Geen strafvervolging naast alcoholslot mogelijk

alcoholslotIemand die verplicht moet deelnemen aan het alcoholslotprogramma kan daarnaast niet ook nog strafrechtelijk worden vervolgd. Dat bepaalde de Hoge Raad dinsdag. De reden hiervoor is erg formeel: het alcoholslot wordt op grond van het bestuursrecht opgelegd, en bestuursrecht bestaat naast het strafrecht. Zo zou iemand dus twee keer gestraft worden voor hetzelfde feit, en dat is tegen een basisbeginsel uit het recht: “ne bis in idem”, in het Latijn.

Het alcoholslotprogramma bestaat sinds 1 december 2011 en wordt opgelegd aan bestuurders van motorvoertuigen die worden aangehouden met een hoog ademalcoholgehalte of die de blaastest weigeren. In die situatie kun je naar het CBR gestuurd worden, die je rijbewijs dan intrekt en pas weer vrijgeeft als je toestemming hebt gegeven voor het inbouwen van een alcoholslot zodat je niet meer kunt rijden wanneer je alcohol in je bloed hebt. Het inbouwen kost zeker 4000 euro en dat moet je zelf betalen.

Een prima idee, wat mij betreft, zelfs al zit er het nadeel aan dat je eventueel een vriend kunt laten blazen als je zelf dronken bent. Maar het juridische probleem ontstond toen bleek dat mensen náást het alcoholslot ook nog boetes of zelfs gevangenisstraf konden krijgen.

Een basisprincipe uit het recht is dat je niet twee maal gestraft mag worden voor hetzelfde. Een boete krijgen (of de cel in moeten) is een straf, dat is duidelijk. Maar is een alcoholslot dat ook? Het is in theorie vrijwillig, je moet er formeel voor kiezen en je mág nee zeggen – alleen heeft ‘nee’ zeggen tot gevolg dat je vijf jaar geen auto mag besturen, pas daarna krijg je dan je rijbewijs terug. Dat komt in essentie neer op een verplichte opgelegde maatregel, zeg maar net zo vrijwillig als dat je bij een gevangenisstraf te horen krijgt dat je maandagochtend je mag melden bij de hoofdingang van het cellencomplex.

De Hoge Raad bepaalt dat het alcoholslot dan ook in feite een straf is, net zo goed als een boete die je opgelegd krijgt voor rijden onder invloed. En dan krijg je dus twee keer straf als je zowel een boete krijgt als een alcoholslot, en dat mag niet. Dat de een formeel uit het Wetboek van Strafrecht komt en de andere uit het bestuursrecht, doet daarbij niet ter zake.

Een belangrijke reden lijkt te zijn geweest dat je bij het CBR niet zomaar in beroep kunt gaan, en ook dat men de omstandigheden van de verdachte niet meeneemt. Dat soort zekerheden zitten in een rechtszaak bij de strafrechter wel ingebouwd. Dus daar ligt dan wellicht de oplossing: pas het wetboek van strafrecht aan en benoem het alcoholslot als een expliciete straf.

Het voelt voor mij dan ook een beetje als een formeel spelletje: ja klopt, je hebt gelijk dat het 2x straffen is maar dit is toch iets dat vrij simpel op te lossen is. Maar ja, als het om autorijden en straffen daartegen gaat, dan wordt elk formeel puntje aangegrepen om het proces zo veel mogelijk te vertragen.

Arnoud

Telefoonabonnement met ‘gratis’ gsm is koop op afbetaling

telefoon.jpgWie een telefoonabonnement met toestel afsluit, valt onder de regels van koop op afbetaling. Dat bepaalde de Hoge Raad vorige week. Dat providers allerlei benamingen en constructies verzinnen om dit anders te maken, gaat ze niet helpen: het gaat hier om consumentenbescherming en dan moet je kijken naar de bedoeling en strekking van de wet. Je mag dan door die constructies heen prikken en het beestje bij de naam noemen.

De zaak draaide om een vrouw die meerdere telefoonabonnementen had afgesloten (waarom is me niet duidelijk) en vervolgens niet betaalde. De provider wilde dit bij de rechter afdwingen, en de kantonrechter besloot de Hoge Raad nu eens te vragen hoe je moet omgaan met zulke kwesties. Dat heet ‘prejudiciële vragen’, en het is een tikje flauw dat een juridische hulplijn te noemen maar dat is het wel.

De vraag is belangrijk, want de juridische kwalificatie van een transactie kan behoorlijk uitmaken voor de rechten en plichten. Als een abonnement met telefoon bijvoorbeeld kan worden aangemerkt als koop op afbetaling (art. 7a:1576 BW) , gelden bijzondere wettelijke regels. Zo kun je dan niet bij wanbetaling zomaar het gehele restbedrag ineens opeisen (art. 7a:1576c BW). Ook zijn er regels over consumentenkredieten (afd. 2a boek 7 BW), en daarvan kun je spreken als mensen een product krijgen en pas na twee jaar daarvoor betaald hebben. En ook die regels beschermen de consument.

De provider had gesteld dat de telefoon een gratis weggevertje was, en dat men alleen betaalde voor telefonie en dergelijke diensten. En een kadootje doen bij een abonnement maakt dat abonnement nog geen koop op afbetaling, en van een krediet kun je dan al helemaal niet meer spreken. Dat voelt een tikje als een truc, zeker als je je (zoals opa Arnoud) wat oudere reclame en foldertjes herinnert waarin toch stond dat je de telefoon niet gratis krijgt maar betaalt via je abonnementstermijnen. En aangeklaagd werd voor de telefoonwaarde als je je contract ontbond.

De HR heeft ook geen zin in spitsvondige juridische trucjes maar is verrassend fris en simpel:

[Het is] het meest in overeenstemming met de financiële en bedrijfseconomische werkelijkheid, de verwachtingen die partijen mogen hebben en de consumentenbeschermende strekking van de hiervoor bedoelde wettelijke regelingen, om tot uitgangspunt te nemen dat de overeengekomen, door de consument te betalen maandbedragen niet alleen betrekking hebben op de vergoeding voor de door deze af te nemen telecommunicatiediensten, maar mede strekken tot afbetaling van een koopprijs voor de mobiele telefoon.

Oftewel: zonder tegenbericht is een telefoon bij een abonnement een koop op afbetaling. De provider mag proberen te bewijzen dat het anders is, maar hij zal dan in ieder geval moeten laten zien dat de consument nooit een cent betaalt en hoeft te betalen voor de telefoon. En dat zal niet meevallen als de abonnementen mét telefoon duurder zijn dan die zonder (de sim only abonnementen).

Lukt dat niet, dan mag de consument de overeenkomst vernietigen wegens strijd met de eisen van koop op afbetaling en consumentenkrediet. Maar omdat het gaat om een deel van de overeenkomst, alleen de telefoon immers, kan de rechter ook besluiten om alleen dat deel te vernietigen (art. 3:41 BW) en de rest van de overeenkomst in stand laten.

Voor het argument dat dit wel érg vervelend is voor de providers, is de Hoge Raad niet gevoelig. De wet is de wet, en er stáát geen uitzondering voor telecommunicatiedienstverleners die telefoons op afbetaling verkopen in de wet.

Cynische Arnoud vraagt zich nog steeds af of bedrijven door dit soort uitspraken hun beleid gaan aanpassen.

Arnoud