen succesvolle website met embeds en kan door het tonen van reclame (een heel klein beetje) winst maken. Omdat ik mijn zaakjes goed wil regelen heb ik mij laten inschrijven bij de KvK en ben ik nu ondernemer. Rechtvaardigt het ondernemerschap en het hebben van (heel weinig) inkomsten in dit geval dan wel de embedtax?
Jouw redenering is zo krom als het maar kan, omdat de impact (het verlies aan inkomsten voor de bronsite) in voorbeeld 1 vele malen groter is dan voorbeeld 2. En … in het Auteursrecht (de wet) heb ik nergens een artikel kunnen vinden dat ook maar enigszins appeleert aan jouw stelling dat commercieel gewin de embedtax rechtvaardigt.
Uhm… bijvoorbeeld het feit dat het auteursrecht is “uitgevonden” om makers van auteursrechtelijk beschermbaar werk de beslissing over die exploitatie te geven (en dus het recht om daar geld aan te verdienen)?
Lees het zelf eens. Er staat “het recht […] om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen”. Er staat niet “het recht om hieraan geld te verdienen”. Het maakt helemaal niet uit of iemand geld verdient of niet. Wat uitmaakt is de vraag of de daad een daad van openbaarmaking of veveelvoudiging is. Als het dat is (en niet onder deze of gene uitzondering valt), dan is het iets dat niet mag zonder toestemming van de auteursrechtenhouder, ongeacht of er geld aan verdiend wordt, en door wie. Als het dat niet is, dan is het niet iets dat onder het auteursrecht valt, opnieuw ongeacht of er geld aan verdiend wordt en door wie.
Artikel 1 van de Auteurswet wordt niet voor niets de belichaming van het exploitatierecht van de auteursrechthebbende genoemd. Exploitatie = geld verdienen.
In de traditionele Europese visie is auteursrecht eerder een mensenrecht, iets moreels. Je blijft met je poten van andermans werk af. En daarna komt dan het recht om eventueel geld te verdienen met het werk. Je ziet dit ook terug in de inbreuk-artikelen: nergens is commercieel gewin een factor om te bepalen of iets inbreukmakend is.
Geld verdienen voorop stellen is een Amerikanse benadering. En daarom hebben ze daar ook een uitgebreider fair use systeem waarin het commerciële karakter een rol speelt. Integraal niet-commercieel overnemen kan daar best legaal zijn, terwijl het dat bij ons eigenlijk nooit is.
Zeker, in Amerika is dit allemaal wat meer uitgesproken. Maar in mijn dagelijkse praktijk gaat het bij auteursrecht toch echt om exploitatie, hoor! Ik verwijs ook naar stap twee van de driestappen-toets van de EU: beperkingen op het auteursrecht mogen “geen afbreuk doen aan de normale exploitatie van het werk”…
@Lex – maar neem nu de casus van de Australische zanger Gotye, die in 2011 een wereldhit had met het liedje “Somebody that I used to know”. Toen bleek dat hij gebruik had gemaakt van wat melodie-lijntjes uit 1967, een liedje van de Braziliaan Luis Bonfá. Diens nabestaanden (!) melden zich en krijgen uiteindelijk 45% van de opbrengst van de wereldhit ‘Somebody’ als ‘schadevergoeding’.
Maar – welke schade is aangericht? De familie had van 1967 tot 2011, dat is 44 jaar lang, de gelegenheid om zelf iets te maken. Daarin hebben ze gefaald. Nu is het Gotye wel gelukt. Da’s mooi, zou ik zeggen! Stel dat Gotye dat liedje NIET op de markt had gebracht, zouden ze dan beter af zijn geweest? Antwoord: neen. Welke schade is er dan?
Als je naar de ” exploitatie” kijkt, zou ik het WEL begrijpen als er wordt opgetreden tegen exploitatie die een ander duidelijk schaadt (casus: artiest A neemt in de studio een geweldig lied op. Artiest B hoort de opname, doet snel het lied na, brengt het op markt en scoort een hit. Waardoor artiest A dit niet meer kan doen en dus geld misloopt. Hier is sprake van schade.) Maar in het overgrote deel van de gevallen IS er helemaal geen schade. Als er al een effect is, is dit eerder positief (in het geval van de Braziliaanse zanger: mensen die het lied van Gotye horen worden nieuwsgierig naar het origineel en willen dat ook kopen).
Kortom: alleen het feit dat je iets exploiteert houdt nog niet direct schade in. Het huidige beleid beloont in mijn ogen vooral afgunst (“Ik gun het een ander niet om iets te verdienen, ook al leidt ik zelf geen enkele schade”). Of wijkt mijn economen-logica nu teveel af van de juridische logica?
Pieter,
de schade is in principe het verlies van de mogelijkheid van zelfbeschikking. Misschien had die originele componist wel een rothekel aan Belgische Australiërs en zouden de erfgenamen liever droog brood eten dan de song aan zo iemand te licentieren, je weet het niet.
Nu ben ik het wel met je eens dat die schade objectief vastgesteld moet worden, niet op basis van wat een ander ermee verdiend heeft. 45% van een miljoenenhit is natuurlijk een mooi sommetje, en er is wel iets voor te zeggen dat de objectieve schade lager is.
Aan de andere kant, dan had Gotye maar eerder een licentie moeten vragen, dan was hij waarschijnlijk veel goedkoper uit geweest.
Overigens dacht ik dat die 45% een onderhandelingresultaat was, niet een door een rechter uitgesproken schadevergoeding.
hmm, ik had uit een ver verleden begrepen, misschien verkeerdelijk, dat het auteursrecht juist tot doel had de verspreiding van kunstzinnige/filosofische uitingen te bevorderen, en wel concreet door de auteur zeggenschap te geven over wie het onder welke voorwaarden mag publiceren, zodat hij veilig kan publiceren zonder bang te zijn voor namakers.
En er staat me ook nog bij dat een dergelijk argument ook wel eens in de klucht Karin Spaink tegen Scientology genoemd is: Je mag weliswaar niet kopieren, maar betogen dat iets geheim gehouden moet worden op basis van het auteursrecht is een brug te ver.
Maar Opa wordt oud, en misschien is zijn herinnering gekleurd door latere ervaringen.
In NL weet ik dat niet, maar in de USA is dat officieel inderdaad zo. In het achtste amendement van hun grondwet staat expliciet het zinnetje “to promote the progress of science and the useful arts”. Het middel dat daartoe ingezet wordt, is inderdaad een tijdelijk handelsmonopolie, zodat de kunstenaar ergens zijn rekeningen van kan betalen terwijl hij aan zijn volgende werk arbeidt.
Terzijde: bij het lezen van dar beruchte zinnetje vraag ik me altijd af wat nuttige kunsten dan precies zijn…
Zo kun je “exploitatie” inderdaad begrijpen. Om dergelijke misverstanden te voorkomen bezigt art. 1 Aw dan ook niet de term “exploitatie”, maar somt het expliciet de handelingen op waarop het auteursrecht ziet: openbaar maken en verveelvoudigen. Wijzen van “exploitatie” die niet onder “openbaar maken” of “verveelvoudigen” zijn te scharen vallen zeer zeker niet onder het auteursrecht. Dit is toch elementair.
Eigenlijk roept zo’n gerechtelijk uitspraak weer direct nieuwe vragen op.
Zou mooi zijn als er een soort Q&A zou komen met heldere afspraken over al dit soort zaken welke door juristen beoordeeld worden. Duidelijkheid naar het publiek toe is key.
Hoi Arnoud, Begrijp ik nu goed, dat ik web materiaal van iemand anders site kan presenteren alsof het mijn eigen informatie is? Dat is toch immers wat er gebeurt met embedded materiaal? Ik noem dat een directe vorm van plagiaat!
Plagiaat is geen juridisch begrip maar een ethisch/morele kwalificatie. Het is auteursrechtelijk toegestaan de werken van Newton onder je eigen naam uit te geven, want die auteursrechten zijn allang verlopen. Maar wetenschappelijk gezien is dit plagiaat, andermans idee/werk als je eigen werk presenteren.
Het Hof zegt dat linken en embedden geen mededeling aan een nieuw publiek oplevert. Dat raakt aan wat wij de economische of exploitatierechten noemen. Daarnaast heb je nog de persoonlijkheidsrechten: de naam van de maker moet op verzoek worden opgenomen en je mag een werk niet verminken. ZOu je iets zodanig embedden dat er een verminking ontstaat, of zou je de naam van de maker eraf knippen of verstoppen, dan ontstaat wellicht een overtreding van het persoonlijkheidsrecht.
Ik baal van deze uitspraak omdat auteurs nu hun werk beveiligd gaan aanbieden achter inlog-muurtjes. Ofwel, de inhoud is alleen volledig zichtbaar voor geregistreerde leden. Niet-leden krijgen dan niets te zien, of thumbnails, of een fragment, of met een supergroot watermerk. Dan is immers de groep beperkt tot alle leden van de site. Die leden zijn daarbij akkoord gegaan met de voorwaarden van die site en als iemand dan toch gaat embedden (als dat door een bug of onzorgvuldige code toch mogelijk is) dan is dat toch weer inbreuk.
En dan ontstaan er weer extra complicaties want als je met Facebook (of andere SM site) kunt inloggen op je account van de auteur dan zijn in principe weer alle Facebook leden deel van het publiek. Ze hebben zich alleen nog niet aangemeld. Als ik dan ga embedden op mijn facebook pagina, zou dat dan wel mogen? 🙂
Wie een inlogmuur optrekt ziet het aantal bezoekers flink dalen. Dat is minder advertentieinkomsten. Er blijft daarmee eigenbelang aanwezig om geen inlogmuur te gaan optrekken. Het is alleen een afweging tussen eigen adverstentieinkomsten, of inbedders geen adverstentieinkomsten gunnen geworden.
Ja en nee. Een halve login-muur die wel plaatjes toont maar met een groot watermerk erin of muziek laat horen maar van mindere kwaliteit voor niet-leden zou best nog populair kunnen worden. Als het inloggen daarnaast gratis is en je dan ook nog kunt mee-discussieren in de comments zoals dat hier in dit blog kan, dan denk ik dat velen wel lid worden. Als dat lidmaatschap ook nog eens gekoppeld wordt aan je Facebook/Twitter/LinkedIn/Google+ account dan is inloggen voor velen een makkie. Betaalmuren zullen wel veel leden kosten, maar een inlogmuur? Zal wel meevallen…
Het arrest zegt dat je geen toestemmming nodig hebt van de rechthebbende voor een url als die wijst naar een verspreiding die al met toestemming van de rechthebbende plaatsvindt.
Het gaat wat ver om dat door te trekken naar url’s die naar illegaal verspreide context verwijzen.
Het Hof zegt dat hyperlinken mag, omdat de hyperlink geen beschikbaarstelling aan een nieuw publiek oplevert. De copyrighthouder zette het op internet en wilde dus zelf heel internet bereiken. Die link helpt daar hooguit bij, maar de doelgroep wordt niet groter; meer dan dan heel internet is niet mogelijk.
Als je dat “geen nieuw publiek want heel internet” als criterium pakt, dan klopt het volgens mij wel. De initiële publicatie mag niet, want stelt een nieuw publiek beschikbaar. Maar de hyperlink naar de initiële publicatie vergróót het publiek niet. En als het publiek niet vergroot wordt, is er geen sprake van inbreuk.
Ik ben het eens met je redenering, maar een tegenargument valt te baseren op par. 24:
Als de houders van het auteursrecht in het geheel geen toestemming hebben verleend, zou je kunnen redeneren dat ieder publiek een “nieuw publiek” vormt (er is geen “oud publiek”).Ik denk echter niet dat je het zo kunt lezen. Het lijkt me ook niet dat de subjectieve wil van de auteursrechthouders er toe doet voor het bepalen van het “publiek” van een bepaalde mededeling. Mijns inziens moet het “publiek” van een mededeling objectief worden bepaald. Als iets zonder beperkingen op een website wordt geplaatst, dan is dat naar objectieve maatstaven gewoon een mededeling aan “alle internetgebruikers”, of iemand dat in werkelijkheid nou zo bedoeld heeft of niet.
Een hyperlink lijkt me dus legaal. Interessant wordt het als iemand een kopie maakt en op een website zet. Het maken van de kopie is uiteraard illegaal. Maar het op een website plaatsen van een kopie lijkt een mededeling te zijn van hetzelfde werk aan hetzelfde publiek, en dus op zichzelf legaal. Voor de hoogte van een eventuele schadevergoeding lijkt me dit niet per se zonder relevantie.
…maar een hyperlink kan natuurlijk een oorspronkelijk ongeautoriseerde mededeling niet opeens ‘witwassen’. Er is geen toestemming dus geen publiek dat daarbij in aanmerking is genomen (of liever dat publiek is nul) en dat blijft zo. Welk publiek de oorspronkelijk inbreukmaker voor ogen had, is irrelevant.
Er is geen sprake van witwassen. De inbreukmakende publicatie blijft inbreukmakend, want deze biedt het werk aan een niet door de rechthebbende voorzien publiek aan.
De discussie is of de hyperlinklegger apárt aan te spreken is op auteursrechtinbreuk. Volgens mij niet, omdat de hyperlink het publiek dat de initiële inbreukmaker aanboorde, niet verder vergroot. En het Hof zegt hier zoals ik het lees dat het vergróten van het publiek leidt tot een inbreuk.
(Naar Nederlands recht is de hyperlinklegger wel onrechtmatig bezig, zie ’t GeenStijl/Sanoma-arrest dat volgens mij een bredere norm voor onzorgvuldigheid neerlegt dan ZoekMP3, Mininova en aanverwante zaken.)
Dit kan ik, gelet op de formulering van het hof, niet met je eens zijn. Het hof is vrij expliciet in hoe dit “publiek” is gedefinieerd, te weten:
Het publiek wat een inbreukmaker aanboort is dus niet relevant. Als er geen toestemming van de rechthebbende is geweest voor publicatie, is de grootte van het publiek in bovenstaande definitie 0, en zal een link naar een onrechtmatige publicatie er dus toe leiden dat dat publiek wordt vergroot. Auteursrechtinbreuk dus.
Ik ben niet blij met de uitkomst, maar ik denk wel dat dit onderdeel van het arrest moeilijk anders kan worden uitgelegd.
Een belangrijk punt hier is het niet publiceren aan een nieuw publiek. Zou dit opgerekt kunnen worden naar torrents? 1) Volgens mij kan je het .torrent bestand zelf als een link zien. Het verwijst namelijk alleen maar naar iets, net zo als een link. 2) Hoe zit het nu met het daadwerkelijk downloaden en dus meestal tegelijk uploaden van bestanden via een torrent? Kennelijk is het nu belangrijk of je het verspreid naar een nieuw publiek, dat doe je niet met een torrent. Of is dit nog steeds niet toegestaan omdat je daadwerkelijk een kopie aan het verspreiden bent, ook al is dat niet naar een nieuw publiek.
Hoe werkt dat overigens als iemand met heel specifieke zoektermen naar een Google-zoekpagina linkt, met als doel dat de twijfelachtige websites met auteursrechtelijk beschermde werken in de bovenste zoekresultaten verschijnen?
Leuke post voor morgen, Arnoud! De PiratenPartij wil een gezamelijke rechtszaak tegen de BUMA/Stemra om die heffingen die ze hebben berekend voor het embedden weer terug te laten betalen. Wordt nog interessant. Met verkiezingen in de nabije toekomst hoop ik dat ze dit keer eens een zetel of drie winnen. In Amsterdam dan. Ancilla Tilia staat daar namelijk op de derde plek. 🙂
“Omzeilen inlog” lijkt me in dit geval nog een lastige om te definieren. Je kan een knullige login op je hoofdpagina zetten en vervolgens al je content “vrij” downloadbaar neerzetten. Het is al jaren bekend dat zo’n systeem absoluut niet werkt aangezien direkte links naar de content zonder inlog mogelijk zijn en er zijn genoeg technische maatregelen te implementeren om zoiets tegen te gaan.
Het lijkt me dat aangetoond moet worden dat de aanbieder realistisch voldoende maatregelen genomen heeft om linken/embedden tegen te gaan, of een verbod hier over in ieder geval duidelijk op zijn website heeft moeten publiceren, voordat je kan stellen dat iemand onrechtmatig gelinkt/embed heeft?
Ik heb in ieder geval in de EXIF data van al mijn foto’s een copyright gezet en de website(s) waar ze gepublished word(en) staat dit copyright ook vermeld. Ik sta standaard niet toe dat mensen mijn foto’s op hun website plaatsen, hoe ze dat technisch oplossen of waar de foto vandaan geladen wordt lijkt me niet relevant. Wat ik wel toe sta is om er naar te linken, ik zet ze immers vrij toegankelijk op het internet.
Ik ben erg verbaasd over het feit dat deze uitspraak op veel blogs wordt gezien als een “overwinning van de hyperlink”. Als het al een overwinning is is het een dubieuze overwinning at best; ik ben eerder van mening dat de hyperlink hier keihard – en mijns inziens onterecht – onder het regime van het openbaarmakingsrecht is gebracht.
Er zijn twee onderdelen van de uitspraak waar ik wel achter kan staan: Als je als rechthebbende iets op internet zet, bestaat het publiek waar je met die publicatie rekening mee moet houden uit alle potentiele internetgebruikers; een link naar een rechtmatig vrij toegankelijk op internet gepubliceerd werk kan dus geen nieuw publiek aanboren (r.o. 26) en is dus geen mededeling aan het publiek.
Ten tweede mogen lidstaten geen strengere regels opleggen dan de richtlijn voorschrijft. De conclusie zoals in de afgelopen breinzaken van “er is geen auteursrechtinbreuk, maar we noemen het lekker toch onrechtmatig ten opzichte van de rechtenhouder” is daarom m.i. niet langer mogelijk.
Echter de crux van het arrest zit wat mij betreft in ro. 18-20. Het hof stelt hier zonder enige reserves het plaatsen van een link naar een auteursrechtelijk beschermd werk gelijk aan het communiceren van dat werk! Het hof vindt dus het linken naar een werk gelijk aan het daadwerkelijk versturen van het werk aan iemand die daar om vraagt. Dit stuit mij om twee redenen tegen de borst.
Ten eerste is het mijns inziens een veel te brede uitleg van art. 3(1) van de auteursrechtrichtlijn. Voorbehouden aan de rechthebbende is volgens dat artikel voor zover hier relevant “de beschikbaarstelling van hun werken voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn”. Hoe een hyperlink uitgelegd kan worden als een dergelijke beschikbaarstelling is mij een raadsel: de hyperlink maakt het weliswaar makkelijker om een werk te vinden, maar de link zelf is niet in staat om een werk voor het publiek toegankelijk te maken; als ik op de hyperlink klik zal mijn computer het werk opvragen bij iemand anders. Of ik het werk ontvang of niet is geheel afhankelijk van de “bereidwilligheid” van de server waar naartoe gelinked wordt. De plaatser van de link heeft hierover geen enkele controle.
De tweede reden is een praktische: dit arrest leidt er mijns inziens toe dat zodra iemand linked naar een werk dat zonder toestemming van de rechthebbende is geplaatst, die link een openbaarmaking is van dat werk. De link is immers een “act of communication”, en de rechthebbende heeft het werk niet op internet geplaatst, en zal dus ook geen rekening hebben hoeven houden met de gehele internetpopulatie als publiek. De act of communication zal dus een nieuw publiek bereiken, en is dus een openbaarmaking waarvoor toestemming van de rechthebbende is vereist. Hoewel dit misschien in de praktijk nog redelijk is als je linked naar http://www.piraten.nl/moeilijkteradenmap/illegalefilm.avi (een geenstijl/sanoma achtige case), vind ik de uitkomst een stuk vervelender als het gaat om een “eerlijke” link. Mijns inziens heeft de uitspraak tot gevolg dat als ik op mijn website een link plaats naar de website van een landelijke krant, en die krant plaatst een foto op hun website zonder toestemming van de rechthebbende, niet alleen de website van de krant, maar ook alle links naar de website van de krant die foto openbaar maken en – bij afwezigheid van toestemming of een beperking – inbreuk maken op het auteursrecht! Ik maak dus auteursrechtinbreuk zonder dat ik daar zelf enige controle over heb. Dit kan niet de bedoeling zijn.
De juridische medewerkers van Brein zitten ongetwijfeld handenwrijvend achter hun bureau. Alle hyperlinks waar zij zich druk om maken zijn weliswaar niet meer aan te pakken onder 6:162, maar ze zijn allemaal wel opeens auteursrechtinbreuk. Goed voor de dreigende proceskostenveroordeling van Brein, en nog meer reden voor alleged inbreukmakers om maar vast aan Brein toe te geven voor het tot een zaak komt.
Ik sta niet te springen…
Als zelfstandig beroepsfotograaf vraag ik mij af in hoeverre door mij gemaakte foto’s, die ik aan een bedrijf of (overheids)organisatie heb geleverd om rechtmatig en met mijn naamsvermelding te gebruiken op hun website(s), door derden mogen worden embed op andere (commerciële) websites. Bij dit embedden denk ik dan aan het via een deeplink rechtstreeks tonen van de foto’s op de webpagina’s, zonder dat de bezoeker van deze websites iets hoeft te doen om deze foto’s getoond te krijgen. Ik kan mij niet voorstellen dat dit zomaar zou mogen. Dit betekent bovendien, dat ook al mijn foto’s op mijn eigen website en in mijn beeldbank via embedden op andere sites getoond kan worden, als gevolg waarvan ik exploitatieinkomsten misloop. In dit verband kan ik mij moeilijk een beeld vormen van wat in eerdere reacties werd genoemd over ‘aanklikbare links’ of ‘aanklikbare embeds’. Hoe zou dit dan met foto’s op embeddende websites plaatsvinden?
Sommige sites hebben een geografische restrictie terwijl je dat als bezoeker niet doorhebt. Bijvoorbeeld Ned 1/2/3 kun je in het buitenland niet zien. Stel dat je de stream zou embedden zonder geografische restrictie (want je hebt je niet gerealiseerd dat die er is) en de stream zelf niet geografisch afgeschermd is, dan zorg je voor een nieuwe openbaarmaking. Opzet e.d. zijn niet nodig voor een auteursrechtinbreuk, dus dat wordt betalen. Het blijft dus oppassen geblazen met embedden.