Intrigerende discussie in de comments vorige week: als je programma linkt tegen een GPL open source library, is je programma dan alleen onder de GPL te verspreiden? Immers, de GPL zegt dat je afgeleide werken alleen onder de GPL mag verspreiden. En wat is er nu meer afgeleid dan een programma dat noodzakelijkerwijs een library gebruikt? Het programma wérkt niet zonder de library. Maar Europees auteursrechtelijk waag ik dat toch te betwijfelen.
De term ‘afgeleid werk’ is een tikje ongelukkig. De term komt uit het Amerikaans auteursrecht; in Europa kennen we alleen de ‘verveelvoudiging in gewijzigde vorm’, oftewel een kopie, al dan niet aangepast, van (een deel van) het werk. Dat klinkt inderdaad wat beperkter, en dat is het volgens mij ook.
In de SAS/WPL-uitspraak heeft het Hof van Justitie de grenzen getrokken van het software-auteursrecht. In die zaak beriep SAS zich op een auteursrecht voor haar programmeertaal en functionaliteit daarin, maar gedaagde WPL kreeg gelijk, zo’n auteursrecht bestaat niet.
Auteursrecht op software bestaat volgens de hoogste Europese rechter alleen op de broncode en de daarvan afgeleide uitvoerbare code. Men noemt dit de ‘uitdrukkingswijzen’ en daaronder wordt alleen datgeen verstaan dat tot “reproductie van het computerprogramma of tot het computerprogramma zelf kunnen leiden”. Je moet dus, kort gezegd, met wat er overgenomen of gebruikt is in het andere werk, het originele programma zelf althans gedeeltelijk kunnen terugvinden.
Bij het gebruik van een software library roep je in je eigen programma een functie aan, waarna de implementatie van de library wordt uitgevoerd om de betreffende functionaliteit te realiseren. In het SAS/WPL arrest ging het om functies uit een programmeertaal, maar ik zie het verschil niet met een API van een specifieke bibliotheek. In feite is de implementatie van een programmeertaal ook een library (of set libraries) die je middels een API aanroept. Wil je in C een tekst op het scherm, dan zeg je printf("Hello, world!");
, waarna libc de implementatie daarvan uitvoert, en wil je bij GNU readline een regel invoer verkrijgen dan zeg je readline(my_prompt);
, waarna readline de implementatie daarvan uitvoert. Dat is technisch volgens mij dus hetzelfde.
Meer algemeen, als het aanroepen van een functie van een bibliotheek zou meebrengen dat je het auteursrecht op die bibliotheek schendt, dan zou het auteursrecht dus in feite de functionaliteit beschermen die achter de functie zit. En dát is nadrukkelijk niet de bedoeling in het Europese auteursrecht.
Gelet op deze overwegingen moet worden geconstateerd dat, wat de elementen van een computerprogramma betreft (…), noch de functionaliteit van een computerprogramma, noch de programmeertaal en de indeling van gegevensbestanden die in het kader van een computerprogramma worden gebruikt teneinde de functies daarvan te benutten, een uitdrukkingswijze van dit programma vormen in de zin van [het auteursrecht].
Het opnemen van een functie-aanroep in je programma (zoals printf("Hello, world!");
of readline(my_prompt);
) kan dus niet leiden tot een auteursrechtinbreuk op libc of GNU readline, omdat die functie-aanroep nog geen uitdrukkingswijze van het programma libc dan wel readline vormt. Pas als je code zou overnemen, ook in gedeelten, zou er inbreuk kunnen ontstaan.
Wat de GPL of de FSF zeggen over afgeleide werken, linken of Complete Corresponding Source doet er hierbij volstrekt niet toe: je komt pas aan terminologie uit een licentie toe als er sprake is van inbreuk. Pas dan zou de aanroeper van de software immers hoeven te zeggen “geen inbreuk, ik heb een licentie”.
Het argument uit Oracle/Google dat het maken van de API zélf creatief is, gaat hierbij niet op. In die zaak werd Google’s API-kloon van Java inbreukmakend geacht omdat Oracle creatieve arbeid had gestoken in het definiëren daarvan. Maar dat was natuurlijk ook het geval bij de SAS programmeertaal waarvoor WPL programma’s maakte. De functionaliteit, dus ook hoe de functies heten, wat ze doen en welke parameters en return values daarbij horen, is geen “uitdrukkingswijze” van het programma.
Een complete reproductie van de API zou mogelijk wél inbreuk kunnen zijn. In de SAS/WPL uitspraak stond ook de eigen handleiding van WPL ter discussie, waarin elke functie was opgenomen (maar volgens mij ook stukken tekst uit de documentatie van SAS). Dit is iets dat de rechter per geval moet onderzoeken: hoe veel is er overgenomen en hoe creatief is hetgeen overgenomen is? Mogelijk dat bij een handleiding het citaatrecht nog een verweer kan zijn, maar bij een volledige overname met als doel een interface-compatibele kloon te schrijven twijfel ik zeer of dat opgaat. Maar wellicht biedt dit dan een lichtpuntje:
In deze context moet worden gepreciseerd dat indien een derde een gedeelte van de bron- of doelcode betreffende een voor een computerprogramma gebruikte programmeertaal of indeling van gegevensbestanden zou aanschaffen en hij met behulp van deze code soortgelijke elementen in zijn eigen computerprogramma zou creëren, deze handeling mogelijkerwijs een gedeeltelijke reproductie in de zin van [het auteursrecht] zou opleveren.
Het lijkt dus echt nodig dat er ook broncodes worden overgenomen. En puur de definities van de functies voldoen niet snel aan die eis.
Wat vinden jullie? Is er een wezenlijk verschil tussen een API van een of andere bibliotheek aanroepen versus de functies uit een programmeertaal? Maakt het uit of er maar één implementatie van die API+bibliotheek is? Of zijn er andere redenen om een API-aanroep toch inbreuk op het auteursrecht te noemen?
Arnoud